Naar de content
Faces of Science
Faces of Science

Rockgitarist? Waarschijnlijk een witte man

privearchief Julian Schaap

Over het algemeen denken we dat muziek mensen samenbrengt. Welke taal je ook spreekt, wat voor opleidingsniveau, huidskleur, gender, seksuele voorkeur je ook hebt: de ritmes en melodieën van muziek zouden dit alles overstijgen. Toch is de realiteit niet zo rooskleurig, ontdekte ik.

17 mei 2016

De mensen die we tegenkomen bij onze favoriete muziekgenres lijken doorgaans erg veel op de mensen waarmee we ons omringen in het dagelijks leven op school, werk, en bij onze ouders, vrienden en familie. En vaak zijn we ons daar maar weinig bewust van. Door de consumptie van rockmuziek te onderzoeken, probeer ik er achter te komen hoe dit werkt.

Van Atlanta naar Rotterdam


Het is een uur of tien ’s avonds en ik sta in een afgeladen concertzaal in Atlanta, het Zuiden van de Verenigde Staten.

Terwijl de gitaar van Buzz Osborne – zanger en luidruchtige gitarist van rockband The Melvins keihard piept en scheurt, kolkt er in het midden van de zaal een massa schreeuwende fans met vuisten hoog in de lucht. Het is warm en benauwd, sigarettenrook van omstanders kringelt af en toe mijn neus in, ondanks een algeheel rookverbod. Wanneer de verlichting op het podium wordt gedimd om de band een moment te gunnen hun gitaren opnieuw te stemmen, valt op hoe donker het is in de zaal: ik kan alleen de persoon voor me nog een beetje zien. De naam van de zaal – Heaven – is dus niet hierop gebaseerd, maar waarschijnlijk omdat deze ruimte een walhalla is voor iedere rockfan.

7047 kilometer ten Noordoosten en een paar maanden eerder sta ik in het rode rockschip Vessel 11, Rotterdam. De boeg van het schip is een stuk kleiner dan Heaven, maar de zaal is ook hier tot de nok toe gevuld op het moment dat de Utrechtse rockers John Coffey hun eerste keiharde noten spelen. Fans springen vanaf de bar in het stomende publiek, druppels condens die zich hebben verzameld op de metalen bielzen aan het plafond vallen op nietsvermoedende hoofden.

Zanger David begint met een razendsnelle ‘be-pe-be-pe’ en het publiek volgt met be-pe-be-broke my neck on the steps in the hospital! De boot lijkt heen en weer te schudden. Buiten zijn de gesprekken twee keer zo hard om te compenseren voor onze piepende oren.

Ondanks de enorme afstand tussen deze twee locaties zijn de meeste rockconcerten in Westerse samenlevingen ongeveer vergelijkbaar. Ja er zijn zeker verschillen: Amerikanen lijken de neiging te hebben wat dichter op het podium te gaan staan – ook als het heel rustig is. Ook wordt er wat meer meegezongen, maar dat heeft waarschijnlijk met de taal te maken. Grappig genoeg roepen Amerikanen aan het einde van een optreden ‘one more song’, terwijl Nederlanders ‘we want more’ schreeuwen.

 Een aspect dat niet verschilt en de meeste fans, artiesten en organisatoren lijkt te ontgaan is de samenstelling van het publiek: in beide situaties begeef ik me in een ruimte met overwegend witte mannen.

Een stomend concert in Atlanta

privearchief Julian Schaap

Eigenlijk is dat best vreemd, want zowel Atlanta als Rotterdam staan bekend als multiculturele steden waar het grootste gedeelte van de bewoners een niet-witte huidskleur heeft. Havenstad Rotterdam huisvest meer dan 170 verschillende nationaliteiten en meer dan de helft van de bevolking heeft een niet-Westerse achtergrond. Atlanta staat ook wel bekend als het ‘Zwarte Mekka’ omdat de stad fundamenteel was voor de Afro-Amerikaanse gelijkheidsbeweging van de jaren zestig en het was de thuisstad van burgerrechtenactivist Martin Luther King. Nog steeds heeft Atlanta – op New York na – de grootste Afro-Amerikaanse populatie van het land. Hoe kan het dan dat wanneer je naar een rockconcert gaat in een van deze steden, je zo weinig niet-witte mensen tegenkomt? En waarom zien we relatief weinig vrouwen in de zaal en op het podium? Precies daar gaat mijn onderzoek over.

De witte man als norm…zonder dat we het doorhebben


Rock ‘n’ roll muziek werd in de jaren vijftig van de vorige eeuw vooral gespeeld door zwarte Amerikaanse muzikanten. Maar in een tijd van racisme – waar zwarte en witte mensen niet met elkaar om mochten gaan – was het vrijwel onmogelijk voor platenmaatschappijen om ‘zwarte muziek’ te verkopen aan potentiële witte liefhebbers. Daarom gingen zij op zoek naar witte muzikanten die deze muziek konden maken.

Het bekendste voorbeeld hiervan is Elvis Presley die later bekend is komen te staan als The King of Rock ‘n’ Roll. Sindsdien is rockmuziek ‘witgewassen’: zowel in bands als in het publiek zien we zelden niet-witte muzikanten meer. Verder werd rock ‘n’ roll steeds meer gezien als een vorm van rebellie tegen de gevestigde orde. Van mannen werd verwacht dat zij rebelleerden en opvielen, van vrouwen werd juist verwacht dat zij niet hun hoofd boven het maaiveld uitstaken. Het gevolg is dat we ook heel weinig vrouwelijke artiesten en fans zien. 




Omdat witte mannen in de meeste Westerse samenlevingen zelden te maken hebben gehad met discriminatie op basis van hun huidskleur en gender, is het voor hen heel makkelijk om te oordelen dat er geen racisme of seksisme meer bestaat in onze samenleving. Door naar rockmuziek te kijken als typisch ‘wit’ en ‘mannelijk’, probeer ik te achterhalen hoe de witheid en mannelijkheid van rockmuziek in stand wordt gehouden. Wat blijkt? Dit gebeurt vooral op manieren die mensen vaak niet in de gaten hebben, ze zijn zich er dus niet bewust van.

Zo worden niet-witte of vrouwelijke artiesten vaak ‘gemarkeerd’: ‘een zwarte gitarist’ of een ‘vrouwelijke band’, terwijl dat bij witte mannen zelden gebeurt. Ook worden er op basis van huidskleur en geslacht vergelijkingen gemaakt.

Gitarist Benjamin Booker is de nieuwe Jimi Hendrix, en Ryanne van Dorst van Ella Bandita is de nieuwe Anouk terwijl er weinig muzikale overeenkomsten aanwezig lijken te zijn.

Rockmuziek onderzoeken


Door me te richten op de consumptie van rockmuziek, probeer ik te achterhalen hoe deze complexe processen tot stand komen en wat dit betekent voor dagelijkse ongelijkheid in de maatschappij.

Het gaat mij dus niet zozeer om rockmuziek, maar juist om wat de consumptie van rockmuziek zegt over grotere sociale processen. Natuurlijk is dit niet alleen heel erg interessant maar ook erg leuk om te doen: op dit moment ben ik voor mijn onderzoek in Atlanta, om daar allerlei mensen te interviewen die naar rockmuziek luisteren. Uiteraard mag ik daarom ook zo nu en dan naar een concert om te bekijken hoe het er daar aan toegaat. En om een beetje te genieten natuurlijk.

De komende tijd zal ik jullie op de hoogte houden van mijn onderzoek in Atlanta en Rotterdam. Heb je zelf weleens nagedacht over hoe je muzieksmaak te maken heeft met allerlei achtergrondkenmerken? Laat het me weten!



ReactiesReageer