Liesbeth de Vries, de eerste vrouwelijke hoogleraar Medische Oncologie in Nederland, en haar onderzoeksgroep onderzoeken hoe angiogeneseremmers de ontwikkeling van tumoren kunnen beïnvloeden. Zo hopen ze de toevoer van zuurstof en voedingsstoffen naar de tumor te kunnen tegenhouden.
Waarom is angiogenese bij tumorgroei een probleem? Ons lichaam maakt tenslotte wel vaker nieuwe bloedvaten aan, bijvoorbeeld om een wondje te dichten of om een embryo van zuurstof en voeding te voorzien.
“Het maken van bloedvaten is inderdaad een belangrijk proces in ons lichaam. Angiogenese wordt pas een probleem als het een tumor in leven gaat houden. Tumoren hebben al snel extra voeding en zuurstof nodig en moeten hun afvalstoffen kunnen afvoeren, zelfs al zijn ze klein en niet kwaadaardig. Voor aan- en afvoer van stoffen zijn bloedvaten nodig. Maar dat is niet het enige probleem. Meer bloedvaten maken het voor de tumorcellen ook makkelijker om binnen te dringen in de bloedbaan, waardoor ze zich kunnen uitzaaien naar andere plekken in het lichaam.”
Hoe kunnen (kanker)cellen überhaupt nieuwe bloedvaten creëren?
“Het hele proces is vrij complex. Een belangrijke stap daarin is dat de tumor zelf – heel slim – een groeifactor afgeeft: VEGF-A, wat weer is afgeleid van de Engelse term Vascular Endothelial Growth Factor-A. Die groeifactor bindt aan de VEGF-A receptoren op de endotheelcellen in de vaatwand. Dit heeft een soort sleutel-in-het-slot effect, wat de endotheelcellen het signaal geeft om te delen en nieuwe bloedvaten te vormen.”
Is angiogenese bij alle tumoren een even groot probleem?
“Nee, de ene tumor maakt meer bloedvaten dan de andere. Een tumor in de nieren heeft bijvoorbeeld vaak heel veel bloedvaten.”
Kunnen we angiogenese door tumoren al stoppen?
“Nee, nog niet. Er zijn wel medicijnen die angiogenese remmen, zoals sunitinib, sorafenib, pazopanib en bevacizumab. Deze zijn vooral nuttig bij behandelingen die niet op genezen gericht zijn, maar op het remmen van verdere groei van de tumor of op verlichting van klachten bij bepaalde tumortypen. Soms worden tumoren ook resistent tegen de angiogeneseremmer en benutten een andere route om de bloedvatgroei te stimuleren.”
Hoe draagt jouw onderzoek precies bij aan dit onderzoeksveld?
“Als internist-medisch oncoloog behandel ik kankerpatiënten met medicijnen. Wij willen graag weten hoeveel van een medicijn in de tumor komt en of het daar ook effect heeft. Ik kijk vooral naar wat er in ons lichaam gebeurt als we angiogenese in tumoren proberen te remmen met medicijnen.”
“Momenteel brengt mijn onderzoeksteam de effecten van bevacizumab in kaart. Bevacizumab is een antilichaam dat de groeifactor VEGF-A bindt, zodat VEGF-A zich niet meer kan binden aan de VEFG-A receptoren en het de angiogenese remt. Daartoe labelen we dat antilichaam radioactief, om zo te zien hoeveel ervan naar de tumor toegaat of naar welke – als er meerdere zijn. Zo vonden we dat het medicijn bevacizumab de opname van andere medicijnen door de tumor kan beïnvloeden.”
Wanneer kunnen we de eerste effectieve angiogeneseremmers verwachten?
“Idealiter zou je met deze medicijnen een forse bijdrage leveren aan de genezingskans van patiënten. Misschien zijn zulke medicijnen er wel over een jaar of tien. Maar hoewel er hard aan gewerkt wordt, durf ik daarover geen harde uitspraken te doen. Er is namelijk nog flink werk aan de winkel voor onderzoekers. Judah Folkmans ontdekking dat kankercellen zich in leven houden door angiogenese was één ding; sindsdien zijn we er helaas ook achter gekomen hoe slim tumoren kunnen zijn, hoe complex het proces van angiogenese is, en hoe makkelijk ze tegentrucs kunnen ontwikkelen.”