Wie kent Lady de Winter niet, de femme fatale uit de Drie Musketiers? Zij is gebaseerd op Lady Carlisle, een echte vrouwelijke dubbelspion uit de zeventiende eeuw. En deze lady was verre van een uitzondering, blijkt uit het net uitgekomen boek Invisible agents.
Spioneren is mannenwerk, zo was de gedachte in de zeventiende eeuw. Vrouwen waren onbetrouwbaar en roddelziek, konden geen geheimen bewaren en waren emotioneel niet stabiel genoeg. Dit beeld is nog eeuwen in zwang gebleven en zo ingeburgerd geraakt dat vrouwelijke spionnen door historici over het hoofd zijn gezien.
En toen was daar Nadine Akkerman, Engelse literatuurkundige en cultuurhistoricus aan de Universiteit Leiden. Zij ontdekte bij toeval de belangrijke rol van de vrouwelijke spion. Na jaren van onderzoek naar spionnes verschijnt deze week haar publieksboek Invisible Agents. Women and Espionage in Seventeenth-Century Britain.
Dom houden
Akkerman stuitte tijdens haar onderzoek naar de correspondentie van de Engelse Elizabeth Stuart, de verbannen koningin van Bohemen die in Den Haag woonde, op iets vreemds. Elizabeth schreef dat haar brieven naar het vaderland over land gingen. Door deze enkele zin gingen de alarmbellen af. Over land naar Engeland? Waarom niet over water? Akkerman dook erin en kwam erachter dat een postmeesteres in Brussel Elizabeth’s brieven Engeland binnengesmokkeld kreeg.
De Engelse ambassadeur in Brussel had een notitie gemaakt over de verdachte praktijken van de postmeesteres voor zijn opvolger. Hij kon er met zijn pet niet bij dat een vrouw überhaupt politiek kon nadenken en handelen, laat staan spioneren. “En juist die houding gebruikten de vrouwen toen”, aldus Akkerman. “Wanneer ze verdacht werden van spionage hielden ze zich dom tijdens de ondervragingen. Ze stonden zo weer buiten, in tegenstelling tot hun mannelijke handlangers. Die werden acuut opgehangen.”
Geen unieke gevallen
Akkerman heeft jarenlang in Engelse archieven en bibliotheken gezeten voor haar onderzoek naar vrouwelijke spionnen. Duizenden brieven gingen door haar handen, en daarnaast vele dagboeken, nieuwspamfletten, gerechtsstukken en door het parlement uitbetaalde rekeningen. “Mannelijke spionnen stonden gewoon op de loonlijst van de toen al bestaande Secret Service. Vrouwen daarentegen werden niet officieel in dienst genomen vanwege hun sekse.”
Dat ze er wel waren, bewijst Akkerman: ze wist zestig spionnes te achterhalen, terwijl er tot nu toe slechts twee bekend waren. Zij werden als unieke gevallen gezien. Akkerman ontmaskerder een van hen, toneelschrijfster Aphra Behn. “Ze heeft even gewerkt als spion, maar stuitte op tegenslag en is zaken gaan verzinnen.”
Verloren bronnen
Opzienbarender vindt Akkerman de dames die eeuwenlang onder de radar zijn gebleven, zoals Susan Hyde. Deze zus van de belangrijke politicus Edward Hyde speelde geheime politieke informatie door. Broer en zus schreven elkaar brieven in codetaal, bijvoorbeeld over ‘het goed bevoorraden van de winkel in Brussel met twintig lappen stof’. Akkerman kon op haar klompen aanvoelen dat het hier niet over een stoffenwinkel-on-the-side ging…
“We wisten niet eens meer dat de politieke figuur Hyde een zus had. Als we haar al hebben gemist, wie dan allemaal nog meer? Tot in de negentiende eeuw is de meeste correspondentie van vrouwen niet bewaard gebleven of gearchiveerd, simpelweg omdat de inhoud niet van belang geacht werd. We zijn op deze manier veel belangrijk bronnenmateriaal kwijtgeraakt.”
Ongeloofwaardige vrouwen
Het verlies aan bronnenmateriaal maakte kwantitatief onderzoek moeilijk. In haar boek koos Akkerman daarom voor casestudies. Ze laat de opkomst van de spionnes zien in de politiek onrustige tijden van de Engelse burgeroorlogen (1639-1651), hoe vrouwen uit alle rangen en standen te werk gingen en het wantrouwen waar ze tegen aanliepen.
“De vrouwen vervalsten of kopieerden brieven. Hiervoor gebruikten ze codetaal of schreven in onzichtbare inkt. Of ze waren de boodschappers van de brieven. Wasvrouwen die niet konden lezen of schrijven konden ook de inhoud van geheime brieven niet lezen, wat wel zo veilig was.”
Omdat vrouwen vanwege hun sekse niet in staat werden geacht over politiek na te kunnen denken, werden ze niet snel verdacht van spionage. Ze waren de ideale spionnen volgens Akkerman, behalve dat hun vrouw-zijn ook voor wantrouwen zorgde bij de opdrachtgever. Want vrouwen konden natuurlijk geen geheimen bewaren.
De verleidster?
Een van de door Akkerman uitgelichte vrouwen, Elizabeth Murray, werd ervan verdacht de maîtresse te zijn van de aan de macht gekomen staatsman Oliver Cromwell. Politieke voor- en tegenstanders van Cromwell hielden haar daarom nauwlettend in de gaten. “Murray was inderdaad een spin in een geheim informatienetwerk en dan gaat iedereen er vanuit dat ze haar informatie via de slaapkamer bemachtigde. Er is echter geen enkel bewijs dat ze een affaire had met Cromwell”, aldus Akkerman.
Dit stereotype van de verleidelijke spionne wil Akkerman ontkrachten in haar boek. “Seksualiteit heeft vast een rol gespeeld, hoewel dat moeilijk te achterhalen is. Een generaal zal niet zo snel in zijn memoires zetten dat hij verleid is en zo staatsgeheimen heeft doorgespeeld. Verleiding was in ieder geval zeker niet het enige middel.” Liegen, bedriegen, zich voordoen als een ander, afluisteren, geheime correspondentie onderscheppen: vrouwen deden in geslepenheid niet onder voor mannelijke spionnen.
Verandering
Hoewel vrouwen officieel niet in dienst waren, werden ze wel ingezet door zowel de kant van de koning als die van het parlement. Deze twee partijen stonden tegenover elkaar tijdens de burgeroorlogen, waardoor veel mannen aan het vechten waren, gevangen zaten of waren gevlucht naar het continent. Vrouwen namen vervolgens het initiatief tot spionage en werkten veel samen in netwerken.
Al deze vrouwen hadden volgens Akkerman gemeen dat ze iets wilden bereiken. “Vaak hadden de vrouwen politieke of religieuze motieven. Toen de koning in 1647 bijvoorbeeld in de gevangenis terechtkwam, begon een groepje vrouwen geheimen boodschappen naar binnen te smokkelen. Laten probeerden ze de zoon van de geëxecuteerde Karel I op de troon te krijgen”.
Geld kon ook een reden zijn: vrouwen boden hun diensten aan in de hoop betaald te krijgen. En sommigen, zoals de eerder genoemde Lady Carlisle, leken het puur voor het avontuur te doen. Allemaal hebben ze gezorgd voor mooie verhalen, die nu eindelijk zijn onderzocht en opgeschreven.