Hoe schadelijk lood in de bodem is voor de mens, hangt af van de bron van de looddeeltjes. Met name lood dat recent in het milieu terecht is gekomen, bijvoorbeeld uit kogels op schietterreinen, wordt makkelijk door het lichaam opgenomen. Dat concludeerde geochemicus Nikolaj Walraven in het proefschrift waar hij vorige week op promoveerde. En de Nederlandse bodem is nog lang niet loodvrij.
“Nederland is bedekt met een deken van lood.” Aan het woord is de kersverse doctor Nikolaj Walraven, die vorige week aan de Vrije Universiteit Amsterdam promoveerde op een onderzoek naar lood in de bodem van Nederland. Lood is een schadelijke stof die met name het zenuwstelsel aantast. Vooral kleine kinderen krijgen tijdens het spelen nog wel eens wat grond binnen. Het is dus van belang te weten waar lood voorkomt, maar vooral ook wat de bron is van de verontreiniging, schrijft Walraven. Want het ene lood is het andere niet.
Schietterrein
“Voor de bepaling van de gezondheidsrisico’s voor de mens moet je weten met wat voor soort lood je te maken hebt”, legt Walraven uit. Zo wordt het lood uit de bodem van (voormalige) schietterreinen makkelijk door het lichaam opgenomen, en het lood uit historisch stadsafval juist niet. De huidige wetgeving, die aangeeft hoeveel lood er maximaal in de grond mag zitten, houdt hier geen rekening mee. Zodra een concentratie hoger dan 530 milligram lood per kilo bodem wordt gemeten gaan de alarmbellen af, en daarna wordt de urgentie voor ingrijpen bepaald. “Mijn mening is dat het type lood daar een grote rol in zou moeten spelen.”
De biobeschikbaarheid (het gemak waarmee het lood door het lichaam wordt opgenomen) hangt vooral af van de oplosbaarheid van het lood in zuur: goed oplosbaar lood kan door het maagzuur worden afgebroken en om vervolgens in de bloedbaan terecht te komen. Walraven werkte mee aan een onderzoek van het RIVM, om de biobeschikbaarheid van lood te bepalen. Bij relatief oud lood zijn de makkelijk opneembare deeltjes vaak al uitgespoeld, vandaar dat juist het lood dat kort geleden pas in het milieu terecht is gekomen schadelijker is. Maar er zijn meer factoren die een rol spelen, ontdekten de wetenschappers. Het soort bodem waarin het lood zich bevindt, bijvoorbeeld: In zure grond lost het lood vaak ter plekke al op, en blijft alleen de moeilijk oplosbare variant in de bodem over.
Bodemmonsters
Walraven bracht voor zijn proefschrift de hoeveelheid lood in verschillende soorten bodems in kaart, en ontrafelde de herkomst door de isotopensamenstelling van het lood te meten: De verhouding tussen verschillende loodisotopen is afhankelijk van de ouderdom van het lood en het brongebied van de looderts. Alle bodemmonsters die hij onderzocht bevatten tot op een diepte van 20 centimeter lood, afkomstig van menselijke activiteiten. In de grond zit tevens natuurlijk lood, maar doorgaans in veel lagere concentraties.
In gebieden buiten de stad is het meeste lood in de bodem afkomstig uit de lucht. Loodhoudende benzine en vliegassen afkomstig van afvalverbrandingsinstallaties zijn in deze streken de grootste verontreinigers. Vooral langs de snelwegen en in de buurt van afvalcentrales zit dan ook veel lood in de bodem. In de stedelijke bodems is het vooral het lood uit stadsafval dat de verontreiniging veroorzaakt. Het gaat dan om met loodglazuur afgewerkt aardwerk, bouwmateriaalresten (zoals loodslabben), metaalslakken, loodhoudende verfresten en steenkoolassen uit kolenkachels.
Maatregelen
“Maatregelen om de hoeveelheid lood te beperken kunnen zeer effectief zijn”, zegt Walraven. Zo is in sedimentlagen uit de Utrechtse meertjes Plas Vechten en Fort Vechten, die de periode van 1942 tot 2002 bestrijken, het begin en het einde van het gebruik van loodhoudende benzine in Nederland feilloos te zien.