De VOC was de eerste multinational ter wereld. Deze zeilde tussen 1602 en 1798 de wereldzeeën over en hield hier een gedetailleerde administratie over bij. Dat dit minder stoffig is dan het klinkt, laat een nieuwe tentoonstelling in het Nationaal Archief zien. Aan de hand van persoonlijke verhalen, opgetekend tijdens de maandenlange reis of de jaren in de Oost, volgt Kennislink de VOC-dienaren.
De Vereenigde Oostindische Compagnie is opgericht in 1602 om de krachten van Nederlandse handelaren te bundelen en het op te nemen tegen Spanje en Portugal, de grootmachten van de wereldzeeën in die tijd. De tentoonstelling in het Nationaal Archief (Den Haag) neemt Portugese zeekaarten uit de zestiende eeuw als startpunt. “Op deze kaarten is goed te zien dat schepen toen nog zoveel mogelijk langs de kust voeren, waar ze zich oriënteerden op herkenbare landmerken, zoals kerktorens”, legt Arjan Poelwijk uit. Hij is historicus van het Nationaal Archief en leidt mij rond door de tentoonstellingsruimte.
Krachten bundelen
De eerste Nederlandse ontdekkingsreizigers hadden meegevaren op Spaanse en Portugese schepen, naar de specerij-eilanden in het oosten en naar Amerika. Maar nadat de Nederlanden in opstand waren gekomen tegen hun Spaanse koning in 1568, moesten ze zelf zeeroutes gaan zoeken. Particulieren bekostigden deze ontdekkingsreizen, maar veel schepen vergingen of verdwaalden en de winst was laag.
In 1602 schreef de Staten-Generaal, bestaande uit de afgevaardigden van de Nederlandse provincies, een octrooi uit. Het originele octrooi is onderdeel van de tentoonstelling in het Nationaal Archief. Op dit vel papier met joekel van een zegel is te lezen dat de VOC het alleenrecht krijgt om namens de Republiek der Verenigde Nederlanden handel te drijven, verdragen te sluiten met lokale vorsten, oorlog te voeren en forten te bouwen. Hiermee kon ze de buitenlandse concurrentie wel aangaan.
De VOC werd bestuurd door de Heeren Zeventien, met leden uit de zes VOC-steden Amsterdam, Middelburg, Rotterdam, Delft, Enkhuizen en Hoorn. De VOC-ambtenaren in de Oost onderhielden een gedetailleerde correspondentie met de Heeren over zowel de winsten en verliezen als het reilen en zeilen in hun gebied. Het deel van de correspondentie dat bewaard is gebleven, vult nu nog 1,2 km VOC-archief.
Oude handschriften lezen
Een belangrijke reden om de tentoonstelling te maken was de afronding van het digitaliseringsproject van dit archief, wat onderzoek naar de VOC-geschiedenis een stuk makkelijker maakt. Een deel van deze gedigitaliseerde archiefstukken kan ook tijdens de tentoonstelling geraadpleegd worden. Omdat de handschriften uit de zeventiende eeuw lastig te lezen zijn, is er een transcriptie-programma ontworpen. Op de schermen kun je door de tentoongestelde teksten scrollen, die je in moderne letters laten zien wat er staat, inclusief een hertaling in hedendaags Nederlands.
Onderzoekers, zowel nationaal als internationaal, zijn wel bekend met de VOC-collectie. “Het meeste onderzoek naar de VOC-archieven is institutioneel, gericht op handel en geldelijk succes. Met de tentoonstelling proberen we het brede publiek de persoonlijke verhalen achter de handel en het geld te laten zien. Het verandert de geschiedenis van de VOC echter niet”, volgens Poelwijk.
De makers willen laten zien wat de impact van de VOC is geweest op het leven aan boord of op de nieuwe locaties in de Oost, waar je het als Nederlander maar moest zien te rooien. Dit doen ze onder andere door middel van de vormgeving: de zaal is donker gehouden met half doorschijnende gordijnen aan de zijkant, wat het idee moet geven dat je vanuit het ruim van een schip naar buiten kijkt. Deze opzet is niet helemaal geslaagd. Het lijkt zo toch alsof de tentoonstellingsbouwers hebben geschipperd tussen het nabouwen van een VOC-schip, wat jonge bezoekers zal aanspreken, en de behoudendere wensen van een ouder publiek.
Details in de boeken
Wat betreft de inhoud slagen de makers beter de wereld van de mensen achter de VOC tot leven te brengen. Een mooi voorbeeld is het chirurgijnboek dat tijdens de reis werd bijgehouden door de arts. Bemanningsleden hoefden niet te betalen voor zorg, zolang het om bedrijfsongevallen ging. Wanneer het hun eigen schuld was, zoals verwondingen na ruzies of geslachtsziektes, werden de kosten van hun soldij ingehouden.
De regels aan boord van een VOC-schip zijn vrij gedetailleerd opgeschreven in de zogeheten Artikelbrief. Ook de straffen bij overtredingen staan erbij geschreven. “Elke twee à drie weken moest de hele bemanning aan dek komen en las de schipper deze Artikelbrief hardop voor. Veel mensen konden niet lezen en zo was en bleef duidelijk wat de regels waren.”
Naast de gevaren zoals dodelijke ziektes, laten de makers ook de moeilijkheden zien waar de schippers tijdens de reis tegenaan liepen. Of waar ze tegenaan voeren… Een heikel punt was de passage vlakbij Kaap de Goede Hoop. Deze route heette de wagenweg. Als je niet precies deze smalle route volgde, dreef je af naar Zuid-Amerika of kwam je in windstil gebied. “Wanneer een schip daar doorheen was, werd heel de bemanning opgetrommeld om aan het dek God te danken. Dat gebed laten we zien, het maakt de geschiedenis tastbaar.”
Winst tegen elke prijs
Met de groei van de VOC ontstond de behoefte aan geïnstitutionaliseerde handelsposten, die deels in de tentoonstelling aan bod komen. Jan van Riebeeck stichtte in 1652 bijvoorbeeld de eerste exclusieve handelspost met fort Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika, zodat de VOC-schepen veilig vers voedsel konden inslaan voor de rest van de reis. Voor die tijd stopten de schepen ook op het eiland Mauritius. Hier liep een makkelijk te vangen loopvogel rond, die gebruikt werd als voedsel door de Nederlanders. Binnen enkele jaren waren deze vogels uitgestorven. Een tekening uit een scheepsjournaal uit 1601 is de enige waarop een levende dodo staat en is daarmee uniek in de wereld. Andere tekeningen laten dode of opgezette dodo’s zien.
Handel was het uitgangspunt van de VOC maar wel met winstoptimalisatie tegen elke prijs. Om dit te bereiken, streefde de compagnie monopoliën in gewilde specerijen na. Dit ging er verre van zachtzinnig aan toe, zoals op de Banda-eilanden (Molukken). Gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Coen (1588-1629) liet het grootste deel van de bewoners vermoorden toen ze nootmuskaat bleven verkopen aan de Portugezen en Engelsen. “De Heeren Zeventien waren geen voorstander van deze gewelddadige aanpak, maar aangezien Coen uiteindelijk wel het notmuskaatmonopolie in handen kreeg, ontving hij toch een bonus”, vertelt Poelwijk.
Jan Pieterszoon Coen is vanwege zijn bloedige optredens in de Oost pas recent verhuisd van het rijtje vaderlandse helden naar de zwarte pagina van onze geschiedenisboeken. De tentoonstelling laat ook deze kant van de geschiedenis zien, net als de deelname aan de slavernij in het oosten. “We willen niet alleen het succesverhaal achter de VOC laten zien, maar hierin ook een nuance aanbrengen. Met name in de beschikbare tablettour gaan we uitgebreider in op de donkere kanten van de VOC.”
Sociale ladder
Ruim aan bod komt de mogelijkheid om op de sociale ladder te stijgen bij de VOC. Scheepsjongens konden zich rond hun tiende al melden voor hun eerste reis. De tentoonstelling volgt een wees uit Alkmaar die op zijn vijftiende uit het weeshuis ontsnapte en aanmonsterde. Hij bracht het tot onderdirecteur van Baruch, een handelspost in India. Hier deed hij sociologisch onderzoek naar lokale bevolking, wat hij beschreef in zijn rapportages.
Poelwijk: “Dit soort antropologische informatie verwacht je niet in een bedrijfsarchief. Wat we ook willen laten zien is dat je niet alleen in de oost alle sociale klassen tegenkwam, op zoek naar fortuin. Het register van inschrijvingen voor VOC-aandelen is ook een dwarsdoorsnede van de bevolking. Van de registers die we laten zien is 85.000 gulden de hoogste inleg en 50 gulden de laagste, hoewel er geen minimum was. Nog steeds veel geld, denk aan enkele duizenden euro’s nu, maar het mocht in termijnen betaald worden.”
Diplomatie in Japan
De handel in Azië zelf krijgt ook aandacht in de tentoonstelling. De VOC voer namelijk niet alleen twee keer per jaar met een volgeladen vloot van Batavia naar Holland, maar nam ook de inter-aziatische handel grotendeels over. Zo waren de Hollanders van de VOC de enige niet-Japanse mogendheid die dat gesloten land mochten betreden omdat zij wel het respect toonden dat de opperbevelhebber, de Shogun, verwachtte. Dit in tegenstelling tot andere Europeanen. In dit geval overheerste diplomatie in plaats van geweld. Deze persoonlijke relatie wordt niet alleen belicht, de makers laten ook de Nederlandse invloeden zien die nog steeds doorwerken in de landen met voormalige VOC-fortificaties. Deshima, een eilandje bij Nagasaki waar de Hollanders mochten verblijven, is nu een toeristische trekpleister in Japan. Er is een museum over de VOC-periode en het oude stenen pakhuis is om deze reden weer opgebouwd.
Al met al biedt de tentoonstelling een bijzondere kijk in de wereld van de VOC. Spannende verhalen, met ontdekkingen van nieuwe landen en dieren zoals Tasmanië en de dodo, en de enorm snelle ontwikkeling van de Nederlandse cartografie. Hierbij zijn persoonlijke verhalen geschreven en ingesproken door schrijvers Nelleke Noordervliet en Ramsey Nasr. De teksten zijn fictief, maar wel gebaseerd op feiten en verhalen uit het archief. Een geslaagde poging om het leven van de mensen achter de multinational tot leven te brengen.