Je DNA heeft invloed op de hoogte van je stem, lieten IJslandse onderzoekers zien. Interessant, maar ook slecht nieuws voor mensen die graag hoger of lager willen spreken, zoals trans personen – als stemhoogte in je genen zit, kun je die niet veranderen. Of kun je je stemgeluid toch aanpassen?
Het gebeurde bij mij thuis om de haverklap: een vriendin van mijn zus belde, ik nam op, en de vriendin dacht dat ze mijn zus aan de lijn had. Onze stemmen lijken kennelijk nogal op elkaar. Zou dat komen doordat we ongeveer de helft van onze genen delen? Recent genetisch onderzoek toont aan dat er een verband is tussen bepaalde genvarianten en een hoge stem.
Taalgenetica-expert Else Eising vindt het een vernieuwende studie. “Er is nog heel weinig onderzoek naar de relatie tussen stemgeluid en DNA. Studies met tweelingen, waarin eeneiige en twee-eiige tweelingen worden vergeleken, kunnen helpen om inzicht te krijgen of en in hoeverre het DNA betrokken is bij eigenschappen. De enige grote tweelingstudie die tot nu toe is uitgevoerd en gerelateerd is aan stemgeluid, ging over botstructuur. Daardoor wisten we al wel dat gezichtsstructuur heel erfelijk is, en dat kan zeker invloed hebben op hoe je stem klinkt.”
In het nieuwe onderzoek is gekeken naar het DNA van 13.000 IJslanders. In die populatie blijkt een verband te bestaan tussen bepaalde genvarianten en een hogere stem. Het onderzoek is gedaan bij mannen en vrouwen apart, omdat het verschil tussen hen zo groot is. “Zo’n studie als deze moet je zien als een begin dat een heleboel nieuw onderzoek mogelijk maakt”, legt Eising uit. “We weten nu dat DNA er iets mee te maken heeft, en welke varianten betrokken zijn, maar we snappen de biologie nog niet. De onderzoekers vinden bijvoorbeeld een link tussen een genvariant en de bijnier. Daar worden hormonen geproduceerd, en een hormoon als testosteron heeft natuurlijk gevolgen voor stemgeluid. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor de link met toonhoogte.”
Omlaag
Genen hebben dus, via fysiologische kenmerken als botten en hormonen, invloed op ons stemgeluid. Zulke lichamelijke eigenschappen verschillen sterk bij mannen en vrouwen – alleen al het formaat van het strottenhoofd verschilt en creëert een heel ander geluid. Remco Knooihuizen bestudeert als taalkundige aan de Rijksuniversiteit Groningen hoe taalklanken samenhangen met sociaal gedrag, bijvoorbeeld hoe de uitspraak van mannen en vrouwen verschilt. Toen hij hier eens college over gaf, kreeg hij een vraag van student Max Reuvers: “Hij vroeg me: hoe zit dat dan bij trans personen? Ik had geen idee, dus we zijn het gaan uitzoeken.”
Reuvers is trans man, en sinds hij testosteron kreeg, werd zijn stem steeds lager. Toch dachten mensen aan de telefoon nog steeds wel eens dat hij een vrouw was. Knooihuizen: “We vroegen ons af wat er nog meer verandert als je testosteron neemt. Gaat het alleen om stemhoogte, of ook om andere aspecten van je taal, en welke dan?” Reuvers voerde gesprekken met vijf andere trans mannen. Zo verzamelden ze uren aan veranderend stemgeluid, zó veel dat ze nog lang niet alles hebben kunnen analyseren. Maar wat Knooihuizen en Reuvers nu al zien: “De stemhoogte van de mannen gaat netjes omlaag door de tijd heen. Met andere eigenschappen is het beeld chaotisch. Bijvoorbeeld de s-klank. We weten uit ander onderzoek dat die gemiddeld scherper klinkt bij homo- en trans mannen. In onze gesprekken zit er geen patroon in. Maar dat kan ook komen doordat de personen in ons onderzoek nogal verschillen: eentje is homo, een ander hetero, eentje identificeert zich nu meer als non-binair dan als man.”
Variëren voor stememoties
Hormonen kunnen een stem inderdaad niet helemaal veranderen, legt Barbara van Olffen uit. Ze is logopediste, gespecialiseerd in stemtherapie aan transgender personen. “De hormonen die trans vrouwen gebruiken voor de vervrouwelijking van hun lichaam hebben geen invloed op hun stem. Zij moeten echt met stemtraining zorgen dat hun stem mee verandert. Er zijn trouwens ook genoeg trans mannen die hormonen nemen, maar toch maar een minimale stemverandering merken. Dat komt doordat je gewend bent op een bepaalde manier geluid te maken. Vrouwen laten meer de lucht in hun schedelholtes meetrillen, bij mannen komt de stem meer uit de borstkas. Als je dan als trans man je oude stemtechniek blijft gebruiken, dan kan het best zijn dat je minder effect ervaart van testosteron.”
Van Olffen oefent met haar cliënten dan ook lang niet alleen op een hoger of lager geluid. “Mensen focussen op toonhoogte, maar dat is eigenlijk niet de meest bepalende factor van de stem. We werken ook aan intonatie, klemtonen, hoe spreek je klinkers en medeklinkers uit, volume, houding… Stememoties zijn ook heel belangrijk. Je moet verschil kunnen maken tussen blij, opgelucht, zakelijk, een opvoedstem. Trans mannen die lager gaan praten krijgen soms te horen ‘Wat klink je boos!’ Dan leg ik uit: je moet variëren, we hebben allemaal laag, midden en hoog nodig in onze stem.”
Stereotype vrouwelijke stem
Aan het begin van een traject stelt Van Olffen samen met haar cliënt een plan op. “Ik vraag cliënten om een voorbeeld van een vrouwelijke stem. Dan noemen ze vaak Chantal Jansen, of Dionne Stax. We hangen best wel aan zulke stereotiepe voorbeelden uit de media. Maar stel dat je in de 60 bent en in transitie gaat, is dat dan realistisch? In een volwassen stem zit ook levenservaring, dan wil je niet als een tienermeisje klinken. En iemand heeft misschien een Twents accent of iets dergelijks. We kijken echt: wat past bij iemands leven en omgeving?”
Genen voor lezen
Het kán dus, je stem veranderen. Maar dat DNA dan? Van Olffen: “Je hebt altijd de mogelijkheid om je stem te verhogen of te verlagen, alleen tot een bepaalde grens. Hoge sopranen gaan ook niet de lage altpartij zingen. Dat heeft te maken met die lichaamsbouw, het strottenhoofd, de lengte van stemplooien. Die verander je niet.”
Ook Eising denkt dat zowel genen als gedrag ertoe doen. “Vergelijk het maar met iets als leesvaardigheid. In Amsterdam is ontdekt dat kinderen die door hun DNA een klein beetje meer leestalent hebben dan leeftijdsgenoten, meer leesplezier ervaren. Daardoor lezen ze vaker en worden ze nóg beter. Een klein genetisch effect bij kinderen wordt bij volwassenen dus heel groot, doordat dat leesplezier zo stimuleert. Het is een heel gek iets, zo’n DNA-effect. Het voelt statisch, maar het is veranderbaar. Je kunt superveel leren, maar je genen beperken hoe ver je je alle kanten op kunt ontwikkelen.”