Vanaf de jaren zeventig lag een groot deel van Rotterdam overhoop. De gemeente kocht maar liefst 70 duizend bouwvallen, knapte ze op en begon zo aan een van de interessantste stedenbouwkundige vernieuwingen van Nederland. Dat ging niet zonder slag of stoot, laat een nieuw boek zien.
Geen eigen wc en douche hebben. Veel mensen kunnen zich er nu waarschijnlijk maar weinig bij voorstellen. Maar eind jaren zeventig was het nog heel normaal in bepaalde wijken in Rotterdam. Er waren toen maar liefst 40 duizend woningen zonder eigen douche of toilet. Het gaat om de wijken die buiten de brandgrens lagen en dus niet door het bombardement van de nazi’s waren verwoest.
Het opknappen begon in de jaren zeventig en was een grootscheepse operatie onder de naam ‘stadsvernieuwing’. Maar liefst 70 duizend woningen werden aangekocht en gerenoveerd. In wijken als Feijenoord, het Oude Westen en Crooswijk kregen mensen eindelijk een eigen toilet en douche. Auteur Ben Maandag schreef er een boek over. Het is geen wetenschappelijk werk, maar een toegankelijk geschreven boek waarin uitgebreid de stedenbouwkunde, architectuur en de zienswijze van oud-bewoners naar voren komt. Maandag heeft veel mensen gesproken die voor de gemeente werkten, de huizen opknapten en er uiteindelijk (weer) in woonden. Maandag werkte onder meer voor het AD/Rotterdams dagblad, schrijft over architectuur en stedenbouw en publiceerde eerder de boeken ‘Rotterdam Wolkenkrabberstad’ en een boekenserie over het centraal station van de havenstad.
Ratten
De auteur bespreekt vijf wijken die allemaal enorm groeiden vanaf het begin van de twintigste eeuw. Tussen 1880 en 1920 steeg het inwoneraantal van de Maasstad explosief van 150 duizend naar 500 duizend inwoners. Een van de redenen was de uitgraving van de Nieuwe Waterweg in 1872, waardoor de Rotterdamse haven toegankelijk werd en zich uitbreidde.
Vanwege de bevolkingsgroei werden in razend tempo ruim 12 duizend woningen uit de grond gestampt. Revolutiebouw werd dit genoemd. De panden stonden vooral langs de nieuwe havens: Maashaven, Rijnhaven, Koningshaven en Nassauhaven. Het ging allemaal zo rap dat er vaak weinig aandacht was voor de kwaliteit van de panden. Gezinnen woonden in krappe appartementjes, de gedeelde sanitaire voorzieningen waren slecht. Vaak kon de deur van de wc niet eens dicht, omdat daar geen ruimte voor was en men had last van ongedierte. “Ik moest tegen de deur trappen zodat de ratten weg zouden springen”, zegt een oud-bewoner van het Oude Westen in het boek.
Van de vijf wijken die Maandag bespreekt is de Afrikaanderwijk de meest interessante. Deze ligt in Rotterdam-Zuid aan zowel de Maas- als de Rijnhaven. In het midden van de wijk is een enorm driehoekig plein, zo groot dat er vroeger een voetbalveld was waar de club Feyenoord speelde. Het wooncomfort was laag in deze wijk. Er waren zo’n vijfduizend huizen en twaalfduizend inwoners. Bij de bouw was te weinig rekening gehouden met badkamers en keukens. Wie het kon betalen trok na de oorlog weg, naar wijken om de stad heen waar het beter toeven was.
Rellen
De stadsvernieuwing was nodig, maar ging in de Afrikaanderwijk niet zonder slag of stoot. Bewoners vonden dat er te weinig naar ze werd geluisterd bij de plannen om te renoveren. En het was al onrustig in de wijk. De oude bewoners waren woest dat mensen uit het buitenland naar de wijk kwamen en woningen ‘inpikten’, zoals zij het zagen. Dit leidde begin jaren zeventig tot rellen en verdeelde de wijk.
De buurt werd door de onrust en woningvernieuwing een gewild studie-object van wetenschappers van verschillende disciplines en afstudeerders. Vaak kreeg de laatste groep werk in de Afrikaanderwijk. Ze gingen dan in een pipowagen langs de huizen om de wensen van de bewoners te inventariseren. Wat ze aantroffen was schrijnend: tochtige huizen, te krappe appartementen en slechte voorzieningen. En iedereen wilde dat het snel veranderde. Het vertrouwen in de gemeente was broos. Soms kregen deze jonge medewerkers letterlijk een schop onder de kont onderweg naar de uitgang.
In het boek van Maandag komt het allemaal aan de orde. De wanhoop en bittere armoede van de bewoners, de enorme klus die het was voor de gemeente en hoe de stadsvernieuwing uiteindelijk voor verandering zorgde en de huizen werden opgeknapt. Maar het bleef wringen. Veel mensen vonden dat het niet snel genoeg ging. Tegelijkertijd mocht het opknappen niet te veel kosten van de gemeente.
Heet hangijzer
Nog altijd is er min of meer sprake van stadsvernieuwing in de Afrikaanderwijk, zo laat de auteur zien. Neem de Tweebosbuurt, die onlangs in het nieuws was. Daar werden 5999 woningen gesloopt en er kwamen 374 nieuwe koop- en huurwoningen voor terug. Bewoners worden gedwongen uit hun woningen gezet. Hiermee wil de stad Rotterdam een diverser woningaanbod hebben in de buurt en komen er meer welvarende mensen in de wijk wonen. Maar tegenstanders zijn woest, want door de afname van sociale huurwoningen vinden ze dat lagere inkomensgroepen de stad uit worden gejaagd. In hun ogen is er sprake van ‘stadsvernieling’ in plaats van ‘stadsvernieuwing’.
Maandag laat met zijn boek zien dat stadsvernieuwing nog steeds een heet hangijzer is. Doordat hij veel verschillende betrokkenen interviewde, van bewoners tot de wethouder, geeft hij een divers beeld van dit project. Hij laat knap de botsingen, onvrede en de noodzaak tot vernieuwingen zien in de Rotterdamse wijken. Dit uitstekende boek verveelt daardoor geen moment.