Hoe leren we onze moedertaal? Deze vraag stond centraal tijdens de lezing van promovenda Brigitta Keij tijdens Bessensap 2013. Keij: “Veel mensen denken dat het leren van taal begint met het uitspreken van het eerste woordje. Maar daarvóór gebeurt er al ontzettend veel. Baby’s luisteren in eerste instantie naar het ritme van de taal.”
Eigenlijk begint taal leren met luisteren. En dat luisteren begint al voor de geboorte, in de buik. Met vijf maanden is het gehoor van een foetus zodanig ontwikkeld dat het geluiden kan opvangen van buiten. “Dat klinkt een beetje als neuriën,” vertelt Brigitta Keij tijdens de eerste Masterclass op Bessensap 2013. Keij is als promovenda verbonden aan het babylab van de Universiteit Utrecht. Haar promotieonderzoek gaat over het allereerste stadium van de taalontwikkeling.
Brij van woorden
De manier waarop baby’s naar taal luisteren, is vergelijkbaar met de manier waarop wij naar een voor ons vreemde taal luisteren. Het klinkt als een brij van woorden: de grenzen tussen woorden zijn nog helemaal niet duidelijk. Anders dan in geschreven taal, waar spaties grenzen tussen woorden weergeven, zijn de woordgrenzen in gesproken taal moeilijker te herkennen.
Vooral wanneer mensen snel spreken is er geen adempauze tussen woorden te horen. Meestal zijn woorden zelfs helemaal aan elkaar vast geplakt: davinknieleuk. Je kunt hier tegenin brengen dat ouders hun taalgebruik nogal eens aanpassen aan het kind. Toch blijkt uit onderzoek dat slechts tien procent van het taalgebruik van ouder op kind bestaat uit losse woordjes. De rest bestaat wel degelijk uit hele zinnen, aldus de promovenda.
Ritme van de taal
Hoe ontdekken baby’s dan de grenzen tussen woorden? Daarbij helpt het ritme van de taal, legt Keij uit: “Het ritme van de taal is een aaneenschakeling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen.” Elke taal heeft zijn eigen ritme, of klemtoonpatroon: zo ligt de klemtoon in Nederlandse woorden meestal op het woordbegin, maar in het Turks ligt dat juist op het woordeinde.
Kinderen ontwikkelen al heel snel een voorkeur voor het ritme van hun eigen moedertaal, weet Keij uit onderzoek in het babylab. Ze legt uit hoe de experimenten met baby’s in zijn werk gaan: “Bij baby’s meten we aandacht en interesse aan de hand van kijk- en luisterexperimenten. Kijktijden meten we met een zogenaamde eyetracker-camera.”
In één van de experimenten kregen baby’s van zes maanden een vrouwenhoofd te zien dat de ene keer met het klemtoonpatroon van het Nederlands en de andere keer met het klemtoonpatroon van een andere taal dan het Nederlands sprak. Deze kinderen keken het langst wanneer de vrouw met het klemtoonpatroon van het Nederlands sprak, en lieten daarmee een duidelijke voorkeur zien voor hun moedertaal. Keij: “Deze uitkomst laat zien dat de taalontwikkeling al ver voor het eerste woordje aan de gang is.”
Kansberekening
Dat baby’s hun moedertaal al zo snel herkennen heeft dus alles te maken met het kunnen herkennen van het klemtoonpatroon. En dit op zijn beurt is een belangrijke eerste stap op weg naar het ontdekken van woordgrenzen. Maar daarbij spelen ook nog andere aspecten een rol, legt de onderzoekster uit. Zoals bijvoorbeeld klankopeenvolgingen: “Er wordt momenteel veel onderzoek gedaan naar de verwerking van taal door baby’s. Daaruit blijkt dat baby’s tijdens het luisteren naar taal continu aan het berekenen zijn hoe vaak ze een bepaalde klankcombinatie al hebben gehoord en hoe waarschijnlijk de kans is dat die klankcombinatie binnen de grenzen van een woord valt.” Op het moment dat een kind zijn eerste woordje laat horen, is het dus al veel verder in de taalontwikkeling dan wij misschien denken.