Er wordt veel geïnvesteerd in levensverlengend onderzoek, waardoor we de mens steeds langer kunnen laten leven. Maar is dat wel een goed idee? Twee filosofen kruisen de degens.
Mensen die tweehonderd jaar oud worden – in de toekomst kan het misschien. Wetenschappers laten ratten in het laboratorium al anderhalf keer zo oud worden. De ultieme droom is om deze technieken ook op mensen toe te passen. Maar is dit eigenlijk wel een goed doel?
Marli Huijer denkt van niet. Ze is emeritus-hoogleraar filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en voormalig arts. In haar boek 'De toekomst van het sterven' laat ze zien dat extra levensjaren ons ook confronteren met de vraag: wanneer is het mooi geweest? Huijer: “Het wordt steeds belangrijker dat we zelf gaan zien wanneer ons leven voltooid is. Want als het aan de medici ligt, worden onze levensjaren veel te ver opgerekt, ongeacht de kwaliteit van leven.”
Erno Eskens kijkt er heel anders tegenaan. De filosoof en uitgever verheugt zich op de verdere verlenging van het leven. Eskens: “Ik ervaar mijn sterfelijkheid als een vorm van vandalisme. Heb ik net mijn zaakjes een beetje op orde, heb ik net mijn geest een beetje structuur gegeven, een gezin gesticht, komt de dood als een terrorist met een zeis alles stuk maken. Ik wil ik niet dood, ik wil door.”
De filosofen gaan in debat over de vraag of het streven naar een langer leven goed is, aan de hand van vijf hoofdthema’s.
1 - Kwaliteit van leven
Huijer: “Een van onze grootste medische problemen is nu al overbehandeling: het ondoordacht verlengen van het leven. Als de techniek ons alsmaar langer in leven kan houden, betekent dit niet automatisch dat het goed is om al die mogelijkheden te benutten.
De gemiddelde levensverwachting is in de westerse wereld de afgelopen eeuw met zo’n dertig jaar gestegen, en stijgt nog steeds. In 2050 zijn er twee tot drie keer zoveel tachtigplussers als nu. De risico’s op een acute dood, door een ongeluk of plotseling lichamelijk falen, dammen we steeds verder in. Chronische ziektes worden eerder gesignaleerd en effectiever bestreden. En dus gaan we 'chronisch sterven': nu al krijgt de helft van de Nederlanders vroeg of laat een vorm van kanker. Het aantal dementerenden zal in de komende decennia verdubbelen, net als het aantal mensen met de ziekte van Parkinson. Boven je zeventigste neemt de kwetsbaarheid voor tal van ziektes en aandoeningen toe – van artrose, beroertes tot kanker. Je wordt extra vatbaar voor virussen, bijna negentig procent van de covid-doden bestond uit zeventigplussers.
Het is dus niet zo dat langer leven ook meer vitaliteit met zich meebrengt. Het leven wordt verlengd, maar het actieve, gezonde deel ligt achter je. De vraag zou juist vaker moeten zijn: hoe betekenisvol is het leven nog, voor jezelf en voor anderen, wil je nog door? Wanneer zie je van behandeling af?”
— Erno EskensElk leven streeft naar zelfbehoud en dus naar voortbestaan. Hoe langer dat lukt, hoe beter
Eskens: “Gaat de levenskwaliteit er inderdaad op achteruit als we er meer levensjaren bij krijgen? Onderzoeker Peter de Keizer van het UMC Utrecht slaagde erin om muizen jonger te maken met bepaalde stofjes die tegen afstoting van organen bij transplantaties worden gebruikt. Ze kregen weer een jonge vacht, ze werden speels. Of dat bij mensen ook zo gaat werken, is de vraag. Maar langzame aftakeling is geen onomstotelijk feit. Ik sluit niet uit dat we de levenskwaliteit op termijn kunnen verbeteren, ook in de laatste verlengde levensfase.”
2 - Spanningsboog van een leven
Huijer: “Het leven is sterfelijk, dat geeft een spanningsboog. Mensen krijgen meestal ergens tussen hun twintigste en veertigste kinderen. Kleinkinderen volgen dan ergens tussen de vijftig en zeventig. Het werkende leven eindigt ergens tussen de zestig en zeventig. Dan volgt de dood en komt er ruimte voor nieuwe mensen. Zie het als een boek in delen: begin, midden, eind. Als je enkel het laatste deel gaat oprekken, raakt het uit balans. Stel dat je een kind verliest, dan draag je dat voor altijd mee. Hoe ouder je wordt, hoe meer dierbaren je zult verliezen. De ervaring van verbondenheid en betekenis in je leven wordt daardoor steeds minder.”
Eskens: “Die spanningsboog is er, maar de koppeling aan leeftijden staat niet vast. De levensverwachting is de afgelopen eeuw al dertig jaar gestegen, en de spanningsboog heeft zich daar gewoon aan aangepast. Aan het begin van de vorige eeuw hadden de meeste mensen geen verwachtingen boven hun zestigste, nu is het realistisch om te hopen op een gezond bestaan tot in de negentig.
Of het leven nog betekenisvol is, kun je niet voor anderen bepalen. Het leven heeft intrinsieke waarde, die schuilt in het leven zelf en niet in toevalligheden zoals jong of oud zijn. Elk leven streeft van nature naar zelfbehoud en dus naar voortbestaan. Ouderen willen niet dood omdat ook zij streven naar zelfbehoud. Ze willen pas dood als de ellende van hun leven te groot wordt en niet meer opweegt tegen het verlangen naar zelfbehoud.”
3 - Maatschappelijke kosten
Huijer: “Mensen zullen verder moeten kijken dan hun eigen wens tot zelfbehoud. De solidariteit tussen jong en oud staat nu al onder druk. Die druk zal alleen maar oplopen als we met zijn allen nog ouder worden. Ik zou zelf mijn kinderen niet op deze manier tot last willen zijn. Tenzij mensen straks ook boven hun tachtigste een nieuwe carrière beginnen. Maar er is niets dat daarop wijst. Het lijkt er toch echt op dat werkende mensen nóg zwaarder gebukt zullen gaan onder de kosten van een nog groter bestand van oude, niet-actieve, zorgbehoevende mensen. Die druk gaat de samenleving ondermijnen.”
Eskens: “Daar is van alles aan te doen. De pensioenleeftijd kan verder omhoog. Ouderen kunnen in gemeenschappen gaan leven waar ze elkaar wat meer ondersteunen. Natuurlijk is er dan nog steeds veel professionele zorg nodig. Maar die is in potentie wel beschikbaar. Arbeidsmigranten en klimaatvluchtelingen willen niets liever dan hier komen werken. Het is geen natuurwet dat de levenskwaliteit van ouderen erop achteruitgaat als de bevolking vergrijst.”
4 - Ecologische kosten
Huijer: “Dus jij stelt voor om klimaatvluchtelingen in te zetten om in het rijke Westen de mensen te verzorgen die almaar ouder worden? Dit is een perfecte illustratie van het immorele gehalte van de onbegrensde levensverlenging. Want voor wie zullen deze technieken beschikbaar zijn? Voor de bevolkingen van de meest welvarende landen ter wereld. Dit zijn ook de landen die tot nu toe verreweg de meeste CO₂ hebben uitgestoten, waardoor de leefomgeving van mensen in armere delen van de wereld onbewoonbaar wordt. De zorg voor ouderen hier gaat bovendien ten koste van de zorg voor hun eigen naasten. Laten we goede voorouders zijn, om met Roman Krznaric te spreken, en juist minder ruimte innemen ten opzichte van de generaties na ons, hier en elders.”
Eskens: “Natuurlijk moeten we onze voetafdruk verkleinen en ongelijkheid bestrijden. Maar we weigeren nu mensen aan de grens die hier een bestaan zouden kunnen opbouwen door te werken in de zorg.
Je hebt wel gelijk dat levensverlenging op korte termijn leidt tot demografische onevenwichtigheden. Je kunt eraan toevoegen dat het op lange termijn tot overbevolking gaat leiden. Dat zijn akelige problemen die alleen akelige oplossingen kennen. Maar hoe moreel verantwoord is het om die problemen even snel op te lossen over de rug van de ouderen? Waarom moeten zij zichzelf opofferen om ruimte te maken voor jongeren? Dat is een vorm van leeftijdsdiscriminatie.”
— Marli HuijerHet gaat niet om meer levensjaren, maar om meer leven in de jaren die je hebt
5 - Besef van eindigheid
Huijer: “Het leven is eindig, we moeten ons verzet hiertegen opgeven. We leven in een cultuur waarin sterven bijna als een nederlaag wordt beschouwd. Dat is geheel onterecht: juist de eindigheid maakt ons leven de moeite waard.”
Eskens: “Dat we dood moeten gaan om zin te ervaren in het leven is valse romantiek, een beetje zoals Heideggers Sein-zum-Tode. Het is een verheerlijking van ellende. Je kunt iedere dag zin ervaren, zonder met de dood of andere ellende bezig te zijn. De ervaring van zin staat los van sterfelijkheid. Als ik onsterfelijk zou zijn, dan zou ik nog steeds iedere dag zin kunnen ervaren. Dat weet ik, omdat ik op dit moment iedere dag weer doe alsof ik onsterfelijk ben, en juist dat doen alsof biedt me de ruimte om niet te verkrampen en te verlammen. In het doen alsof ik niet kan sterven vind ik mijn onbekommerde vrijheid om te handelen en te genieten. Harry Mulisch had gelijk toen hij zei: ‘Elk mens is sterfelijk, maar in mijn geval moet het nog maar eens bewezen worden.’”
Huijer: “Ik reken erop dat ook jouw sterfelijkheid op een dag bewezen wordt. En dat geldt voor ons allemaal: we moeten opnieuw leren sterven. De uitdaging wordt om het juiste moment te kiezen om in te zien wanneer je leven voltooid is, en daarom van verdere levensverlengende behandelingen af te zien. Het gaat niet om het winnen van meer levensjaren, maar om meer leven in de jaren die je hebt.”