Welke invloed heeft taal op je manier van waarnemen? Mijn persoonlijke heldin Lera Boroditsky doet er uitgebreid onderzoek naar. Rozen zijn rood, maar zijn viooltjes wel gewoon blauw? De kleurrijke weetjes van Lera leren je van alles over taal en laten je schitteren op feestjes.
Mijn vader zei altijd stellig: denken en dromen doe je niet in een taal, maar in beelden! Hoe aannemelijk dit misschien ook lijkt, als koppige taalkundige ging ik hier natuurlijk altijd tegenin. Tegenwoordig zijn er (gelukkig voor mij) ook inderdaad steeds meer aanwijzingen dat dit niet helemaal klopt, en dat de taal die je spreekt wel degelijk veel invloed heeft op je manier van waarnemen en dus ook je manier van denken. Iemand die veel onderzoek doet naar dit fascinerende onderwerp is een van mijn persoonlijke heldinnen, Lera Boroditsky. Lees gauw verder voor leuke weetjes over haar onderzoek, die het goed gaan doen op je volgende feestje!
Vele kleuren blauw
Boroditsky is momenteel Associate Professor aan de University of California en heeft hiervoor aan o.a. Stanford en MIT gewerkt. Ondanks haar relatief jonge leeftijd (ze is pas 40) heeft ze al veel belangrijke academische prijzen gewonnen en werd ze in 2011 zelfs uitgeroepen tot een van de ‘25 People Changing the World’ door het tijdschrift Utne Reader. Haar onderzoek is dan ook zeer fascinerend: ze wordt gezien als een van de grote bijdragers aan de theorie van ‘linguïstische relativiteit’ (linguistic relativity) die de vraag probeert te beantwoorden wat de relatie is tussen taal en denken.
Zelf is Boroditsky oorspronkelijk afkomstig uit Wit-Rusland en haar moedertaal, het Russisch, was een goed startpunt voor haar onderzoek naar linguïstische relativiteit: het Russisch heeft namelijk twee woorden om de kleur blauw mee aan te duiden; goluboy (lichtblauw) en siniy (donkerblauw). Als je in het Russisch wil zeggen dat iets blauw is, móet je dus altijd zeker weten of het licht- of donkerblauw is. In het Nederlands kán je dit onderscheid natuurlijk ook maken (door licht- of donker- voor blauw te zetten), maar het hóeft niet, en dat is een cruciaal verschil. Het blijkt namelijk dat sprekers van het Russisch, doordat ze dit verschil altijd moeten maken, ook daadwerkelijk beter zijn in het herkennen en onderscheiden van verschillende kleuren blauw (zie hier het paper)
De relatie tussen woorden voor kleur en de waarneming ervan speelt niet alleen een rol in het Russisch, maar ook in veel andere talen. Bekijk het filmpje bij deze website eens voor een verbazingwekkend voorbeeld van de Himba stam in Namibië, waarbij sprekers feilloos onderscheid maken tussen vele verschillende kleuren groen, omdat ze daar verschillende woorden voor hebben. Het verschil tussen blauw en groen vinden ze vervolgens echter weer heel lastig, terwijl dat voor de meeste West-Europeanen juist zo klaar als een klontje lijkt, omdat deze kleuren in hun taal in dezelfde categorie vallen (overigens worden deze wel erg spectaculaire resultaten ook in twijfel getrokken, zie bijvoorbeeld deze link)
Mannelijke vazen en vrouwelijke tafels
Een ander interessant onderdeel van talen waar Boroditsky veel onderzoek naar doet is het geslacht van woorden. In het Nederlands is geslachtsonderscheid tussen woorden niet zo duidelijk: de verschillende lidwoorden duiden alleen het verschil aan tussen woorden die geen geslacht hebben (neutrale het-woorden) en woorden die wel een geslacht hebben (de-woorden). Aan het lidwoord de kan je dus alleen zien dát een woord een geslacht heeft, maar niet of het mannelijk of vrouwelijk is. In veel andere talen, zoals bijvoorbeeld het Frans of Duits, blijkt het geslacht van veel woorden op veel meer manieren (bv uit de lidwoorden maar ook uit de verbuiging van bijvoeglijke naamwoorden), waardoor sprekers hier voortdurend mee geconfronteerd worden.
De vraag is welke sporen dit nalaat in hun denken, en of ze hierdoor woorden en objecten ook anders beschouwen dan moedertaalsprekers van bijvoorbeeld het Nederlands. En daar zijn inderdaad steeds meer aanwijzingen voor. Zo blijken Duitssprekenden een ‘brug’, dat in het Duits een vrouwelijk woord is, vaker te omschrijven met bijvoeglijke naamwoorden als mooi of elegant, terwijl sprekers van het Spaans, waarin een brug mannelijk is, vaker kiezen voor woorden als sterk of robuust, die traditioneel meer met mannelijkheid worden geassocieerd.
Geïnspireerd door Boroditsky heb ik zelf in mijn master Taalwetenschap (lang, lang geleden..) een onderzoekje gedaan naar de perceptie van woorden in het Frans, waarbij ik mensen vroeg om zich voor te stellen dat een object in een tekenfilm tot leven zou komen. Ze moesten kiezen of ze dit object een mannelijke of vrouwelijke stem wilden geven. Daaruit bleek inderdaad dat sprekers van het Frans grammaticaal mannelijke woorden ook vaker een mannelijke stem gaven, terwijl hier in principe geen biologische aanleiding voor is.
Want waarom zouden een spiegel en een vaas (le miroir en le vase) mannelijker zijn dan bijvoorbeeld een tafel en een raam? (la table en la fenêtre) Blijkbaar wordt er in het brein van een spreker (onbewust) toch een connectie gelegd tussen grammaticaal en biologisch geslacht, terwijl dit in de echte wereld op het eerste gezicht niet zoveel met elkaar te maken lijkt te hebben.
Feestfeitjes en rode rozen
Voor nog meer fascinerende voorbeelden van de manier waarop taal het denken beïnvloedt (bijvoorbeeld in de perceptie van tijd en ruimte), check het volgende filmpje met een lezing van Boroditsky (10 minuten van je leven maar en zoveel leuke feitjes rijker, waarmee je kan gaan shinen op je volgende feestje, ik spreek uit ervaring!). Goed, totdat we de precieze relatie tussen taal en denken hebben ontrafeld blijft de grote vraag natuurlijk vooral (en stel deze ook eens aan je vrienden): Rozen zijn rood, maar zijn viooltjes goluboy of siniy?