Mensen hebben nogal eens zorgen over ongewenste stoffen in ons drinkwater, maar is dat wel terecht? Tijd om feit van fabel te onderscheiden: wat zit er in ons water, en is dat erg?
Pesticiden, poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS), paracetamol en plastics, ofwel de vier p’s van drinkwaterverontreiniging. De natuurlijke bronnen van ons drinkwater hebben nogal wat te verduren. Overal worden chemische stoffen gebruikt, zowel door boeren en fabrieken als burgers. Een deel daarvan belandt onvermijdelijk in het water. Gewassen besproeien met pesticiden betekent dat het door de bodem naar het grondwater lekt, de fabriek van Chemours in Dordrecht loost al jaren veel meer PFAS dan toegestaan, niet iedereen gooit de plastic verpakking netjes in de prullenbak, en vergrijzend Nederland plast en poept steeds meer medicijnresten het riool in.
Aan de andere kant: draai de kraan open en je ziet een prachtige, kleurloze, er verfrissend uitziende straal water verschijnen. Geen gekke kleurtjes of geurtjes, geen stukjes metaal, kalkvlokken, zand of andere viezigheid, gewoon een goede straal water, volledig gezuiverd. Geen vuiltje aan de lucht – of in het drinkwater. Maar wie wel eens een drinkwaterrapportage heeft doorgenomen, zoals die van drinkwaterbedrijf Dunea, kijkt wellicht iets argwanender naar die mooie waterstraal. De lijst van mogelijke onzichtbare verontreinigingen is ontzettend lang. Dat roept de vraag op: kan waterzuivering opboksen tegen steeds viezer grond- en oppervlaktewater? Hoe schoon is het drinkwater in Nederland eigenlijk? We vragen het Doris van Halem, hoogleraar drinkwaterkwaliteit en -zuivering aan de TU Delft.
Beste ter wereld
Om maar met de deur in huis te vallen: hoe schoon is het Nederlandse drinkwater?
“Heel schoon.”
Mooi. Maar hoe schoon is heel schoon?
“In Nederland hebben we strengere eisen aan ons drinkwater dan dat de EU ons oplegt, dus waterbedrijven maken het water schoner dan dat ze volgens de wet hoeven te doen. Dus dat is heel goed. We zijn goed in zuiveren en we maken het ook schoner, omdat we het belangrijk vinden dat iedereen het water drinkt. In veel andere landen drinken mensen niet altijd uit de kraan, daar hoeft het tapwater minder schoon te zijn. Nederlands drinkwater hoort bij het beste ter wereld.”
![Doris van Halem. Een vrouw staat met haar kleren aan tot haar knieën in een meer.](https://images.nemokennislink.nl/uploads/DorisvanHalem_drinkwater_Marcel-Krijger.jpg?auto=format,compress&w=1280)
Doris van Halem.
Marcel KrijgerAls je de lijst ziet van mogelijke verontreinigingen waarop wordt getest, kan ik me voorstellen dat je daar juist bang van wordt.
“Water is altijd meer dan alleen H2O; het bestaat ook uit organismen, zouten, mineralen en nog veel meer. Het is belangrijk dat er niks inzit wat je ziek kan maken, daar gaat het uiteindelijk om. Dat er beestjes of bacteriën in zitten, is helemaal geen probleem, zolang het geen ziekteverwekkende beestjes zijn. Dat is wel een belangrijk besef. Als een stof op de lijst staat, betekent dat we testen of het erin zit, niet dat het ook daadwerkelijk in het water zit. Neem cyanide, daar staat als meetresultaat: < 2 microgram per liter. Dat betekent dat we het alleen detecteren als er meer dan 2 microgram per liter van die stof in zit, en dat het in deze analyse niet is gevonden. Je kunt niet rapporteren dat ergens nul van in zit, want nul kun je niet meten.”
En van minder dan 2 microgram word je niet ziek?
“Nee, blijkbaar niet. Sterker nog: de wettelijke richtlijn is 50 microgram per liter, dus daar zitten we ruim onder. Die is bepaald aan de hand van een risicoanalyse: 1 op de 100.000 –of voor sommige stoffen zelfs 1 op de 1.000.000 – mensen mogen er per jaar ziek van worden. Dat vinden we dan een acceptabel risico. Hetzelfde doen we bijvoorbeeld voor dijken. Je kunt geen dijk ontwerpen waarbij er nul kans is dat ie doorbreekt. Dus zeggen we: er mag een kans zijn dat hij eens in de 1000 jaar overstroomt. Die ene persoon die ziek wordt, of dat ene moment dat een dijk bezwijkt, bestaat natuurlijk niet letterlijk; het is een risico-inschatting. Nul risico bestaat niet.”
“Het is juist goed dat die lijst van stoffen zo lang is. Het zijn allemaal stoffen die je tegen zou kunnen komen, of die in het verleden gevonden zijn in het watersysteem. Daarom wordt erop gemonitord; het is echt heel zorgvuldig. En uiteindelijk komt het allemaal op hetzelfde neer: het is pas erg als iets in je drinkwater zit wanneer je er ziek van wordt, en we weten heel goed wat erin zit. Het is trouwens wel eerlijk om in context te plaatsen dat het relatief makkelijk is om te meten wat je binnenkrijgt via drinkwater. Maar hoe bereken je dat voor je eten? Dat is veel diverser. Die blootstellingroutes zijn veel ingewikkelder.”
Laten we PFAS eens uitlichten. Het is vaak in het nieuws in negatieve zin: forever chemicals die ophopen in je lichaam en in hoge concentraties kankerverwekkend kunnen zijn. Moeten we ons daar zorgen over maken?
“PFAS zijn lastig, omdat de term een heel grote groep verschillende stoffen omvat. Sommige zijn helemaal niet schadelijk, sommige heel erg. Er zijn richtlijnen voor PFAS als groep, maar ook voor individuele stoffen. Die hopen op, maar dat leidt niet meteen tot allerlei ziektes. Ophoping van stoffen in je lichaam gebeurt altijd al met heel veel verschillende stoffen, ook lichaamseigen stoffen – dat is niet op zichzelf problematisch. Er wordt uitgebreid onderzoek gedaan bij hoeveel PFAS-ophoping je ziek wordt. Dunea verwijdert PFAS al heel lang uit het water. Sinds het op de radar is en sinds er meer bekend is over PFAS-lozingen, verwijderen ze nóg meer PFAS uit het water, zodat we nog ruimer onder de vastgestelde norm zitten. Dat lukt ons vrij goed en je hoeft je er geen zorgen over te maken.”
Een andere categorie die vaak langskomt is microplastics.
“Die zitten niet in drinkwater. Microplastics zijn relatief grote deeltjes, die er makkelijk uit zijn te halen.”
Nanoplastics?
“Die zijn kleiner, inderdaad. Het probleem met nanoplastics is dat veel meetmethodes zogeheten destructie toepassen op het water. Nanoplastics zijn nog steeds plastics: lange ketens polymeren, opgebouwd uit individuele onderdelen. Je wil eigenlijk meten hoeveel van die lange ketens in het water zitten, maar door de meetmethode maak je de ketens helemaal kapot en vallen de nanoplastics uit elkaar. We kunnen het dus niet zo goed meten, dat zorgt misschien voor onzekerheid bij mensen. Aan de andere kant: virussen verwijderen we ook voor 99,99 procent uit het water, die zijn ook nanometers groot en dus even groot als de nanoplastics. We kunnen het dus al vrij goed uit het water filteren; het lijkt me echt geen probleem.”
Er zijn verhalen van mensen, onder meer in de Verenigde Staten, die elke dag een theelepel ‘nanozilver’ nemen om zogenaamd nanoplastics te neutraliseren. Hoe zit dat?
“Weet je wat er gebeurt als je dat je hele leven doet? Dan word je blauw. Echt, zo blauw als een smurf. Ik ben afgestudeerd in deze hoek en op een congres ontmoette ik een man van wie ik niet meer kon zien wat zijn etniciteit was, zo blauw was hij. Het is trouwens geen nanosilver, maar gewoon zilvernitraat. Dat noemen ze dan nanosilver, want dat klinkt natuurlijk beter. Misschien ten overvloede: dat is niet goed voor je.”