Planten zijn verbluffend complexe wezens, maar moeten ze daarvoor slim zijn? Wel volgens filosoof en neurowetenschapper Paco Calvo. In zijn boek Planta Sapiens breekt hij een lans voor plantintelligentie.
Lente! Als er één teken van voorjaar is, is het wel het frisse groen dat uit alle knoppen en bollen barst. Na het lezen van Planta Sapiens kijk je misschien voorgoed met een andere blik naar deze groene wezens waarmee we de aarde delen.
Ook al zijn ze stevig geworteld in de grond, planten staan allesbehalve stil, en zijn allerminst passieve wezens die hun omgeving lijdzaam ondergaan. De Spaanse cognitiewetenschapper en filosoof Paco Calvo, doet al die vooroordelen over planten in de ban. Hij maakt korte metten met onze neiging om alleen wezens die lijken op ons – die bewegen en een brein hebben – als intelligent of bewust te zien. Zijn pleidooi: planten zijn slimmer dan we denken.
Kijken door nieuwe bril
Het grootste deel van het boek draait niet om nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen, maar bekijkt bestaand onderzoek door een nieuwe bril. Hoewel planten radicaal anders functioneren dan dieren, laat Calvo boeiende parallellen zien: ze reageren op hun omgeving, hebben hun eigen versie van een zenuwstelsel, kunnen leren en keuzes maken.
Helemaal nieuw is die bril overigens niet. “Regelmatig opperen wetenschappers dat planten een vorm van intelligentie hebben,” stelt Jeremy Harbinson, gepensioneerd plantenfysioloog aan Wageningen Universiteit. “Planten nemen hun omgeving waar en reageren erop om te overleven, zoals de meeste organismen. Je kunt het zien als een vorm van intelligentie. De vraag is of dat nuttig is.”
Met zo’n brede definitie van intelligentie moet je volgens Harbinson weer een nieuw woord bedenken om de intelligentie te beschrijven die ons mensen zo speciaal maakt. “Er zit een groot gat tussen je omgeving voelen en erop reageren, en het vermogen om een nieuwe filosofie of kunstrevolutie te bedenken.” Met Calvo’s definitie zou volgens Harbinson ook je cv-ketel intelligent zijn, want ook die meet zijn omgeving (temperatuur) en reageert erop door te verwarmen.
Dilemma voor een erwt
Calvo legt in zijn boek een hoofdrol weg voor klimplanten zoals wijnstokken (de druivenplant). Zijn team in het MINT-lab onderzoekt hoe een rank houvast vindt aan een stok om te klimmen. De plant groeit net te traag om het met onze ogen te zien gebeuren. Maar als je het filmt en versnelt afspeelt, zie je de tak strekken en slingeren als een lasso totdat deze de steun vindt om zich aan op te trekken. De klimplant gebruikt hiervoor signalen uit zijn omgeving, zoals zonlicht en geurstoffen. Op die tijdschaal wordt plantengroei volgens Calvo gedrag, en kunnen we planten gemakkelijker vergelijken met dieren.
Onderzoekers kunnen de plant voor dilemma’s zetten en zien welke keuze hij maakt. Zo kunnen planten volgens Calvo bepaald gedrag aanleren, net als de Pavlov-reactie van honden die gaan kwijlen zodra ze een belletje horen – omdat ze geleerd hebben daarna een beloning (eten) te krijgen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in een studie waarin erwtenplanten groeien onder een Y-vormige koker. Naarmate ze groeien moeten ze kiezen tussen de twee takken van de Y-splitsing om hun groei te vervolgen. Daar maken de onderzoekers gebruik van. Uit één tak van de Y-splitsing komt van bovenaf een briesje (neutrale prikkel) op de plant, gevolgd door blauw licht – de beloning, want met het licht maakt de plant via fotosynthese suikers uit CO2. De plant groeit daarom naar die tak van de Y. Wisselen de onderzoekers daarna de kant van het briesje naar de andere tak, zonder erna blauw licht te geven, dan groeien de planten toch naar de wind. Ze hebben geleerd, ze verwachten de beloning, aldus Calvo.

Erwtenplant
Freepik“Planten hebben een vorm van geheugen”, beaamt Harbinson. “Maar niet in hersenen zoals bij dieren. Het werkt vooral via genexpressie in de cellen van de plant: sommige genen gaan aan of uit.”
Een andere parallel die Calvo trekt tussen planten en dieren betreft het vaatstelsel en zenuwstelsel. Planten zoals de venusvliegenval en het kruidje-roer-mij-niet klappen hun bladeren dicht als je ze aanraakt. Verdoof je deze planten, dan blijven de blaadjes open. Ze staan dan in een ‘slaapstand’. De beweging werkt via elektrische signalen in de plant, die de verdoving stillegt. Die elektrische signalen lopen via het vaatstelsel van de plant. Calvo ziet daarin de plantaardige versie van het dierlijke zenuwstelsel. Ook hier hoort Harbinson niets nieuws. “Het gebeurt, maar het is niet zo essentieel als het zenuwstelsel voor dieren: leg je dat plat met een zenuwgif, dan sterft het dier. Bij een plant gebeurt dat niet. Ik heb mijn hele loopbaan aan planten kunnen werken en ze beter kunnen begrijpen, zonder daarbij die elektrische signalen te hoeven meenemen.”
Ongemakkelijke veganist
Planten kunnen volgens Calvo niet alleen denken, maar misschien ook pijn ervaren. Dat roept gewetensvragen op, niet alleen voor veganisten en vegetariërs. Moeten we bijvoorbeeld groenten verdoven voordat we ze oogsten of koken? De auteur geeft geen oplossing, maar wil vooral benadrukken dat planten een eigen subjectieve ervaring kunnen hebben – we weten het alleen nog niet, en kunnen het dus ook niet uitsluiten. Harbinson is sceptisch: “Er zijn zeker signalen te meten in een plant als gevolg van stress, maar het is geen pijn zoals we dat in mensen en dieren zien. Het ligt aan je definitie van pijn. Als je de definitie oprekt, en je cv-ketel geeft een alarm zodra de temperatuur te ver daalt, is er dan sprake van pijn?”

Richting het einde wordt de filosoof idealistischer: als planten intelligente wezens zijn, moeten we ons zelfbeeld grondig herzien. We zouden planten met meer waardigheid moeten behandelen. Op dit punt in het boek lijkt plantintelligentie vooral een argument om respectvoller met de wereld om te gaan: de auteur dringt aan op een kentering in onze samenleving. Toch maakt hij zelf weinig concreet hoe hij dat voor zich ziet. Moeten we elke boom verdoven voordat we hem verplanten of kappen? Het blijft bij een hint, geen toekomstvisie. Harbinson kan die gevolgen wel voorstellen: “We geven onszelf natuurlijk allerlei privileges omdat we intelligent zijn. Als je die definitie oprekt, is de grond voor die privileges ook weg. Maar rek je het op voor planten, dan gaat de discussie ook spelen voor AI en apparaten.”
Of planten nou denken of niet, Planta Sapiens zet in ieder geval aan tot nadenken óver planten. Het boek geeft een mooie indruk hoe het is om plant te zijn. Of planten intelligent zijn zoals ons of andere dieren, hangt af van je definitie – en Calvo kiest ervoor die definitie op te rekken.
De vraag is of dat nodig is om het gedrag van planten te verklaren, en om beter om te gaan met de wereld. Harbinson denkt van niet, maar dat wil niet zeggen dat hij niet om planten geeft: “Als een orchidee thuis verpietert, wil ik hem oplappen omdat ik waarde hecht aan die plant. Dat is emotioneel: als kind zorgde ik al voor plantjes.” De goede bedoelingen van de auteur juicht hij dan ook van harte toe: “Ik vind dat we planten met groot respect moeten behandelen. Zo’n boek kan de boel opschudden en mensen anders laten denken: planten zijn complexe wezens die complexe dingen doen. Dat is zeker een reden om beter voor ze te zorgen.”