Vreemde talen leren doe je vooral als je jong bent en op school zit. Toch is het juist op latere leeftijd ook heel goed om een nieuwe taal te leren. Om je geheugen te trainen en voor de sociale contacten.
Eigenlijk is er nog niet zoveel bekend over de effecten van het leren van een nieuwe taal op de hersenen van ouderen. Maar de laatste jaren wordt er steeds meer onderzoek naar gedaan, omdat er aanwijzingen zijn dat het de perfecte manier is om je brein uit te dagen. Ook is er onderzoek dat heeft aangetoond dat meertaligen later symptomen van Alzheimer vertonen dan eentaligen. Daarom wordt er nu onderzocht of je dat soort effecten ook kunt bereiken als je als ééntalige op latere leeftijd nog een nieuwe taal leert. Maar is het überhaupt mogelijk om op latere leeftijd nog een heel nieuwe taal te leren? En valt er al iets te zeggen over de voordelen ervan? Daarover spraken we met Mara van der Ploeg die in november promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Kun je een nieuwe taal leren op oudere leeftijd?
“Absoluut. Eén van de toffe uitkomsten van mijn onderzoek is bovendien dat het niet alleen kan, maar dat mensen het ook nog eens heel erg leuk vinden. Voor mijn onderzoek heb ik een onlinecursus Engels gemaakt voor 65-plussers. De deelnemers kregen gedurende drie maanden wekelijks twee uur les in groepjes van 5 of 6 deelnemers. Ze vonden het allemaal heel jammer toen het was afgelopen.”
Hoe groot was de groep deelnemers en waren er grote leeftijdsverschillen?
“De groep waarop ik mijn onderzoeksresultaten heb gebaseerd was uiteindelijk vrij klein, namelijk 16 personen, en dat is te wijten geweest aan corona. Daardoor moesten we het online doen en dat is met deze groep sowieso al lastig. Maar door corona zijn er ook mensen afgevallen die ziek werden. Dus uiteindelijk zijn er 16 mensen overgebleven en die waren allemaal 65+. De oudste deelnemer was achterin de zeventig.”
Waarom heb je zelf een cursus gemaakt? Er is toch een groot aanbod aan taalcursussen?
“In de standaard tekstboeken gaat het heel vaak over school of werk, dus die onderwerpen sluiten minder goed aan bij deze doelgroep. Er is voorheen ook nooit onderzoek gedaan naar de behoeften van oudere taalleerders. Wij hebben daarom een behoefteanalyse uitgevoerd, en daaruit kwam naar voren dat ze vooral een nieuwe taal willen leren om met anderen te kunnen communiceren en om te reizen. Daar hebben we onze methode op aangepast. Dus daarin hebben we de focus gelegd op spreekvaardigheid. Ook bleek dat deze groep een voorkeur heeft voor het leren van expliciete grammaticaregels. Daarom leerden we de helft van de groep expliciete grammaticaregels en de andere helft niet; die moesten de regels op een impliciete, natuurlijke manier leren.”
Hoeveel Engels kenden de deelnemers vooraf en na afloop van de cursus?
“Engels is denk ik voor geen enkele Nederlander echt helemaal nieuw, maar we hadden wel als voorwaarde dat de kennis van het Engels niet te goed mocht zijn. We hebben hun kennis voorafgaand aan de cursus en na afloop getest. En dan ook nog drie maanden later om te kijken of het was blijven hangen. En ja, dat was het geval! Dat was wel op groepsniveau. Het liefst zou ik ook nog ingegaan zijn op individuele verschillen. Die zijn namelijk heel groot bij ouderen, omdat ze al veel levenservaring hebben, maar de groep was te klein om daar onderzoek naar te kunnen doen.”
Wat zijn factoren die die onderlinge verschillen verklaren?
“Daar heb ikzelf dus geen onderzoek naar gedaan, maar je moet dan denken aan dingen als: hoeveel talen spreek je al, wat is je opleidingsniveau, wat voor werk heb je gedaan, lees je veel of doe je andere activiteiten die cognitief stimulerend zijn? En ik denk dat er ook nog een heleboel dingen zijn waarvan we nog niet weten dat ze meespelen. Dit hele onderzoeksveld is echt supernieuw.”
Je hebt ook onderzocht welke voordelen het leren van een taal biedt. Zijn er cognitieve of andere voordelen?
“Voor zowel de groep met de expliciete instructie als de groep met de impliciete instructie vonden we een toename van de inhibitie-vaardigheden: dat betekent je even iets in je geheugen kunt ‘parkeren’ om met wat anders bezig te gaan. Dus als wij nu in het Engels zouden spreken, dan ben ik mijn Nederlands tijdelijk aan het wegduwen, dus dan zou dat een voorbeeld zijn van inhibitie. En we vonden verder dat die expliciete groep na de cursus beter scoorde op werkgeheugen.”
“Met je werkgeheugen kun je dingen even vasthouden om een taak af te ronden. En je ziet vaak dat zowel inhibitie als werkgeheugen echt afnemen naarmate we ouder worden. Dus in dat opzicht is het heel tof als iets als drie maanden een taal leren, daaraan kan bijdragen. Het was wel een heel kleine groep, dus daar zitten allemaal haken en ogen aan. Maar het lijkt erop dat we een paar kleine effecten hebben gevonden voor cognitie. Voor de taalvaardigheid hebben we gevonden dat het algemene spreekniveau van de deelnemers omhoogging, net als hun woordenschat. Maar ook het welzijn van de deelnemers ging omhoog gedurende de cursus. En dat is natuurlijk heel mooi.”
Hoe heb je het welzijn getest: met een vragenlijst?
“Ja, maar ook op een andere manier: de mensen die meededen kregen elke dag huiswerk. Daarbij zat ook een soort dagboekje met vragen als: hoeveel tijd ben je bezig geweest, hoe gemotiveerd was je en wat voor cijfer geef je je leven op dit moment. En daar zagen we echt een stijgende lijn. We zagen ook dat hun taalangst naar beneden ging. Ook nu merk ik het nog aan de reacties die ik krijg van de deelnemers. Eén van hen is bijvoorbeeld een universitaire cursus Engels gaan volgen.”
Zijn er grote verschillen in de manier van leren tussen jong en oud?
“Van jongere leerders weten we dat ze heel weinig vragen stellen. Terwijl onze oudere leerders juist ontzettend veel vragen stelden. Vragen als: ‘Dat woord dat je net noemde, is dat een synoniem voor dat andere woord?’ Dat zijn vragen die laten zien dat ze heel erg eigenaar zijn over hun eigen taalleerproces. Dat ze boven de interactie uitstijgen; jongeren stellen heel weinig van dat soort vragen. Oudere taalleerders weten dus heel goed wat ze willen leren, en hoe ze het willen leren.”