Korstmos

Je kunt je voorstellen dat te afhankelijk zijn van één iemand anders niet zo gunstig is. Want zodra die persoon wegvalt, red je het niet meer in je eentje. Dat geldt ook in de wereld van evolutie. Korstmossen zijn daar een goed voorbeeld van. Ze bestaan uit twee organismen: een schimmel en een alg. De schimmel vormt een beschermde laag rondom de alg en voorziet die van water en mineralen. De alg maakt zijn eigen suikers uit zonlicht en CO2, en die voeding deelt hij weer met de schimmel. Zo ontstaat een wederkerig voordelige samenleving – voor nu.
De twee organismen zijn in de evolutie zo afhankelijk van elkaar geworden dat ze niet meer zonder elkaar kunnen. Bovendien blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat zulke samenwerkingspartners zich niet zo goed aanpassen bij een veranderende omgeving. Bij extreme veranderingen sterft dit soort organismen uit en overleven juist de organismen die zelfstandig zijn.

Pixabay, Emmi Nummela via CC0

Koalabeer

Voedsel is essentieel voor alle levende wezens. In plaats van vechten om dezelfde vruchten of prooien, evolueren sommige organismen zo dat ze een nieuw soort voedsel kunnen verteren. Ideaal, want dan is er voor elk wat wils. Maar soms slaat zo’n zogenoemde specialisatie door en wordt een organisme volledig afhankelijk van één voedselbron. Kijk maar naar de koalabeer, die eucalyptusbladeren eet en vrijwel niets anders. Op korte termijn is dat erg handig, want er zijn weinig andere dieren die eucalyptusbladeren eten. Maar mocht eucalyptus ooit verdwijnen, betekent dat waarschijnlijk ook de ondergang van de koalabeer. Op de lange termijn is afhankelijkheid van één voedselbron niet zo handig dus. Hetzelfde geldt overigens voor pandaberen en hun bamboedieet.

Pixabay, Holger Detje via CC0

Pauw

Een groot deel van de organismen plant zich voort via geslachtelijke voortplanting. Daarbij wordt het DNA van een mannetje en vrouwtje gecombineerd. Het grootste voordeel ontstaat als vrouwtjes met het grootste, sterkste of gezondste exemplaar van het mannelijk geslacht nakomelingen krijgen. Denk aan bijen waarbij de koningin hoog de lucht in vliegt en paart met het mannetje dat de achtervolging het langst volhoudt.
Soms kiest een vrouwtje echter een mannetje uit op eigenschappen die niet direct helpen om te overleven, maar op aantrekkelijke uiterlijke kenmerken. Seksuele selectie heet dat. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij het inmiddels uitgestorven reuzenhert. Vrouwtjes gaven de voorkeur aan een groot gewei, waardoor de nakomelingen een steeds groter gewei kregen. Je kunt je voorstellen dat zo’n enorm gevaarte op je hoofd niet bevorderlijk is voor je overlevingskansen. Hetzelfde gebeurt bij de staart van de pauw. Mannetjes met een grote, opvallende staart hebben meer kans om een vrouwtje voor zich te winnen. Het gevolg is dat mannetjes allemaal een enorm grote, zware staart hebben, die hen trager en opvallender maakt voor roofdieren.

Pixabay via CC0