Daar ben ik weer, na anderhalf jaar eindelijk weer terug op de plek waar het allemaal begon voor mij. Suriname. En niet alleen het eten en klimaat is weer even wennen, ook de taal levert soms wat kleine misverstanden op.
Zoals je misschien wel weet is het Nederlands nog altijd een van de voertalen van Suriname. Je zou denken dat de communicatie hier vlekkeloos verloopt, maar dat valt nog niet altijd mee. De meeste woorden komen me bekend voor, maar de betekenis is vaak toch net iets anders. Zo schrik ik op een dag tamelijk als een van mijn vrienden me vertelt dat haar dochtertje de volgende dag ‘een spuitje’ zal krijgen. Gelukkig blijkt het gewoon om een inenting te gaan.
Op mijn beurt word ik weer raar aangekeken als ik na het eten zeg dat ik ‘vol’ zit. ‘Vol’, dat zijn hier namelijk vooral katten en honden, maar dan niet van eten maar van naderend nageslacht.. Als je duidelijk wil maken dat je geen nieuwe (grote) portie meer hoeft zeg je hier gewoon netjes dat je ‘je bekomst’ hebt. Een beetje archaïsch dus.
Stoten en slaan
Werkwoorden betekenen ook niet altijd hetzelfde. Dat stoten ongeveer hetzelfde is als duwen klinkt voor sprekers uit Nederland nog vrij logisch. Het is voor ons dan nog enigszins te volgen dat deelnemers aan mijn onderzoek een plaatje waarbij een meisje van de tafel af wordt geduwd door een man omschrijven met ‘stoten’. Maar wist je dat je ook een kinderwagen over straat kan stoten? En dat wil dan dus niet zeggen dat het kind gelijk alle kanten op wordt gelanceerd, maar betekent gewoon dat je een lieflijk wandelingetje maakt..Dit komt omdat ‘stoten’ in het Nederlands van Nederland altijd betekent dat iets per ongeluk gaat, terwijl het in het Surinaams Nederlands ook intentioneel kan zijn.
Ook het werkwoord ‘slaan’ betekent niet precies hetzelfde. De kat die op een dag tijdens mijn veldwerk ‘geslagen’ was, was niet met een vuist te lijf gegaan, maar lag – excuses voor het treurige verhaal – aan de kant van weg omdat hij was aangereden (door een auto). De betekenis van beide werkwoorden lijkt dus ‘breder’ te zijn geworden: ‘stoten’ is niet per se per ongeluk, en ‘slaan’ is niet per se een actie waarbij een hand betrokken is.
Geen woord Chinees
Nu maak ik het mezelf natuurlijk ook wel extra moeilijk door ook Javaans te willen leren. De mater familias vat dit op als een vrijbrief om me ongeveer elke vijf minuten een opdracht te geven in het Javaans, die ik vaak verkeerd uitvoer omdat mijn Javaans toch nog wel een beetje broko-broko (‘gebroken’) is. Zo bega ik op een dag de doodszonde van het laten aanbranden van de tempeh, oei..
Van spraakverwarring heeft ze zelf geen last, zo wordt duidelijk als ze aan het onderhandelen is met een klant die fruit komt kopen. Ondanks het feit dat ze geen taal delen – de klanten spreken voornamelijk Chinees, en zij zelf Javaans – verloopt de transactie toch zonder communicatieproblemen, door het creatieve mengen van meerdere talen, in dit geval Sranantongo en Nederlands. Wanneer er gevraagd wordt om korting heeft ze een duidelijk antwoord klaar: ‘Ala sani duri. Korting-korting no dé.’ Dat is zelfs voor iemand met mijn gebrekkige kennis van het Sranantongo nog luid en duidelijk te verstaan: ‘Alles is duur. Geen korting!’ Daar zit geen woord Chinees bij.