Naar de content

Student, spreek je moerstaal!

Unsplash, Brooke Cagle via CC0

Tegenwoordig is driekwart van de masteropleidingen in het Engels. Maar wat betekent de verengelsing van ons onderwijs voor de maatschappij?

17 februari 2020

Johanna de Vos van de Radboud Universiteit promoveerde in 2019 op haar onderzoek naar de verwerving van een tweede taal in een naturalistische (niet-experimentele) context. Ze onderzocht onder andere wat het effect was van het volgen van een universitaire opleiding in het Engels op de cijfers van 118 Nederlandstalige psychologiestudenten. Wat bleek? Bij het Engelstalige programma scoorden de studenten gemiddeld een 6,7 terwijl dit bij het Nederlandstalige programma een 7,2 was.

“Dit is één van de weinige studies waarin objectieve uitkomstmaten zijn gebruikt om te onderzoeken wat het effect is van een opleiding in een andere taal dan je moedertaal op de studieprestaties,” vertelt emeritus hoogleraar taalpsychologie Annette de Groot. “Bij eerdere studies ontbrak vaak een controlegroep of werden er geen feitelijke uitkomstmaten gebruikt maar bijvoorbeeld zelfevaluaties.” Een ander onderzoek waarin objectieve prestatiematen gebruikt werden is een ouder Delfts promotieonderzoek van Diana Vinke. Ook zij ontdekte dat studenten slechter presteerden wanneer het onderwijs in het Engels gegeven werd.

De Groot is een uitgesproken tegenstander van de verengelsing van het Nederlandse onderwijs en één van de vaandeldragers in het publieke debat, dat heviger werd na een publieke oproep aan de Tweede Kamer in 2019. In deze oproep uiten 194 prominenten hun grote zorg over de positie van het Nederlands in het hoger onderwijs en vragen zij om wettelijke versterking hiervan.

De Groot verbaast zich vooral over het gemak waarmee het Engels kon oprukken in ons onderwijs, terwijl wetenschappelijk onderzoek nooit heeft aangetoond dat hier positieve effecten aan zitten (zie kader). “Een gemiddeld verschil van een half punt in je cijfer lijkt op het eerste gezicht gering, maar vergis je niet: dit betekent dat het aantal onvoldoendes van 16 procent naar 29 procent toeneemt, en dat het aantal excellente cijfers van 25 procent naar 13 procent afneemt, zoals Diana Vinke in 1995 al voorrekende. Dit kan leiden tot studievertraging, verlies van motivatie en het missen van een cum-laudejudicium,” aldus De Groot.

Nederlands en/of Engels?

In 2017 bracht de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW), in opdracht van de minister OCW, het rapport ‘’ naar buiten over het beleid van de taalkeuze in het hoger onderwijs. De argumenten vóór het Engelstalig onderwijs worden in dit rapport onderverdeeld in drie categorieën.

1. Engelstaligheid van de opleidingen is noodzakelijk om te kunnen opereren in een sterk internationale omgeving, waarbij studenten worden opgeleid tot wereldburgers.

2. De vraag waar studenten na hun afstuderen terechtkomen, bepaalt bij veel opleidingen de taalkeuze. Bij een opleiding die sterk op de internationale beroepenmarkt is gericht, wordt meestal gekozen voor het Engels.

3. Instellingen voor hoger onderwijs concurreren met elkaar en zoeken naar de beste manieren om studenten en personeel aan zich te binden. Zo kan de keuze voor Engels gemaakt worden om bepaalde opleidingen te behouden en/of de instroom van studenten op peil te houden.

Universiteiten noemen daarnaast zelf als voordeel van Engelstalig onderwijs dat dit de instroom van internationale studenten mogelijk maakt, wat volgens hen positief kan bijdragen aan de opleiding en aan de Engelse taalvaardigheid van Nederlandstalige studenten.

Feitelijk bewijs voor de voordelen van een ‘international classroom’ ontbreekt echter vooralsnog. In een internationale overzichtsstudie uit 2018 naar de effecten van de Engelse taal als onderwijstaal in het hoger onderwijs, valt op dat er de afgelopen decennia maar zeer beperkt (experimenteel) onderzoek uitgevoerd is. De studies die er wel zijn, zijn vaak lastig met elkaar te vergelijken vanwege de variabele onderzoeksopzet. Volgens de auteurs is er te weinig bewijs om te concluderen dat Engelstalig onderwijs een goede manier is om de Engelse taalvaardigheid te verbeteren, en om uitspraken te doen over de leeropbrengsten van dit onderwijs.

Het vocabulaire van een 9-jarige

Hoewel er nog weinig onderzoek gedaan is naar het effect van het Engels als onderwijstaal op de studieprestaties, blijkt uit tal van onderzoeken dat het talig functioneren van studenten in een andere taal achterblijft bij hun taalvaardigheid in de moedertaal. “Het lezen van Engelse teksten is voor moedertaalsprekers van het Nederlands aantoonbaar tijdrovender en mentaal vermoeiender dan het lezen van Nederlandse teksten,” licht De Groot toe. Dit komt vermoedelijk vooral doordat hun Engelse woordenschat ongeveer de helft kleiner is dan hun Nederlandse woordenschat. “Bekijk het zo: wanneer je van de middelbare school komt en aan je studie begint, is jouw Engelse vocabulaire te vergelijken met dat van een 9-jarig Engelstalig kind. Daardoor is het een stuk lastiger om academische vaardigheden zoals kritisch denken en redeneren te ontwikkelen.”

Het Engels als tweede taal is bij Nederlanders relatief hoog ontwikkeld. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat ze al drie keer op rij in de EF English Proficiency Index zijn uitgeroepen tot de beste beheersers van het Engels als tweede taal wereldwijd. En toch wordt onze Engelse taalvaardigheid volgens De Groot overschat.

“Deze index meet alleen lees- en luistervaardigheid, geen spreekvaardigheid. Bovendien gaat het om het Engels als tweede taal. De taalvaardigheid in een tweede taal legt het bijna altijd, zo blijkt uit honderden studies, af tegen die in de moedertaal,” aldus De Groot.

En de docenten?

Een andere vraag is hoe goed Nederlandstalige docenten in staat zijn les te geven in het Engels. Meer dan een decennium geleden bleek al uit vragenlijstonderzoek dat de meeste docenten meer tijd nodig hadden om zich voor te bereiden wanneer zij les in het Engels gaven. Bovendien beoordeelden zij hun eigen uitdrukkingsvaardigheid als minder dan wanneer zij een Nederlandstalige les gaven.

De Groot onderschrijft deze resultaten: “De titel van een artikel van een groep Spaanse onderzoekers over de belemmeringen die docenten ervaren wanneer ze onderwijs moeten geven in een taal die niet hun moedertaal is, is veelzeggend genoeg: “You don’t say what you know, only what you can.” Ook Nederlandse docenten hebben in het Engels een kleinere woordenschat dan in het Nederlands.”

Sleutel tot communicatie

Volgens Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuurgeschiedenis en medeondertekenaar van de oproep aan de Tweede Kamer, heeft het ingrijpen op de onderwijstaal in het hoger onderwijs ‘invloed op alles’. Onlangs gaf zij met ‘Against English’ een duidelijk pamflet af tegen de verengelsing van de Nederlandse samenleving, inclusief het hoger onderwijs.

“Taal is de sleutel tot communicatie; daarmee kun je uitdrukken wie je bent en wat je vindt. Er is nog helemaal geen duidelijkheid over wat er gebeurt met de Nederlandse taalvaardigheid wanneer onze studenten voortdurend in het Engels onderwijs krijgen,” aldus Jensen. “Een academische opleiding is verdiepend en verrijkend. De moedertaal is het medium bij uitstek waarin je leert denken en waarin je dus ook kunt groeien.”

Volgens Jensen is het van groot belang dat er binnen de curricula van studies zoals vreemde talen en geschiedenis plaats is voor lessen en specialismen in andere talen. “Er moet een inhoudelijke verdieping plaatsvinden, geen verschraling.”

“Daarnaast vind ik dat de waarde van de Nederlandse taal in communicatie niet alleen voorbehouden zou moeten zijn aan de letterenstudies,” vult Jensen aan. “We zien nu zelfs dat de masters van filosofie enkel Engelstalig worden aangeboden. Maar ook voor filosofie moet de docent uit Nederlandstalige, Duitse en Franse teksten kunnen putten. En je moet leren discussiëren en beargumenteren, dat gaat het best in je moedertaal.”

Taal in de maatschappij

Een belangrijke observatie uit het eerder genoemde KNAW-rapport (2017) is dat veel universiteiten ervan uitgaan dat er in Engelstalige opleidingen geen noodzaak bestaat om aandacht te besteden aan de ontwikkeling van het Nederlands. Echter, voor een goede voorbereiding op de beroepspraktijk is het van belang om ook de Nederlandse taalvaardigheid te trainen.

Jensen onderstreept dit: “Allereerst vind ik dat er verschil gemaakt moet worden tussen het Engels als instructietaal voor studenten die we opleiden tot wetenschapper en voor studenten die we opleiden voor een baan in de maatschappij”, aldus Jensen. “Dat is namelijk nog steeds de Nederlandse maatschappij. Wat gebeurt er op onze arbeidsmarkt wanneer deze overspoeld wordt met universitair specialisten van wie het Nederlands nooit op academisch niveau is ontwikkeld?”

De Groot valt het daarnaast op dat er een grote discrepantie zit tussen de eisen die we op het gebied van Nederlandse taalvaardigheid aan kennismigranten en niet-kennismigranten stellen. “Tijdens de inburgering leren migranten zich zo snel mogelijk het Nederlands eigen te maken, zelfs ten koste van hun moedertaal, terwijl onze internationale studenten juist bijna nergens hun Nederlands kunnen oefenen.”

“Op de Universiteit Twente moet de hele omgeving op het Engels overstappen. Dus ook de studieverenigingen, de bewegwijzering en de menukaart in de kantine”, vult Jensen aan. “Dat lijkt fijn voor de vele internationale studenten die steeds vaker hun weg naar onze universiteiten weten te vinden, maar het kan ook voor problemen zorgen wanneer ze daarnaast in onze Nederlandstalige maatschappij willen functioneren. Er zijn signalen dat deze studenten zich geïsoleerd voelen en daardoor psychische klachten ervaren. Kortom, er zitten veel onbelichte kanten aan dit taalverhaal.”

Nederlands tenzij

Eind 2019 is een wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek door de Tweede Kamer aangenomen. Deze wetswijziging moet onder meer bewerkstelligen dat de universiteiten zorgvuldiger omgaan met het Nederlands als onderwijstaal. In de huidige wet staat dat het onderwijs gegeven moet worden in het Nederlands en dat slechts in een beperkt aantal gevallen van dat uitgangspunt kan worden afgeweken. Het uitgangspunt van de wet is dus onmiskenbaar ‘Nederlands, tenzij’.

De universiteiten hebben op grote schaal de uitzonderingsmogelijkheden benut, maar volgens De Groot zonder grondig te beargumenteren waarom ze voor het Engels als instructietaal kozen. “Het is een merkwaardige toestand waarin we beland zijn. Want hoe verhoudt het feit dat Nederlands de standaard onderwijstaal is zich tot het gegeven dat 29 procent van alle bacheloropleidingen en zelfs 76 procent van alle masteropleidingen inmiddels volledig en uitsluitend Engelstalig is? Het is duidelijk dat de universiteiten in hun taalkeuzes niet naar de geest van de wet gehandeld hebben.”

Met het nieuwe wetsvoorstel worden universiteiten verplicht om grondiger te beargumenteren waarom een bepaalde opleiding in het Engels moet. Maar dit is niet voldoende, volgens De Groot: “Het is ontzettend lastig om in de wet de criteria vast te leggen waaraan je kunt toetsen of er op goede gronden afgeweken wordt van de standaard. Hoe dan ook zou de toetsingsprocedure er ook toe moeten kunnen leiden dat bepaalde opleidingen die nu Engelstalig zijn weer vernederlandst worden als blijkt dat ze eerder op oneigenlijke gronden Engelstalig werden.”

Jensen sluit zich bij haar aan met de volgende nuancering: “We zijn natuurlijk niet helemaal tegen Engelstalig onderwijs, maar de balans is nu volledig zoek. Er moet landelijke regie zijn en veel strenger toezicht komen op het aanbod. Ik pleit voor het behoud van Nederlandstalige opleidingen, ook in de masterfase.”

Verder lezen
  • De Vos, J. (2019), Naturalistic Word Learning in a Second Language.
  • Jensen, L., Pas, N., Rovers, D. & Gulik, K. (2019). Against English.
  • Macaro, E., Curle, S., Pun, J., An, J., & Dearden, J. (2018). A systematic review of English medium instruction in higher education. Language Teaching, 51, 36-76.
  • Vinke, A. A., Snippe, J., & Jochems, W. (1998). English‐medium content courses in non‐English higher education: A study of lecturer experiences and teaching behaviours. Teaching in Higher Education, 3(3), 383–394.
  • Vinke, A. A. (1995). English as the medium of instruction in Dutch engineering education. Academisch proefschrift, Technische Universiteit Delft.
ReactiesReageer