Naar de content

Staatsgeheimen ontdekken met Google

Onderzoekscollectief Bellingcat spoort misstanden op met openbare data

Een straaljager in een hangar.
Een straaljager in een hangar.
flickr.com, Floris Oosterveld via CC BY 2.0

Het in Nederland gevestigde onderzoekscollectief Bellingcat spoort mensen op die zich schuldig maken aan illegale handel, aanslagen en oorlogsmisdaden. Het wapen van de onderzoekers: openbare data. “Je hebt googelen en góéd googelen.”

12 november 2021

Het was niet de bedoeling dat de wereld precies wist in welke bunkers op vliegbasis Volkel Amerikaanse kernwapens liggen opgeslagen. Toch lukte het Foeke Postma, onderzoeker bij onderzoekscollectief Bellingcat, om dit boven water te halen ‘met een goede zoekopdracht en een beetje handigheid op Facebook’. Zo vond hij openbare flashcards, waarmee betrokken militairen beveiligingsprotocollen uit hun hoofd leerden. Daar stond gedetailleerde en strikt geheime informatie op over de exacte locatie van de wapens. Het was een spannende zaak, aldus Postma. “En toch voelt het eigenlijk alsof ik niet zoveel heb gedaan, het was in feite een Google-zoekopdracht. Toch gingen mijn bevindingen de wereld over, tot het Pentagon aan toe.”

Het is een schoolvoorbeeld van de Bellingcat-methode, die vooral bekendheid kreeg doordat onderzoekers in 2017 aan de hand van beelden die mensen deelden op sociale media, reconstrueerden hoe een Russische Boek-raketinstallatie in 2014 in handen kwam van separatisten in Oost-Oekraïne. De installatie vuurde de raket af die vlucht MH17 neerhaalde met bijna 300 passagiers aan boord. Ook berichtten de onderzoekers over de burgeroorlog in Syrië en verzamelden ze bewijs dat de regering daar chemische wapens inzette.

Een foto van B-61-kernbommen.

B-61-kernbommen. Sinds de Koude Oorlog zouden er op vliegbasis Volkel zo’n twintig van deze Amerikaanse kernwapens liggen. Autoriteiten bevestigen noch ontkennen dit.

Wikimedia Commons, United States Department of Defense (SSGT Phil Schmitten) via publiek domein

Je kunt Bellingcat beschouwen als een bijzondere vorm van onderzoeksjournalistiek, waarvan de regels simpel lijken: gebruik informatie waar iedereen met een internetverbinding bij kan. De uitvoering is vaak complex en de artikelen lezen als een Sherlock Holmes-achtige detective, met veel details en verregaande analyses van beeldmateriaal in combinatie met informatie uit openbare databases als archieven, forums, gelekte data, kaarten en sociale media. Waar maakt Bellingcat het verschil en kan iederéén deze methode gebruiken? Waarom dóet Bellingcat dit? En moeten we eigenlijk wel zo veel online delen?

Cruciale details

Een van de meest in het oog springende vaardigheden die vaak terugkomt in het werk van Bellingcat, is het achterhalen waar een foto of video is gemaakt. Details spelen dan een cruciale rol, zegt Postma. “Stel: je hebt een foto van een onbekende straat en je wilt weten waar hij is gemaakt. Misschien levert een lantaarnpaal dan wel een cruciale aanwijzing. Er zijn een miljoen hobby’s en dit is het internet. Er zijn waarschijnlijk mensen met een interesse voor straatverlichting. Misschien bestaat er een database waarmee je kunt achterhalen in welke steden deze lantaarns staan.”

Een menigte mensen die door een straat in Amsterdam loopt.

Details verraden de locatie van een foto, zoals de prullenbak in deze straat waarop het logo van Amsterdam zichtbaar is.

Dimhou voor Pixabay

Het arsenaal aan tools voor zijn werk is verrassend klein, aldus Postma. Hij gebruikt een applicatie om websites op te slaan en voor de rest komt het neer op zoekmachines, kennis van het internet en analytisch vermogen. Het gebruik van openbare bronnen is cruciaal. Onderzoekers van Bellingcat zeggen niet te infiltreren, (privé)data aan te nemen of zelfs maar een interview te doen. Ook communiceren ze tijdens het onderzoek niet met mogelijke daders maar geven hen aan het einde een kans om te reageren op beschuldigingen.

Het schijnbare gemak waarmee Bellingcat – ruim twintig medewerkers wereldwijd – soms (staats)geheimen of misstanden blootlegt, komt hen wel eens op kritiek te staan. “Je hebt gewoon wat lopen googelen, klinkt het dan. En ja, dat klopt!”, zegt Postma. “Maar waarom heeft niemand dit eerder gedaan dan? De informatie staat vaak al jaren online. Het doorzoeken van sociale media en het internet doen we allemaal dagelijks, maar mensen onderschatten wat je hieruit kunt halen. Je hebt googelen en góéd googelen. We laten hiermee hopelijk ook zien wat er allemaal op straat ligt.”

Slechteriken exposen

Voor Postma is Bellingcat zowel een baan als een roeping; hij wil naar eigen zeggen ‘misstanden en slechteriken exposen’. Is hij dan niet bang dat zo’n slechterik ooit verhaal komt halen? “Dat gaat wel eens door je hoofd, maar dat idee went, soort van. De vraag die je echt moet stellen is of dit het waard is, en dat is het. Ik hoef waarschijnlijk de rest van mijn leven niet meer naar Rusland te reizen (vanwege Bellingcats onderzoek naar het neerhalen van vlucht MH17, waar hij zelf niet bij betrokken was – red.), maar dat vind ik niet zo erg”, zegt Postma.

Deze onderzoeksmethode lijkt onder meer effectief in oorlogssituaties, daar waar staten belangen hebben en waar de lokale journalistiek niet in staat blijkt om claims te controleren en misstanden aan de kaak te stellen. “Neem de oorlog in Syrië. Autoriteiten van Syrië, Rusland en de Verenigde Staten hebben meestal een eigen lezingen van gebeurtenissen, en eigen belangen. Met onze methodologie kun je ook zelf dingen checken en daar wat van vinden. Zonder bronnen op internet en wat burgers zelf delen zouden we hierover in het duister tasten”, zegt Postma.

Instagramposts die adressen verraden, en apps die staatsgeheimen over kernwapens lekken. Bellingcat laat zien dat je veel sporen achterlaat in de digitale wereld. Sporen die gebruikt en misbruikt kunnen worden. Is het beter om acuut te stoppen met het delen van informatie? “Mensen mogen online vertellen wat ze doen, daar zitten ook veel positieve kanten aan”, zegt hij. “Het gaat fout bij massale beïnvloeding op basis van data door één bedrijf, of wanneer regeringen je extreem controleren en straffen voor wat je online deelt. Dit is soms een fijne scheidslijn. Wat je zelf kan doen om die balans te vinden, is het bekijken van je privacyinstellingen en het verkennen van mogelijkheden om dingen niet te delen met een overheid of megacorporatie, maar wel met vrienden en familie.”

ReactiesReageer