Op de European Girls’ Mathematical Olympiad (EGMO), dit jaar in Kiev, haalde het Nederlandse team de 27ste plaats van 50 landen. Volgend jaar is dit evenement in EGMOnd aan Zee. Het zal waarschijnlijk nog lang duren voordat een speciale wiskunde-competitie voor meisjes overbodig wordt.
De International Mathematical Olympiad (IMO) is een jaarlijkse wedstrijd voor scholieren (m/v) in het oplossen van wiskunde-opgaven die al sinds 1959 bestaat. Elk land mag een team van zes scholieren afvaardigen. Menige winnaar is later een wereldberoemde wiskundige geworden, zoals de Rus Grigory Perelman of de Australiër Terence Tao.
Sinds 2012 bestaat er ook een Europese olympiade alleen voor meisjes, de European Girls’ Mathematical Olympiad (EGMO). Net als bij de IMO krijgen de vrouwelijke olympiërs op twee achtereenvolgende dagen drie zeer lastige opgaven voor hun kiezen. Deze zijn in principe op te lossen met wiskundekennis op middelbareschoolniveau, maar qua niveau stijgen ze een heel stuk uit boven bijvoorbeeld eindexamenopgaven. Elke opgave levert maximaal zeven punten op.
Dit jaar lukte het bij de EGMO in Kiev maar één deelnemer om alle opgaven perfect op te lossen: Jelena Ivancic uit Servië. Vorig jaar, bij de EGMO 2018, presteerde ze dat ook al, hoewel ze toen pas 16 was. De beste Nederlandse deelnemer, Floor Beks, haalde in Kiev 22 van de maximaal 42 punten. Die score was al een gouden medaille waard, want bij zowel IMO als EGMO haalt ongeveer de helft van de deelnemers op grond van hun score brons, zilver of goud . Iedereen die één opgave helemaal goed oplost krijgt een officiële eervolle vermelding.
Eerder afhaken
In ons land organiseert de Nederlandse Wiskunde Olympiade de olympiade-voorrondes op scholen, en de trainingen en selectie voor het nationale IMO- en EGMO-team. Het idee achter een aparte wiskunde-competitie voor meisjes is dat meisjes evenveel talent voor wiskunde hebben als jongens, maar dat ze om allerlei redenen eerder afhaken in de veeleisende selectie die uiteindelijk een plaats in het nationale olympiade-team kan opleveren. Sietske Tacoma, van de Nederlandse EGMO-organisatie: “Soms komen ze niet uit zichzelf bovendrijven.”
Zowel het IMO- als het EGMO-team worden gerecruteerd uit een trainingsgroep van ongeveer dertig scholieren die in de landelijke finale het beste scoorden. Maar voor die finale wordt sowieso een quotum van 25 procent meisjes geselecteerd uit de voorrondes. Vervolgens wordt de trainingsgroep zonodig aangevuld met extra deelneemsters uit de finale.
En dan blijft het nog steeds lastig om de meisjes erbij te houden. Tacoma: “Als er op zeker moment nog vijf meiden in de trainingsgroep zitten die denken ‘we gaan het niet redden tegen de jongens’, dan haken ze af. Want ze moeten wel elke week opgaven inleveren. Maar het is nodig dat er minstens vier meisjes in de trainingsgroep zitten om een goed EGMO-team te kunnen vormen.”
Tacoma constateert dat meisjes over het algemeen graag meer dingen tegelijk doen, dus niet al hun energie en vrije tijd in de olympiade-selectie willen steken. De jongens in de trainingsgroep zijn doorgaans meer bereid om zich alleen maar op wiskunde te focussen.
Minder moeilijk?
Een voor de hand liggende vraag is, of de EGMO-opgaven minder moeilijk zijn dan de IMO-opgaven. Birgit van Dalen, trainer van de Nederlandse IMO- en EGMO-teams: “Ze zijn net iets eenvoudiger, maar de op een na makkelijkste opgave van de EGMO is al moeilijker dan de makkelijkste van de IMO.”
De inbreng van meisjes aan de algemene olympiade neemt langzaam toe: in tien jaar steeg het percentage meisjes dat in Nederland deelnam aan de eerste ronde van 35 naar 45 procent. Een duidelijke verklaring daarvoor is er niet. In de tweede ronde ligt dit percentage de laatste jaren rond de dertig procent. En zoals gezegd, gelden er speciale regels om het percentage voor de finale op 25 procent te brengen. Van Dalen: “Dit jaar moesten we daar tien extra meisjes voor uitnodigen (op circa 130 deelnemers), die allemaal één punt te weinig hadden gescoord om uit zichzelf door te gaan; vorig jaar hoefden we maar drie extra meisjes uit te nodigen. Dit fluctueert dus nogal, maar het globale beeld is dat we in recente jaren veel minder moeite hoeven te doen om op die 25 procent te komen dan in de eerste jaren dat we dit deden, vanaf 2011.”
Als er in principe geen verschil in talent voor wiskunde is tussen mannen en vrouwen, zou een evenement als de EGMO ooit overbodig moeten worden. Tacoma beaamt dat, maar: “Op dit moment is dat absoluut nog niet aan de orde.”