Mensen met autisme hebben problemen met de pragmatische aspecten van communicatie: ze vatten alles letterlijk op. Nijmeegse onderzoekers hebben aangetoond dat de hersenen van autisten ook al bij eenvoudigere taalverwerkingstaken meer moeite moeten doen dan de hersenen van neurotypische mensen.
Mensen met autisme kost het meer moeite om opvallende zinnen van onverwachte sprekers te begrijpen dan mensen zonder een autistische stoornis. Dit blijkt uit onderzoek van Nijmeegse wetenschappers dat deze week in Brain gepubliceerd is. Volgens de onderzoekers toont dit aan dat de problemen met pragmatisch taalbegrip bij autisme niet alleen voorkomen bij complexe taken als het begrijpen van humor en ironie. Ook eenvoudigere verwerkingstaken zijn al lastig voor mensen met een autistische stoornis.
Letterlijk taalbegrip
Eén van de kenmerken van autisme is dat taal heel letterlijk opgevat wordt. Iemand met autisme zal niet begrijpen dat je eigenlijk wil dat hij het raam dicht doet, als je zegt ‘ik heb het koud’. Ook spreekwoorden vat hij letterlijk op. Grapjes en ironische opmerkingen zal hij niet kunnen plaatsen. Dit zorgt voor flinke sociale problemen in het dagelijks leven. Tot nu toe werd altijd gedacht dat deze moeilijkheden alleen optraden bij complexer taalgebruik, maar de Nijmeegse onderzoekers tonen aan dat de hersenen ook al bij eenvoudigere taken meer moeite moeten doen dan de hersenen van neurotypische mensen.
Stem passend bij uitspraak
De onderzoekers lieten 24 hoogfunctionerende autistische en 24 neurotypische proefpersonen luisteren naar verschillende zinnen, terwijl ze in een MRI-scanner lagen. Deze zinnen pasten wel of juist niet bij de stem die de zin uitsprak, op grond van leeftijd, geslacht of sociale achtergrond. Bij een kinderstem past bijvoorbeeld niet ‘Ik drink elke avond een glas wijn voor het slapen’. En bij iemand met een bekakte stem kijk je vreemd op als hij zegt dat hij een grote tatoeage op zijn rug heeft. De onderzoekers bekeken welke hersengebieden actief waren tijdens het verwerken van deze zinnen.
Beide groepen konden buiten de scanner precies zeggen wat er zo opvallend was aan sommige van de zinnen. Toch zagen de onderzoekers op de MRI-scans duidelijk verschillen tussen de autismegroep en de neurotypische controlegroep. Tijdens zinnen die niet pasten bij de spreker was bij de autismegroep meer hersenactiviteit meetbaar in de rechter inferior frontale gyrus. Dit is een hersengebiedje vóór in de hersenen. Bij de controlegroep was dit gebiedje ook actief, maar lang niet zo sterk als bij de autismegroep.
Overlopende activiteit
Eigenlijk is het vreemd dat de extra activiteit in de rechter hersenhelft plaatsvindt. Taalbegrip vindt namelijk vooral plaats in de linker hersenhelft. Maar de onderzoekers wijzen erop dat het vaker voorkomt dat activiteit ‘overloopt’ naar de rechter hemisfeer als de taak te groot is voor de linker helft alleen. De binnengekomen informatie is voor mensen met autisme zo moeilijk te verwerken, dat de rechter hersenhelft bij moet springen.
Lees verder:
- Breintaal
- Autisme beïnvloedt het hele brein
- Tragere taalverwerking bij autisten