Naar de content

Romeinen in Noord-Duitsland

Steeds vaker vinden archeologen ten oosten van de Rijn in Duitsland restanten van Romeinse militaire nederzettingen. Dat duidt erop dat de Romeinen buiten de Limes, de versterkte grens van hun rijk, veel actiever waren dan gedacht.

3 januari 2013

Een levensgroot monument ter ere van de Germaanse held Arminius, in het Duits bekend als Hermann, reikt tot hoog boven de bomen van het Teutoburgerwoud. In dat Noord-Duitse bos versloeg Hermann en zijn alliantie van Germaanse stammen in het jaar 9 na Christus een drie Romeinse legioenen onder aanvoering van generaal Publius Varus.

Na de nederlaag in het Teutoburgerwoud gaven de Romeinen hun pogingen om Germanië te veroveren op en trokken ze zich terug ten westen van de rivier de Rijn. Die rivier werd toen de Limes, de zwaarbewaakte noordgrens van het Romeinse Rijk.

Het monument voor Hermann is opgericht in 1875, enkele jaren na de stichting van het Duitse Keizerrijk. Een nationalistisch verhaal over een Germaanse held die eeuwen geleden al een stel Romeinen het land uitjoeg en de Germanen onafhankelijk maakte van het Romeinse juk kwam dus wel goed uit. Sommige archeologen vragen zich dan ook af af of er niet teveel betekenis is gehecht aan de roemruchte veldslag.

De laatste jaren zijn er steeds meer aanwijzingen opgegraven dat de Romeinen ook na de Slag in het Teutoburgerwoud gewoon aanwezig bleven ten oosten van de Rijn. Dat men bij bijvoorbeeld wraakexpedities veel verder kwam dan gedacht bleek in 2008 toen een Romeins slagveld werd gevonden op de Harzhorn, ruim 200 kilometer van de Rijn. Recentelijk zijn er meer aanwijzingen gekomen voor Romeinse aanwezigheid in Duitsland, zelfs na het ontstaan van de Limes.

Houten torens

In 2011 ontdekten archeologen in de buurt van de stad Göttingen op bijna 200 kilometer van de Rijn, zes kleine Romeinse militaire bases. Het gaat om versterkte houten torens die tijdens veldtochten gebruikt werden om berichten door te geven. Volgens Duitse archeologen zijn ze vermoedelijk in de eerste of tweede eeuw gebouwd. Dus tot ver na de Slag bij het Teutoburgerwoud en nadat de Romeinen zich achter de Rijn zouden hebben teruggetrokken.

Volgens oudhistoricus Jona Lendering is het feit dat deze torens gebouwd werden een aanwijzing dat de Romeinen zich in de Germaanse gebieden bleven roeren. Bovendien lijken ze een soort semi-permanent karakter te hebben; ze werden vermoedelijk bij meer dan één campagne gebruikt.

“Deze vondst wijst er bovendien op dat de Romeinen het gebied rond Göttingen veilig achtten. Ze lieten de torens daar immers staan wanneer ze zich weer terugtrokken naar de Rijn. Als ze dat al deden, want niets sluit uit dat er in dit gebied nog eens een volwaardige militaire basis wordt gevonden en dat er een moment is geweest waarop men heeft overwogen de gebieden te heroveren,” zegt Lendering.

Maar zo’n spectaculaire vondst is bij Göttingen nog niet gedaan. Afgelopen jaar ontdekten archeologen tijdens de bouw van een spoorbrug bij het Duitse dorpje Limburg wel restanten van een zo’n soort grote Romeinse legerbasis. Limburg ligt ongeveer 35 kilometer ten noorden van de Rijn, twee flinke dagmarsen in de Romeinse tijd. De legerplaats was zo’n veertien hectare groot en bood plaats aan zeker 3000 soldaten.

Het probleem is dat het op dit moment voor de archeologen moeilijk is om vast te stellen hoe oud de ontdekte legerbasis bij Limburg precies is. Er zijn wel delen van “amfora’s”: – kruiken waarin onder andere wijn werd bewaard – gevonden van een type dat in de Augusteïsche periode (ca. 63 v. Chr – ca. 14 n. Chr) werd gebruikt. De kenmerkende rand van deze amfora’s, die gebruikt kan worden voor nauwkeurigere datering, ontbreekt echter. Of de basis na de Romeinse nederlaag in het Teutoburgerwoud direct ontruimd is of later nog gebruikt werd om verloren gebieden op de Germanen te heroveren, is nog niet met zekerheid te zeggen.

Bevestiging (update 7 mei 2013)

Nader archeologisch onderzoek aan de ontdekte legerbasis bij Limburg, ten oosten van de Rijn, heeft uitgewezen het gaat om restanten van twee verschillende Romeinse legerbases. Het oudste kamp heeft een omvang van ongeveer tien hectare. Ten noorden daarvan bleek zich een nieuwer kamp te bevinden van ongeveer vier hectare. Het het noordelijke kamp zijn onder andere spijkers gevonden die in Romeinse laarzen werden gebruikt. Ze zijn onmiskenbaar van een vorm en grootte die in gebruik was tijdens de veldtochten van Julius Ceasar rond 50 voor Christus.

Dit wordt door Duitse archeologen gezien als een stevige bevestiging dat Julius Ceasar in de periode dat hij Gallië veroverde, met zijn militairen ook ten oosten van de Rijn actief was. Zelf beschrijft Ceasar in zijn oorlogsdagboeken hoe zijn leger bruggen over de Rijn sloeg, maar tot nu ontbrak archeologisch bewijs voor dat verhaal.

Nieuwsbronnen