Van lezen bij te weinig licht krijg je slechte ogen en van ’s avonds laat eten word je dik. We hebben het allemaal wel eens gehoord, maar klopt het ook? Kennislink dook in de wereld van de medische mythes en zocht het uit. Dit keer de mythe ‘als je scheert, krijg je daar snel dikke haren voor terug’.
Vanaf de puberteit begint de drang om ons lichaam te ontdoen van haren. Oksels, benen, de bikinilijn, het gezicht. Pas maar op, eenmaal begonnen met scheren moet je het goed bijhouden want die schattige blonde haartjes die je er nu afhaalt komen sneller en dikker terug. Waar of complete onzin?
Complete onzin. Al in de jaren 70 kwamen dermatologen daar door een simpel experiment achter.
Haargroei
Als je het over haargroei hebt, is het handig er eerst wat meer over te weten. Elke haar bestaat uit een haarschacht (het deel dat boven de huid uitsteekt) en de haarwortel die in een haarzakje zit, ongeveer 4 millimeter onder de huid. In het zakje zit ook de talgklier die de huid een beschermend vettig laagje geeft, en een spiertje dat – als je het koud hebt – er voor zorgt dat je haren rechtop gaan staan.
Haarcyclus
De haarcyclus van de mens kent drie fasen; de groeifase, de overgangsfase en de rustfase. De groeifase duurt bij de hoofdhuid van de mens ongeveer twee tot zes jaar, maar dat verschilt per persoon. Hoe langer de periode, hoe langer de haren. Naar mate iemand ouder wordt, wordt deze fase korter. Daarom hebben oudere mensen niet meer de mooie lange lokken die ze vroeger hadden. In de overgangsfase stoppen haren met groeien en krijgt het haarzakje een andere structuur. Deze fase duurt gemiddeld drie weken. De rustfase is de laatste fase van de haarcyclus en deze duurt ongeveer vier maanden. Deze haren gaan los zitten en kunnen gemakkelijk uitvallen met kammen. Gelukkig ontwikkelt zich tegelijkertijd in het haarzakje al een nieuwe haar. De haren van de wimpers, wenkbrauwen en de romp gaan overigens sneller de verschillende fases door en gaan maar drie tot zes maanden mee.
Scheerexperiment
In 1970 vroegen twee Amerikaanse dermatologen zich al af wat het effect van scheren op de haargroei was. Theoretisch gezien konden ze al verklaren dat het geen effect kon hebben aangezien de haarwortel waaruit de haar groeit, in de huid ligt. Wanneer je met een scheermes je haren scheert, haal je alleen de haarschacht weg en beïnvloed je de haargroei niet. Om dat ook experimenteel te bewijzen, lieten ze vijf jonge mannen een oppervlakte van 10 bij 10 centimeter op beide dijbenen afplakken. Op de benen zit het merendeel van de haren, 83%, in de rustfase, waardoor haren die in de groeifase zitten, makkelijker te ontdekken zijn. Vervolgens lieten ze de mannen enkele maanden lang, wekelijks één van de vierkantjes scheren. Het andere vakje diende ter controle. De geschoren haren werden gedroogd en gewogen.
Aan het einde van het experiment was er geen significant verschil in de groeisnelheid, de lengte van de haren en het haargewicht te zien. Ook het percentage haren in de groeifase bleef gelijk. De onderzoekers concludeerden dat je door te scheren dus ook geen nieuwe haren stimuleert om te groeien en stelden dat ‘onze conclusies de schoonheidsbewuste vrouw die haar oksels, benen en zelfs gezicht scheert, gerust kunnen stellen’.
Sindsdien zijn dermatologen wel overtuigd van de onzin van deze mythe. Door de opkomst van kennis over DNA, is er aan het experimentele bewijs bovendien toe te voegen dat je door het afscheren van de haarschacht onmogelijk het DNA kunt veranderen. En dat bepaalt in eerste instantie je haardikte. Als je je wilt scheren, moet je dat dus vooral blijven doen.