Onze veestapel heeft eiwitrijk voedsel nodig, zoals soja. Die komt nu meestal van overzee en is dus niet duurzaam. Hoe zorgen we dat onze koeien binnen de kringlooplandbouw passen, waardoor de natuur, het milieu en het klimaat minder worden belast? NEMO Kennislink geeft vijf oplossingen.
“We zijn in Nederland een beetje doorgeschoten in het importeren van voer van elders. Dat komt omdat een boer hier dieren mag houden zonder dat hij voldoende grond heeft om zelf het veevoer op te verbouwen. Dat is een cruciale fout in ons landbouwsysteem”, zegt Zwier van der Vegte aan de telefoon. Hij is manager van melkveeproefbedrijf De Marke, een plek waar wetenschappers van Wageningen Universiteit al dertig jaar onderzoek doen naar kringlooplandbouw, een manier om voedsel te verbouwen waarbij het klimaat, milieu en de natuur zo min mogelijk worden belast. Eigenlijk weet Van der Vegte allang dat het sluiten van de kringloop belangrijk is voor een duurzame melkveehouderij.
Inmiddels is minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ook fan van kringlooplandbouw. Alle landbouw in ons land moet in 2030 circulair zijn, liet ze in september weten. Dat betekent vooral: zuinig omgaan met grondstoffen, zo min mogelijk afval produceren en zo min mogelijk schadelijke stoffen uitstoten. In haar visie Landbouw, natuur en voedsel staat onder meer dat melkveehouders het voedsel voor hun koeien dichter bij huis moeten produceren en de koeienmest op het eigen land moeten hergebruiken, zodat nieuw voer kan groeien.
Overschot aan stikstof en fosfaat
Laten we inzoomen op het voer dat we uit het buitenland importeren: soja. Nederland blijkt de grootste soja-importeur in de Europese Unie en de op een na grootste ter wereld, berekende Wageningen Universiteit. Maar een groot deel van die geïmporteerde soja wordt ook weer doorverkocht, volgens het CBS.
Voor het maken van veevoer gebruiken we jaarlijks 1,8 miljard kilo soja, zowel voor pluimvee zoals kippen, als voor varkens en koeien. Met die soja halen we zowel stikstof als fosfaat ons land binnen, dat koeien eerst opeten en dat vervolgens via koeienmest weer naar buiten komt. Om de kringloop te sluiten, zouden we de stikstof en fosfaat in mest weer moeten exporteren naar de plek waar we de soja vandaan haalden. Alleen zouden we met al die transportkilometers weer enorme hoeveelheden CO2 in de lucht brengen. De duurzaamste oplossing voor het sluiten van kringlopen lijkt dus om geen soja meer te importeren. Maar hoe haalbaar is dat?
Oplossing 1: Geef elke koe minder soja
Koeien krijgen soja, omdat daar relatief veel eiwit in zit, die ze nodig hebben voor een optimale melkproductie. Met succes: “Mijn opa molk 3000 liter per koe per jaar, maar nu kan een koe wel 10.000 liter geven”, zegt Zwier van der Vegte. “Ik voer m’n koeien intussen beter dan mezelf. Dat komt omdat ik per koe precies weet hoeveel ze nodig heeft: ik weet de dagelijkse melkproductie, wat er nodig is om een koe warm te houden en haar niet te dik of te mager te laten worden. Op basis daarvan bereken ik ook hoeveel eiwit ze nodig heeft.” Toch blijft hij nog dagelijks bezig om met zo min mogelijk soja en zo min mogelijk eiwit de melkproductie op peil te houden.
Ook Rijk Baltus, een melkveehouder in Middenmeer, houdt zich bezig met het optimaliseren van de hoeveelheid eiwit in het voer van z’n koeien. Hij is een van de zestien boeren die onderzoeken hoe ze nog duurzamer kunnen boeren bij het project Koeien & Kansen. De deelnemers aan dit project halen gemiddeld 55 procent eiwit van hun eigen land. Baltus’ koeien staan het hele jaar op stal. Op zijn vruchtbare kleigrond verbouwt hij voornamelijk gras, een beetje mais en een deel verhuurt hij aan een akkerbouwer die er aardappels op zet.
“Ik oogst 18 ton droge stof gras (gedroogd gras waar het water dus uit is, red.) per hectare. Dat is veel, want het gemiddelde in Nederland is 11,5 ton. Door deze hoge opbrengst zit er nog maar 130 gram ruw eiwit per kilo droge stof in, terwijl onze koeien 150 gram nodig hebben voor een gezonde melkproductie. We komen dus 20 gram eiwit tekort. Dat corrigeer ik met soja”, zegt Baltus aan z’n keukentafel terwijl hij een kop zwarte koffie drinkt. Die 150 gram eiwit is trouwens minder dan z’n Nederlandse collega’s geven aan hun koeien; de meesten geven 160 gram. Baltus pakt z’n rekenmachine erbij om uit te rekenen hoeveel soja hij daarmee per jaar bespaart: 22 ton soja.
Oplossing 2: Gebruik meer mest, dan komt er meer eiwit in het gras
Maar Baltus denkt nog meer soja te kunnen besparen. “De hoeveelheid mest die ik mag gebruiken is gebaseerd op een gemiddelde hoeveelheid gras die boeren van hun land halen, 11,5 ton droge stof per hectare per jaar. Ik haal jaarlijks echter veel meer gras van hetzelfde oppervlak: 18 ton droge stof. Als ik de hoeveelheid mest zou mogen gebruiken naar rato van mijn grasopbrengst, dan zou mijn gras per kilo veel meer dan 130 gram ruw eiwit bevatten”, zegt hij. “Zo kan ik de hoeveelheid ruw eiwit in m’n gras omhoog brengen tot 170 gram per kilo, zodat ik nog eens 50 ton soja zou besparen; dat is makkelijk haalbaar”.
Dat is een eye-opener. Baltus legt uit dat gras zelfs de potentie heeft om 250 gram ruw eiwit te bevatten. Het probleem is volgens hem dat beleidsmakers bang zijn voor overbemesting, omdat te veel nitraat (N) in het grondwater slecht is voor het milieu. Op kleigrond in de polders is de opbrengst echter zo hoog dat er nauwelijks nitraat uitspoelt. Toch is de maximale bemesting landelijk overal hetzelfde. “Ik ben gefrustreerd, omdat ik met de landelijke regelgeving rekening moet houden.” Volgens Baltus is de uitdaging voor de kringlooplandbouw dan ook om per regio (of liever nog: per bedrijf) de hoeveelheid mest in balans te krijgen met de hoeveelheid eiwit die een boer van z’n land kan halen.
“Het nadeel van meer mest gebruiken, is echter dat gras sneller groeit, waardoor je eerder moet maaien. Daardoor raken weidevogels verder in de problemen”, reageert Jerry van Dijk, die ecoloog is bij het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling van de Universiteit Utrecht. “Zo zijn grutto’s nogal kritische beesten, die op een bepaald moment eieren in het gras willen leggen. Als het gras sneller in het jaar hoog is, wordt het eerder gemaaid. Dan zijn de eieren vaak nog niet uitgekomen. Hoewel veel boeren de nesten beschermen, heeft dat enorme impact; de hoeveelheid weidevogels daalt al jaren.” Dit bevestigt het CBS: de gruttostand is sinds de jaren negentig gehalveerd door de intensieve landbouw.
Oplossing 3: Verbouw meer soja in Europa
Naast het verminderen van de hoeveelheid eiwit in voer en het maximaliseren van de hoeveelheid eiwit op het land van de boer, is er nog een derde alternatief: soja of andere eiwitrijke gewassen in Nederland en omliggende landen verbouwen. Als we alle soja die we importeren voor de totale veehouderij in ons eigen land willen laten groeien, dan hebben we daar 780.000 hectare landbouwgrond voor nodig, ofwel meer dan een derde van de totale hoeveelheid landbouwgrond in ons land, blijkt uit een berekening van Wageningen Universiteit uit 2014. De soja die voor rundvee is bedoeld, zouden we kunnen verbouwen op 200.000 hectare.
“Daarom moeten we breder denken. Soja houdt van warmte, dus dat zou ook in zuidelijke landen zoals Spanje en Italië verbouwd kunnen worden. Als we het telen van soja in Europa zouden stimuleren en er eisen aan zouden stellen, dan zou het helemaal niet zo moeilijk zijn om die sojaproductie regionaal te realiseren”, zegt Zwier van der Vegte. Hij krijgt bijval van Milieudefensie, die in een artikel van De Correspondent denkt aan andere Europese landen met warme zomers zoals Roemenië. “Door soja in Europa te verbouwen, kun je de grondstoffencyclus regionaal sluiten en word je minder afhankelijk van de wereldmarkt voor je eiwitten.”
Oplossing 4: Drink minder melk
De laatste oplossing voor het importeren van minder soja ligt een stuk dichter bij huis: minder zuivel drinken, minder kaas én minder vlees eten. Dat zou ook gunstig zijn voor het klimaat, berekende de Food and Agriculture Organization van de United Nations in 2013 (zie het rapport Tackling Climate Change through Livestock ). Wereldwijd zorgt de veeteelt voor 14,5 procent van alle door mensen veroorzaakte uitstoot van CO2, waarbij rundvlees (41 procent) en koemelk (19 procent) de grootste bijdrage leveren aan de vervuiling. Dus eigenlijk kun je vandaag al beginnen met je bijdrage aan de kringlooplandbouw.
Daar twijfelt melkveehouder Baltus aan. Hij denkt dat boeren de Nederlandse melk die wij niet opdrinken, wel naar het buitenland zullen exporteren, zo reageert hij in een e-mail. Ook Van der Vegte schrijft per mail dat kringlooplandbouw niet begint met minder melk drinken. “Op heel veel landbouwgrond kun je niets anders dan gras verbouwen. Je hebt dan een koe nodig om er een voedingsproduct voor de mens van te maken.”
Daar heeft hij een punt. Hanna van Zanten promoveerde in 2016 aan de Universiteit van Wageningen op de vraag of we omwille van duurzaamheid allemaal vegetarisch of veganistisch zouden moeten worden. Nee, concludeerde ze. Als we voedselresten en gras van land dat ongeschikt is voor akkerbouw zouden voeren, dan kan de veehouderij een derde deel van onze dagelijkse behoefte aan eiwit produceren, zonder dat er een concurrentie tussen veevoer en voedsel is.
Oplossing 5: Betaal meer voor melk
De kern van het duurzaamheidsprobleem in de landbouw is het marktmodel, zegt Jerry van Dijk. “Het probleem is dat de (wereldmarkt)prijs voor melk regelmatig onder de kostprijs daalt, waardoor boeren niks verdienen. De enige manier om wel wat te verdienen, is die kostprijs verlagen. Dat kan alleen als een boer efficiënter melk produceert: meer melk per koe dus.”
Daar zijn we inmiddels heel goed in. Produceerde een doorsnee melkkoe in 1910 nog maar 2500 liter melk per jaar, inmiddels is dat ruim 8000 liter. Het aantal melkkoeien nam in die periode met 52 procent toe, berekende het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 1910 telde ons land nog 1,07 miljoen melkkoeien, in 2015 waren dat 1,63 miljoen. Kortom: de helft meer melkkoeien zorgt voor een 4,5-maal zo grote melkproductie als in 1910. Dankzij intensief boeren is de CO2-uitstoot per liter melk lager geworden, maar vanwege de toename van het aantal koeien is de totale CO2-uitstoot van de veeteelt gelijk gebleven aan dat van de jaren negentig, volgens recente cijfers van het Compendium voor de Leefomgeving. Wat nu?
De oplossing om die import van soja te verminderen, lijkt zo vanzelfsprekend: gewoon minder soja importeren, zodat een koe minder melk produceert. “Maar dat kan niet in de huidige markt, want dan gaan boeren failliet”, zegt Van Dijk. Hij heeft een beter idee.
Op dit moment krijgen veehouders subsidie voor de grond die ze bezitten (per hectare), ongeacht wat ze met die grond doen. “Als we de omschakeling naar de kringlooplandbouw serieus willen nemen, dan moet je die ook belonen. Je zou boeren duurzaamheidsubsidies kunnen geven voor bepaalde duurzame maatregelen.” Een andere oplossing is het verhogen van de prijs die boeren voor hun melk krijgen.
“Ketenorganisaties zoals FrieslandCampina of Albert Heijn zouden meer moeten betalen aan boeren die duurzame melk verkopen. Het gevolg is alleen dat wij ook meer voor onze melk moeten betalen.” Maar dat is nauwelijks een probleem te noemen. “Vergeleken met andere landen besteden we een krankzinnig klein deel van ons inkomen aan voedsel (red.: nog geen 12 procent), dus daar zit zeker een deel van de oplossing.”