Elkaars gedachten inschatten vraagt andere vaardigheden van je brein dan logisch redeneren, ontdekte promovendus Ben Meijering. Ook kan je jezelf trainen om je in de belevingswereld van een ander te verplaatsen. “Handig als je met je baas moet onderhandelen over je salaris.”
We zijn er de hele dag druk mee: redeneren over de gedachten die anderen zouden kunnen hebben. Elkaars gedrag proberen te voorspellen en te verklaren. Op de werkvloer, tijdens het samenwerken met collega’s, of met vrienden, tijdens het plannen van een vakantie of het spelen van een potje schaak.
De vaardigheid om de onzichtbare toestand van andermans gedachten, gevoelens, ideeën en intenties in te schatten – oftewel: het perspectief van een ander in te nemen – is uniek voor de mens. Wetenschappers noemen dat onze theory of mind, en hebben ontdekt dat deze zich rond vierjarige leeftijd begint te ontwikkelen. In onderstaand (Engelstalig) filmpje kan je zien hoe Britse onderzoekers proefjes doen met jonge kinderen die zich nog niet in de belevingswereld van een ander kunnen verplaatsen.
Het is nog onduidelijk uit welke neurocognitieve mechanismen theory of mind ontstaat. Er zijn twee hoofdtheorieën, die lijnrecht tegenover elkaar staan. Het ene kamp beweert dat theory of mind gewoon valt onder logisch nadenken. Dat deze is opgebouwd en automatisch voortkomt uit de basisfuncties die we ook gebruiken voor andere redeneertaken, zoals plannen, het ophalen van wereldkennis en het kunnen switchen tussen taken. Het andere kamp stelt dat theory of mind losstaat van ons alledaagse logische denken en een aparte, ‘hogere’ cognitieve functie is.
Je tegenspeler inschatten
Promovendus Ben Meijering wilde weten welke van de twee het is, en presenteerde zijn resultaten afgelopen donderdag aan de Rijksuniversiteit Groningen. “Ik ontwikkelde een spel, en maakte twee versies. In beide gevallen streden mijn proefpersonen tegen één tegenspeler. Beide spelers deden om en om één zet en hadden als doel om zo veel mogelijk diamanten te verzamelen. Telkens vroeg ik de proefpersoon om te voorspellen welke keuze hun tegenspeler zou maken.
Waar de tegenstander zijn keuze op zou baseren, dát verschilde echter. “Bij het eerste spel moest de proefpersoon zich verplaatsen in de mentale belevingswereld van de tegenspeler: welke keuze zou deze maken aan de hand van het spel? Bij het tweede wist de proefpersoon dat hun tegenspeler een keuze zou maken op basis van een rekensom, die de proefpersoon ook kon inzien.”
“Hoewel beide taken evenveel denkstappen van de proefpersoon verlangen – wat denk ik dat mijn tegenspeler gaat doen? – is de aard van de taken anders. Als theory of mind voortkomt uit dezelfde cognitieve vaardigheden die nodig zijn voor alledaagse redeneertaken – zoals rekentaken – dan zouden mensen op beide taken evengoed presteren. Maar als theory of mind een aparte vaardigheid zou zijn, dan zouden mensen het perspectief dat moet worden genomen tijdens de eerste taak moeilijker vinden dan de rekentaak.”
Perspectief nemen kan je trainen
En dat bleek ook zo te zijn: de proefpersonen maakten tijdens de taak waarin ze perspectief moesten nemen veel meer fouten en hadden meer tijd nodig om te beslissen. Meijering: “Dit suggereert dat de basale cognitieve vaardigheden om te redeneren niet voldoende zijn om de beweegredenen van een ander in te schatten, en dat theory of mind – of sociaal inzicht – dus een andere, op zichzelf staande vaardigheid is.”
Maar als dat zo is, vroeg hij zich af, ‘heb’ je dan gewoon je eigen niveau van theory of mind en moet je het daarmee doen? Of kan je deze ook trainen? Dat bleek wel degelijk te kunnen. “Toen ik mensen ging trainen in het opsplitsen van de denkstappen – Wat is jouw doel? En wat wil de tegenstander? Wat kan je doen om hem voor te zijn? – dan worden ze er beter in. Ze kunnen situaties veel beter voorspellen en bijsturen dan mensen die zonder training veel denkstappen in één keer moeten overzien.”
Hapklare brokjes
Handig om te weten, dat je je eigen sociale inzicht kan trainen. “Stel je voor dat je met je baas wil onderhandelen over je salaris. Een behoorlijk lastige opgave: niet alleen moet je eigen doelen continu in de gaten houden, ook blijf je jezelf gedurende het gesprek afvragen wat je baas van jou vindt en welke en doelen hij heeft.”
Om de onderhandeling goed te laten verlopen, zegt Meijering, moet je je gedachten – een ingewikkelde brij van theory of mind over jezelf en je baas – opbreken in hapklare stukjes. “Thuis kan je je alvast indenken: stel je voor, ik ben mijn baas. Wat vind ik van mijzelf als werknemer? Als je dat hebt bedacht, dan ga je één stap verder. Hoe kan ik deze kennis gebruiken om te onderhandelen?”
Maar eindeloos trainen kan je jezelf nu ook weer niet. “Je kan best leren inschatten wat je gesprekspartner denkt, of wat jij denkt dat hij over jou denkt. Of wat een ander denkt dat een derde over jou denkt. In theorie kunnen die stappen eeuwig doorgaan. Maar elke extra denkstap maakt de theory of mind ingewikkelder en vergt daarom meer cognitieve inspanning. Dan houdt het voor de meesten voor ons al snel op: om elke keer weer te bedenken wat een ander denkt is in het dagelijks leven vaak niet nodig. We proberen het onszelf zo makkelijk mogelijk te maken.”