Wereldwijd sterven veel vrouwen aan complicaties rondom de zwangerschap en bevalling. In 2000 stelden de Verenigde Naties zich als vijfde doel om de moedersterfte met driekwart te laten afnemen. Gaan we dat doel dit jaar halen? En hoe moeten we er in de toekomst mee verder?
Het jaar 2000; een nieuw millennium. Tijd om stil te staan bij de ontwikkelingen in de wereld en afspraken te maken over de toekomst. In dat jaar stelden alle lidstaten van de Verenigde Naties (VN) gezamenlijk acht doelen op om vooruitgang te boeken op het gebied van armoede, onderwijs, gezondheid en milieu.
Eén van die doelen is het terugdringen van de wereldwijde moedersterfte. Voor veel westerse vrouwen is het krijgen van een kind een spannende, maar mooie, gebeurtenis. In lage inkomenslanden is dat vaak anders. Daar is zwanger zijn soms letterlijk levensgevaarlijk. Honderdduizenden vrouwen sterven jaarlijks door complicaties tijdens de zwangerschap of bevalling, zoals bloedingen, hoge bloeddruk of infecties. Met name omdat er geen goede medische begeleiding en geen kraamzorg is.
In 1990 stierven er wereldwijd 380 moeders per 100.000 levendgeborenen aan complicaties rond de zwangerschap of bevalling. De laatste cijfers zijn uit 2013. Toen stierven er wereldwijd nog 210 vrouwen per 100.000 levendgeborenen. Een afname van 45 procent. In Zuid- en Oost-Azië is de afname van moedersterfte het grootst en ligt rond de 65 procent. Als de afname in de afgelopen twee jaar in hetzelfde tempo heeft doorgezet, gaan we het doel in 2015 niet halen. “We komen in de buurt van een halvering. Er is wel vooruitgang geboekt, maar niet genoeg”, zegt gynaecoloog Jos van Roosmalen. “Nog steeds krijgen vrouwen in mensonterende omstandigheden kinderen. Op zalen hutje mutje, zonder pijnbestrijding en weinig mensen die kunnen helpen. Het is echt dramatisch.”
Van Roosmalen heeft van 1976 tot 1983 in Tanzania gewoond en gewerkt. Daarnaast is hij voor zijn werk regelmatig in lage inkomenslanden en hij heeft dus met eigen ogen gezien hoe het er in de ziekenhuizen aan toegaat. Kennislink vroeg hem om zijn visie op het probleem moedersterfte.
Hoe kunnen we moedersterfte meten?
“In Nederland hebben we daar een systeem voor. Als een vrouw overlijdt door complicaties tijdens de zwangerschap of bevalling wordt dat geregistreerd door een speciale commissie van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie. En het komt ook terecht bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. In lage inkomenslanden heb je dat allemaal niet. Dus daar gebruiken we vaak een methode om het aantal doden te benaderen: de sisterhood method. We vragen mensen dan hoeveel zussen van vijftien jaar of ouder ze hebben. Het gaat dan echt om zussen uit dezelfde buik. Vervolgens willen we weten: hoeveel leven er nog, hoeveel zijn er dood en waren die overleden zussen soms zwanger? Op die manier proberen we toch een beeld te krijgen van de moedersterfte in lage inkomenslanden.”
Waarom is er zoveel moedersterfte?
“Toen ik net in Tanzania woonde had het land een bevolking van zestien miljoen, net als Nederland op dat moment. Inmiddels heeft Nederland bijna zeventien miljoen inwoners, maar Tanzania ruim vijftig miljoen. Het is dus onmogelijk om alle zwangere vrouwen in een ziekenhuis te laten bevallen, want daar zijn gewoon geen plekken voor. Bovendien is een ziekenhuis lang niet altijd bereikbaar. Voor mensen die op het platteland wonen is het ziekenhuis vaak ver weg. Ze hebben geen transport en geen geld om er te komen.”
“Tweede probleem is dat het gezondheidszorgsysteem lang niet overal goed werkt. Als je tijdens de bevalling dringend een operatie of bloed nodig hebt, moet dat er wel zijn en er moeten ook artsen zijn die je kunnen behandelen. Ik heb meegemaakt dat er een file was voor een keizersnede, zo veel bevallingen waren er. En vrouwen die iets meer konden betalen mochten verder naar voren in de rij. Ook gebeurt het dat artsen niet op komen dagen tijdens hun dienst. De salarissen zijn vaak zo waanzinnig laag dat artsen er bij particuliere praktijken klusjes bij moeten hebben. Aan een arts die zijn dienst overslaat zal dan ook niemand vragen waar hij was.”
Hoe kunnen we de zorg voor zwangere vrouwen verbeteren?
“Het belangrijkste dat we voor elkaar moeten krijgen is dat vrouwen van een jaar of vijftien niet meer zwanger worden. Ik zou graag zien dat iedere vrouw die zwanger is dat ook werkelijk wil. Vrouwen moeten zelf kunnen beslissen over het krijgen van een kind. Dit kan met anticonceptie, maar dat is in veel landen nog taboe. Wat ook helpt is als meisjes en vrouwen op school zitten. En dan heb ik het niet alleen over lager onderwijs, maar juist over een vervolgopleiding. Kortom, de positie van de vrouw moet verbeteren.”
“Als een vrouw dan toch zwanger is, moet er adequate zorg zijn. De meeste zwangerschappen verlopen zonder problemen, ook in Afrika, dus veel vrouwen hebben het idee dat thuis bevallen wel kan. Maar als er iets gebeurt, moet je wel een plan hebben; waar ga ik naartoe en hoe kom ik daar? Er zijn bepaalde danger signs, zoals bijvoorbeeld ernstige hoofdpijn. Als dat op tijd herkend wordt, kun je zo’n zwangerschap scharen onder high risk en de vrouw adviseren om in het ziekenhuis te bevallen.”
Gaan die oplossingen er komen?
“Ik wil nog even zeggen dat ik mijzelf vaak verwonder. Gezien de geringe mogelijkheden gaat er in veel landen toch ook heel veel goed. Maar ik denk dat we hier nog heel lang mee bezig zijn. Een snelle oplossing is er niet. Ik denk dat het nu eerst aan de vrouwen zelf is om te zeggen: ‘We worden hier slecht behandeld. Dit moet verbeteren!’”
Bij de VN-top, eind september in New York, worden de duurzame ontwikkelingsdoelen (ook wel werelddoelen) gepresenteerd. Dit zijn de opvolgers van de millenniumdoelen. Het terugdringen van moedersterfte is opgenomen in werelddoel 3: een gezond leven voor iedereen op elke leeftijd. Naast een gezond leven speelt ook welzijn een belangrijke rol in dit doel. Zo is een van de doelstellingen bijvoorbeeld dat vrouwen alleen zwanger worden als ze daar bewust voor kiezen. Op dit moment is naar schatting twintig tot veertig procent van de zwangerschappen wereldwijd nog ongewenst. Door dit aantal terug te dringen, neemt de druk op het systeem af en kunnen zwangere vrouwen betere zorg krijgen rond de bevalling. De nieuwe werelddoelen moeten in 2030 behaald zijn.