Het is bijna pakjesavond. Kan Sinterklaas met zijn cadeaus invloed uitoefenen op de ontwikkeling van bepaalde vaardigheden bij kinderen en wellicht later zelfs op hun studiekeuze? Lego, blokken en puzzels dragen bijvoorbeeld bij aan ruimtelijke intelligentie en abstract denken. “Het precieze verband tussen speelgoed en studiekeuze is echter lastig te meten.”
Dit jaar kwam Sinterklaas niet met een stoomboot, maar met een vliegtuig vol pakjes naar Nederland. Natuurlijk raakten de pieten de cadeautjes vervolgens kwijt, maar het ziet ernaar uit dat ze die op tijd terugvinden en dat pakjesavond gewoon kan doorgaan. Maakt het uit wat voor soort cadeautjes de Sint op 5 december in de zak stopt? Kan speelgoed kinderen helpen bij het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden of later zelfs stimuleren om voor een bepaalde opleiding te kiezen?
Socioloog Maaike van der Vleuten denkt van wel en vermoedt dat genderstereotiep speelgoed daar een rol in speelt. “Ik heb onderzoek gedaan naar ideeën over typisch jongens- en meisjesgedrag”, vertelt Van der Vleuten, die is gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht en inmiddels is verbonden aan de Stockholm University in Zweden. “Genderstereotiep speelgoed kan al van jongs af aan ideeën bevestigen of aanwakkeren over wat ‘correct’ gedrag is voor jongens en meiden: jongens ‘horen’ met auto’s en meiden ‘horen’ met poppen te spelen. We weten dat ideeën over wat ‘gepast’ gedrag is voor jongens en meiden, zogenoemde gendernormen, studiekeuzes kunnen beïnvloeden. Nou zeg ik niet dat genderstereotiep speelgoed sekseverschillen in studiekeuzes verklaart – vooralsnog is hier geen direct bewijs voor gevonden – maar het kan een druppel zijn in een emmer van genderrolbevestigende gedragingen die kinderen meekrijgen, en die uiteindelijk hun studiekeuze beïnvloeden.”
Disney-prinsessen
“Minder onderscheid maken tussen speelgoed voor jongens en meisjes kan wel degelijk leiden tot het vergroten van de interesse van meisjes voor opleidingen in de technische sector”, stelt Belle Derks, hoogleraar Sociologie en Organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht, in een essay op de site Sociale Vraagstukken. Het lage aantal meisjes dat voor techniekstudies kiest – en ook het lage aantal jongens dat voor de Pabo of een zorgopleiding kiest – vloeit mede voort uit onze neiging om jongens en meisjes al vanaf hun geboorte systematisch anders te benaderen, schrijft Derks.
Marketing kan een grote rol spelen bij het doorbreken van genderstereotypen. “Kijk maar naar Frozen “, zegt Van der Vleuten. “Die tekenfilm heeft wel echt gezorgd voor een kentering. Elsa is heel anders geframed dan de eerdere Disney-prinsessen, waardoor ook ineens veel meer jongens geïnteresseerd waren in de film en haar wilden zijn. En een jaar geleden heeft LEGO zijn marketingstrategie aangepast, al is het nog te vroeg om te kunnen zeggen of het daadwerkelijk helpt.”
Genderstereotypen doorbreken
De Deense speelgoedfabrikant laat voortaan zowel jongens als meisjes zien op productfoto’s, trekt de verhouding in mannelijke en vrouwelijke minifigures meer gelijk, en bestempelt beroepen niet langer als mannelijk of vrouwelijk. Daarmee wil LEGO bijdragen aan het doorbreken van genderstereotypen.
Onderzoek dat LEGO liet uitvoeren onder bijna zevenduizend kinderen van zes tot veertien jaar en hun ouders in zes landen, liet namelijk zien dat er nog een flinke slag te maken valt op het gebied van genderstereotypering. Zo blijkt dat ouders vooral jongens stimuleren om zogeheten STEM-gerelateerde activiteiten uit te voeren (STEM is een Engels acroniem van science, technology, engineering en mathematics). Ouders moedigen jongens bijvoorbeeld vier keer vaker aan dan meisjes om programmeerspelletjes te doen (80 versus 20 procent).
Bepaalde vaardigheden
Dat bepaald speelgoed kan helpen bij het ontwikkelen van bepaalde vaardigheden, blijkt uit internationaal onderzoek. “Niet alleen lego, maar ook K’nex, blokken en puzzels dragen bijvoorbeeld bij aan ruimtelijke intelligentie en abstract denken”, vertelt Van der Vleuten. “En laat dat nou net cadeaus zijn die we veel vaker aan jongens geven. Die spelen daar dus meer mee, wat hun een voorsprong kan geven op die gebieden.”
Voor de ontwikkeling van vaardigheden voor onderzoekend leren lijkt het echter niet uit te maken of de zak van Sint vol technisch en wetenschappelijk speelgoed zit, of niet. Althans bij kleuters, tussen de vier en zes jaar oud. Daar lijkt onderzoek van Joep van der Graaf en Jo van Schaik, beiden universitair docent bij het Behavioural Science Institute aan de Radboud Universiteit Nijmegen, op te wijzen. Ze kijken onder meer naar de invloed van de thuisomgeving op de bètavaardigheden van kleuters. “Het is lopend onderzoek, dus ik kan nog geen harde conclusies trekken”, benadrukt Van der Graaf. “Het blijft bij speculeren, maar het beschikbare materiaal in huis lijkt er niet toe te doen.”
Experimenterende kleuters
“We hebben de thuisomgeving van kinderen wat betreft wetenschap en technologie in kaart gebracht”, licht Van der Graaf toe. “Daarvoor hebben we ouders gevraagd welk wetenschappelijk gerelateerd speelgoed in huis aanwezig is. Denk aan lego, programmeerspelletjes, een scheikundedoos, Freek Vonk-spullen als een vergrootglas en een kinderatlas. Ook hebben we geïnventariseerd welke wetenschappelijk getinte uitjes ze ondernemen, zoals een bezoek aan NEMO. De scores op deze vragenlijst hebben we gekoppeld aan prestaties van kleuters op taken die bètavaardigheden meten.”
Van der Graaf ging daarvoor met een hellingbaan naar groep 1 en 2 en liet kleuters daarmee experimenten opzetten en uitvoeren. Ook keek hij hoe goed ze zijn in het trekken van conclusies aan de hand van kaarten met daarop getekende aanwijzingen. Op deze vaardigheden voor onderzoekend leren lijkt de hoeveelheid materiaal in huis geen invloed te hebben. “Hoe kinderen ermee spelen, lijkt er wel toe te doen”, vult Van der Graaf aan. “Onderzoekend leren werkt het beste als het initiatief bij het kind ligt, maar de ouder er wel is om te ondersteunen en begeleiden. De balans slaat net door naar kindgestuurd spelen.”
Beeld van wetenschap
Van der Graaf had wel verwacht een verband te vinden tussen wetenschappelijk gerelateerd materiaal in huis en bètavaardigheden. “Wellicht verschilt het beeld dat ouders van wetenschap hebben van hoe wij wetenschappelijke vaardigheden meten”, oppert hij als mogelijke verklaring. “We meten bijvoorbeeld niet of kinderen met een witte labjas aan twee mengsels kunnen samenvoegen, maar wel of ze systematisch een experiment kunnen opzetten.”
Daarnaast is de relatie tussen een stuk speelgoed en een bepaalde vaardigheid ingewikkeld om te meten. “Bij boeken en leesvaardigheid is dat bijvoorbeeld veel duidelijker, omdat die wel een een-op-eenrelatie hebben”, zegt Van der Graaf.
Veel factoren hebben invloed op met welk speelgoed een kind speelt. Het roept ook de vraag op wat oorzaak is en wat gevolg. Sommige kinderen kunnen een aangeboren vaardigheid hebben waardoor ze zich aangetrokken voelen tot bepaald speelgoed. Daarmee spelen kan die vaardigheid weer versterken. Neem een kind met een goed ruimtelijk inzicht dat daardoor kiest voor lego, en door het bouwen met legosteentjes zijn ruimtelijk inzicht verder verbetert.
“Het precieze verband tussen speelgoed en studiekeuze is lastig te meten, omdat het via cognitieve capaciteiten en via gendernormen kan verlopen”, vult Van der Vleuten aan. “Daarvoor moet je kinderen eigenlijk heel lang volgen. Verschillende links zijn wel aangetoond, dus het lijkt me onwaarschijnlijk dat er helemaal geen verband is. Maar toekomstig onderzoek zal dit moeten bevestigen.”
Divers aanbod
“Wij hebben in ons onderzoek weliswaar geen samenhang gevonden, maar wetenschappelijk gerelateerd speelgoed kan uiteraard geen kwaad”, relativeert Van der Graaf. Die zak van Sinterklaas kan dus gewoon gevuld worden met cadeautjes. Daarbij is een divers aanbod wel van belang, benadrukt Van der Vleuten. “Laat zowel jongens als meisjes kennismaken met alle vormen van speelgoed.”
Voor wie wel wat inspiratie qua cadeaus kan gebruiken, verzamelde de redactie van NEMO Kennislink tips:
Lees verder: