Heb je wel eens overwogen om zelf een compleet nieuwe taal te bedenken? Drie Nijmeegse onderzoekers ondervroegen twee experts op het gebied van kunsttalen. Hoe ga je te werk als je je eigen taal wil creëren?
Verrassend veel bekende schrijvers hebben een volledig eigen taal opgebouwd, compleet met een woordenschat, een grammatica, een klankstructuur, en soms zelfs een heel nieuw schrijfsysteem. J.R.R. Tolkien staat bekend om zijn passie voor taalcreatie en de talen die worden gesproken in de fantasiewereld waar ook In de Ban van de Ring zich afspeelt. George Orwell creëerde Newspeak voor het boek 1984 – een taal gesproken in de fictieve totalitaire staat Oceanië. En Anthony Burgess voegde een soort straattaal toe aan A Clockwork Orange: het Nadsat.
Fictieve talen worden steeds populairder. Dit valt op door het grote aantal nieuwe talen die we kennen uit films en televisieseries. Wie heeft tegenwoordig nog niet gehoord van het Klingon (Star Trek), Sisselspraak (Harry Potter), of het Dothraki (Game of Thrones)? Deze talen zijn geconstrueerd door professionele, door Hollywood ingehuurde taalkundigen, maar zou een fanatieke taalhobbyist zelf niet ook zo een taal kunnen bedenken?
Een eigen kunsttaal
Het klinkt als een onmogelijke missie om een complete taal uit je mouw te schudden. Na alle tijd en moeite die je in een taal zou steken, is het meest waarschijnlijke scenario dat niemand zich erom bekommert. Toch delen de meeste tieners stiekem al een soort geheime code met hun beste vriend(inn)en om over hun geheimen te praten. Je zou zelfs kunnen stellen dat de memes die tegenwoordig op het internet ronddwarrelen ‘geheim’ zijn onder degenen die de referenties begrijpen. Andere kunsttalen zijn juist bedoeld om de communicatie te vergemakkelijken, zoals het Esperanto. Maar een kunsttaal kan natuurlijk ook de geloofwaardigheid van een fantasie-ras in een sciencefictionverhaal een boost geven.
Wij spraken met hoogleraar Interlinguïstiek & Esperanto Federico Gobbo (Universiteit van Amsterdam, University of Turin en University of Milano-Bicocca) en met David J. Peterson, de taalartiest achter het Dothraki en de Valyriaanse talen uit Game of Thrones. Wat zijn de vier belangrijkste stappen bij taalcreatie?
Stap 1: Waarom doe ik dit?
Allereerst moet je jezelf afvragen wat de functie van de kunsttaal is. In 1887 bedacht de Poolse taal-enthousiast Ludwik Zamenhof een soort wereldtaal: het Esperanto. De taal moest voor iedereen makkelijk zijn om te leren en om te begrijpen, ongeacht hun talige en culturele achtergrond. Vandaag de dag spreken wereldwijd maar liefst twee miljoen mensen Esperanto. Een internationale hulptaal als het Esperanto heeft over het algemeen niet veel lastige grammaticale regels of moeilijk uitspreekbare klanken. Volgens Gobbo biedt het Esperanto een nieuwe vorm van samenleven, die niet is gebaseerd op etnische of culturele verschillen. “Het Esperanto creëert als het ware een lege gespreksruimte, die stukje bij beetje wordt gevuld met cultuur uit de ‘echte’ wereld.” Het effect hiervan is dat Esperanto continu in verandering is op basis van de input van zijn sprekers. “Na een tijdje vergeet je zelfs waar je gesprekspartner vandaan komt!”
Talen die fantasierassen verrijken moeten daarentegen de specifieke cultuur van de taalgebruikers reflecteren. “Een van de belangrijkste aspecten van een kunsttaal is dat hij authentiek overkomt voor de setting waarin hij wordt gesproken,” vertelt Peterson. Het Dothraki wordt bijvoorbeeld gesproken door een meedogenloos nomadenvolk dat te paard de krachtigste strijder volgt. Peterson werd door de makers van Game of Thrones dan ook geïnstrueerd de taal ‘hard’ te laten klinken. “Als je een taal maakt voor buitenaardse wezens die niet heel alien-achtig zijn, maar eerder lijken op mensen met een pruik of een tattoo in hun gezicht, dan moet de taal nog steeds op een natuurlijke, menselijke taal lijken.”
Stap 2: Hoe klinkt de taal?
Een kunsttaal begint volgens Peterson bij de vraag hoe de taal moet klinken en welke klanken in de taal moeten voorkomen. Maar hoe laat je een taal ‘hard’ klinken, zoals de bedoeling was bij het Dothraki? Petersons oplossing was om de talen te bestuderen die stereotypisch als ‘hard’ worden ervaren: het Duits, het Swahili, het Russisch, maar ook het Spaans. Dit lijkt wellicht een erg intuïtief proces, maar als het op een systematische manier wordt uitgevoerd, kan een nieuwe taal versierd worden met een volledig en uniek klankenpalet. Een handige tool hierbij is het internationale fonetische alfabet (IPA). Elke klank wordt door een apart symbool gerepresenteerd. Zo kun je de verschillende uitspraken van het woord beamen opschrijven als bəamən (‘be-amen’) en biːmən (van het Engelse ‘to beam’).
Vreemd genoeg had het Esperanto oorspronkelijk geen vastgelegde klankstructuur. Het verhaal gaat zelfs dat Zamenhof zijn eigen taal weigerde uit te spreken, maar in zijn plaats een Tsjechische zanger de woorden en zinnen liet uitspreken. Het Esperanto is namelijk begonnen als een Russisch woordenboekje van ongeveer 40 pagina’s, waarin zo’n 1000 taalregels stonden beschreven. De taal is uiteindelijk, mede door de grote internationale aanhang, zodanig geëvolueerd dat een stabiele manier van uitspraak kon ontstaan. “Dit is een ontwikkeling die alléén het Esperanto meemaakt!” juicht Gobbo.
Stap 3: Wat betekenen de woorden?
Het samenstellen van de woordenschat is waarschijnlijk het meest creatieve deel van de taalcreatie. Dothraki staat bekend om de vele verwijzingen naar de paardrijd-cultuur. Zo vertaal je het Dothraki werkwoord voor ‘lopen’ letterlijk met de uitdrukking ‘om te rijden zonder paard’ en zou er geen vorm voor ‘bedankt’ bestaan, simpelweg omdat dat te beleefd is. A piece of genius, volgens Gobbo. “Dit type semantiek is bijzonder interessant, omdat het je helpt te begrijpen dat een woord door verschillende lenzen gezien kan worden.”
In het Esperanto worden aan de lopende band uitdrukkingen toegevoegd, die kunnen worden gebruikt zolang iedereen de referentie begrijpt. “Het is een soort sneeuwbaleffect,” stelt Gobbo, “Zamenhof wierp de eerste sneeuwbal, en daarna hebben de taalgebruikers het Esperanto verder ontwikkeld.” Volgens Peterson zijn zegswijzen echter vooral een laag opmaak voor de taal. “Het Engels heeft ook veel paardrijdterminologie, maar dat zegt niet veel over het Engels.”
Stap 4: Ontwikkel een grammatica
Een grammatica schrijven is lastig voor elke taalartiest. Je wil controle hebben over elk aspect van de kunsttaal, maar je zal onderbewust toch de regels uit je moedertaal volgen. “Het is één ding om het algemene systeem van je moedertaal te herkennen en iets anders te willen doen met de kunsttaal. Het is iets compleet anders om onopvallende regels te herkennen, zoals bijvoorbeeld hoe specifieke werkwoorden worden vervoegd,” stelt Peterson. Taalgebruikers zijn zich over het algemeen niet bewust van de grammaticale regels van hun eigen taal. Het bedenken van grammaticale regels voor een kunsttaal is daarom een moeilijke taak.
Gobbo gelooft dan ook dat het absolute merendeel van de kunsttalen qua structuur lijken op de Europese talen, omdat de meeste taalartiesten een Europese achtergrond hebben. “Je kunt praktisch geen structuur uitvinden die je zelf niet kent.” Gobbo refereert hier naar het werk van taalwetenschapper Alessandro Bausani, wie stelde dat elke kunsttaal hevig wordt beïnvloed door de moedertaal van de taalartiest. Dit ‘Bausani-effect’ is ook terug te zien in het Esperanto, zo toonde Gobbo aan. Emeritus hoogleraar Wim Jansen (Universiteit van Amsterdam) heeft in zijn proefschrift onderzocht hoe de woordvolgorde van het Esperanto sinds het begin is geëvolueerd. In eerste instantie had Zamenhof namelijk niet voor elke constructie een vaste woordvolgorde bedacht. In het moderne Esperanto komt een bijvoeglijk naamwoord echter altijd vóór een zelfstandig naamwoord, door de invloed van de vele Engelstalige esperantisten.
Een andere uitdaging voor de grammatica van talen die natuurlijk moeten overkomen, is dat de regels van natuurlijke talen behoorlijk complex kunnen zijn. Een kunsttaal moet deze complexiteit dus simuleren. Zo telt het Dothraki vijf naamvallen en twee geslachtsvormen. Daarnaast kent elke regel ook wel weer een uitzondering. Volgens Peterson is dit een wezenlijk verschil met een volledig artificiële taal als het Esperanto. “Het Esperanto is gemaakt om simpel te zijn, en heeft alleen zoveel regels als puur noodzakelijk. Het telt één grammaticale naamval en de grammatica is volledig regulier: er zijn geen uitzonderingen op de regels.”
En dan de wereld in …
Ook al is taalcreatie geen simpele taak, een eigen taal kan wel een hele nieuwe dimensie toevoegen aan het sociale leven of aan een fantasieverhaal. Laten we niet vergeten dat het van nul af aan opzetten van een kunsttaal voor elke taalfanaat een bijzonder leuke bezigheid is. Peterson vertelt ons dat hij graag nog eens een boek zou schrijven over de verschillende elementen van de klankstructuur van kunsttalen, of een heel boek over grammaticale evolutie. “Hoeveel kookboeken zijn er wel niet? Oneindig veel! Ik denk dat hetzelfde zou kunnen met boeken over taalcreatie!”
De laatste stap in het creëren van een kunsttaal is om hem zoveel mogelijk mensen te laten bereiken. Zo bestaan er specifieke websites om kunsttalen te bespreken en is het voor veel taalartiesten een hobby om fragmenten uit (onder andere) Shakespeares werk te vertalen naar hun eigen kunsttaal. En onthoud: het is volledig terecht om trots te zijn op elke versie van de taal die je zelf hebt ontworpen. Succes!