Europa wil een eigen, onafhankelijke AI-industrie opzetten. NEMO Kennislink zocht uit wat daarvoor nodig is en welke invloed de Europese regels op innovatie hebben.
Als we niet afhankelijk willen blijven van Chinese en Amerikaanse techaanbieders, is er een razendsnelle inhaalslag nodig op het gebied van AI. Daar zijn Europese politici, bedrijven en experts het over eens. Om dit te bevorderen kondigden 68 Europese bedrijven een investering van 150 miljard aan, maar dan wel op een voorwaarde: de knellende Europese regelgeving moet een paar knoopjes losser.
De huidige regels staan in de Europese Verordening Artificiële Intelligentie. Deze trad in augustus 2024 in werking en wordt de komende jaren in stappen ingevoerd. De verordening moet zorgen voor veilige en betrouwbare AI-systemen die de grondrechten van burgers respecteren. Dat klinkt logisch, maar toch vindt een deel van de industrie de regels te ver gaan. Ze zouden innovatie in de kiem smoren en het bedrijven onmogelijk maken om te concurreren met buitenlandse AI-giganten.
Snelle Japie
Jurist Arnoud Engelfriet van ICTRecht heeft weinig begrip voor klachten over te strenge regelgeving. “De Europese regelgeving is bestemd om de burger, de maatschappij en het milieu te beschermen tegen kaal graaien en misbruik, tegen diefstal van gegevens en andere grondrechten van mensen”, zegt hij. “Als mensen klagen dat ze niet innovatief kunnen zijn, bedoelen ze: ik wil eigenlijk niet nadenken over de rechten van burgers, maar vooral zo snel en goedkoop mogelijk mijn dienstverlening kunnen doen.”
— Eric PostmaHet proberen van nieuwe, gedurfde dingen zit niet zo in de Nederlandse cultuur.
Engelfriet erkent dat de regels het voor de Europese industrie lastig maken om te concurreren met buitenlandse techreuzen, maar dat wil volgens hem niet zeggen dat de regels van tafel moeten. “Een supermarkt kan ook niet zeggen: omdat we onze kip netjes inkopen en door de voedsel- en warenautoriteit laten keuren, kunnen we niet concurreren met snelle Japie die gestolen kippen met salmonella op een plank legt. Het is een valse tegenstelling om te zeggen dat snelle Japie met zijn gestolen salmonellakippen op dezelfde lijn moet staan.”
Rekenkracht
Toch zijn er ook experts die weliswaar achter de principes van de AI-verordening staan, maar kritisch zijn over onbedoelde consequenties en de praktische uitvoerbaarheid. Een van hen is Samuele Murtinu, hoogleraar International Business van de Universiteit Utrecht. Hij noemt als voorbeeld de regel dat ontwikkelaars van AI-modellen moeten voorspellen hoe hun modellen reageren op andere soft- en hardware. “De technologieën veranderen echter zo snel, dat het erg lastig is te voorspellen hoe jouw model zal reageren op invloeden die je zelf niet onder controle hebt.”
Een ander voorbeeld betreft de regels omtrent rekenkracht. Hoe meer rekenkracht een model vereist, des te meer energie het verbruikt. Om energiezuinige technologie te stimuleren, ontmoedigt de verordening de inzet van veel rekenkracht. “Als je model meer rekenkracht vereist dan een bepaalde drempelwaarde, moet je voldoen aan strengere regels,” vertelt de hoogleraar. “Je moet bijvoorbeeld meer testen op vijandige aanvallen. Onder die drempelwaarde zijn minder testen nodig. De paradox is dat hoe minder rekenkracht je gebruikt, des te minder nauwkeurig je modellen vaak zijn. En een minder nauwkeurig model kan schadelijker zijn voor de bevolking.”
Faalangst
Er lijken dus nog puntjes op de i van de verordening te zetten. Toch denkt geen van de experts die Kennislink sprak, dat de regelgeving het grootste struikelblok is op de weg naar Europese AI-innovatie en -bedrijvigheid. Volgens hoogleraar Artificial Intelligence Eric Postma speelt cultuur een minstens even grote rol. “In Nederland merk ik altijd dat een onderzoeksvoorstel meteen wordt afgekapt als je het te gek maakt. Er is een sterk idee dat alles direct toepasbaar moet zijn. Het proberen van nieuwe, gedurfde dingen zit niet zo in onze cultuur.
Een andere hobbel is dat de losse markten van de EU relatief klein zijn en dat verschillen in taal, cultuur en regelgeving het lastig maken om de grens over te gaan. Juist die verschillen in regelgeving moet de Europese AI-verordening langzaam gaan opheffen. Er komt één centraal Europees kantoor dat zich bezighoudt met de formulering, bijstelling en implementatie van de regels.
Vliegwieleffect
Dat klinkt overzichtelijk, maar Murtinu vreest dat deze centrale aanpak ook stroperigheid en inefficiëntie in de hand werkt. “Het alternatief is een federaal systeem van instanties. Als Nederland voorop loopt op een bepaald type AI, en Frankrijk op een ander type, dan is het efficiënt als in elk van beide landen een instantie dat type AI beheert. Best practices kunnen ze delen en communiceren naar het centrum.”
Het obstakel dat het meest sprake komt, is geld. Vooral om de startup-fase te ontgroeien, hebben AI-ondernemingen er vaak een hele smak van nodig. Dat komt vooral door de enorme hoeveelheden data die nodig zijn om algoritmes te trainen.“Veel bedrijven hebben daarvoor niet de middelen,” vertelt Murtinu. “Om die data te verzamelen en te verwerken, heb je een enorme infrastructuur nodig: een gigantische server, of een cloud-web met meerdere servers.”

Het grootste obstakel in AI-innovatie is een gebrek aan geld.
Pixabay, CC0 via Pexels.com.Aan durfkapitaal om die ondernemingen te financieren is in Europa een tekort, vertelt Andy Lürling, mede-oprichter van durfkapitaalbedrijf Lumo Labs. “Er is een soort vliegwieleffect: hoe meer je investeert, hoe groter de kans dat je er meer geld aan overhoudt. Je moet dus hoge bedragen investeren in veel bedrijven, terwijl een relatief laag percentage van die bedrijven uiteindelijk grote winst zal maken. Als je mee wilt op het niveau van de VS, moet je dat accepteren.”
Eigen ethiek
Lürling denkt dat Europa zich kan onderscheiden door op verantwoorde wijze bedrijven te ontwikkelen en dat dit hand in hand kan gaan met grote groei. Op de vraag of een Europese Google, Microsoft of Apple er ook inzit, antwoordt hij: “We moeten ons afvragen wat we liever zouden willen: een monopolist met een waardering van een miljard die de markt bepaalt, of een groep bedrijven die samen een miljard waard zijn en samen de markt bepalen.”
Volgens Murtinu is financieel wel meer mogelijk dan momenteel gebeurt. Opstartende bedrijven zouden bijvoorbeeld meer kunnen samenwerken met grote techreuzen – ook als die uit de VS of China komen. Martinu denkt dat Europeanen op dit gebied best pragmatischer mogen zijn. “Veel Europeanen zeggen dat we daar voorzichtig mee moeten zijn, omdat Chinese of Amerikaanse bedrijven onze gegevens stelen. Dat is deels absoluut waar, maar het is ook een kans om onze eigen technologie te ontwikkelen en uiteindelijk onafhankelijker te worden.”
— Andy Lürling
Wie niet rijk en machtig is – en toch vast wil houden aan de eigen ethiek – moet slim zijn. Wat dat betreft kan Europa nog best wat slagen maken. Zo denkt Lürling dat kennisinstellingen veel beter zouden kunnen samenwerken. “Met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en de Nederlandse universiteiten hebben we een fonds opgezet, waarmee we vroegtijdig investeren in innovaties die nog niet op de markt zijn. Daar zien we dat universiteiten soms met vrijwel dezelfde ontwikkelingen bezig zijn, zonder dat ze het van elkaar weten. Door samen te werken, kan dat misschien efficiënter gebeuren.”
Afhankelijkheid
Een van de grondbeginselen van de Europese AI-ethiek is dat bedrijven niet zomaar massaal data van het internet mogen ‘schrapen’. De samenstelling van de data mag niet leiden tot bevooroordeelde resultaten, en privacygevoelige data mogen niet met iedereen worden gedeeld. Ook hierin kan samenwerking oplossingen bieden. Zo biedt Linksight, een spin-off van TNO, de mogelijkheid om data-analyses te doen op grote privacygevoelige datasets van verschillende partijen, zonder dat de onderliggende gegevens zijn in te zien. “Het heet ‘federated computing’. Elke betrokken partij houdt de eigen data”, legt Lürling uit. “De data gaat niet rond tussen de deelnemers, maar elke partij ontvangt wel de inzichten die uit de samenwerking volgen.”
De afhankelijkheid van Google en Microsoft zal nog even voortduren, maar er zijn voorzichtige pogingen om dit te veranderen. GAIA-X , een Europese non-profitonderneming in Brussel, poogt de basis te leggen voor een Europese ‘cloud’ door te formuleren waaraan zo’n systeem zou moeten voldoen. “Dat is duurder en nog lang niet af,” zegt Engelfriet, “maar de toekomst moet liggen in investeringen met publiek Europees geld in een basisinfrastructuur en dienstverlening. Als maatschappij moet je zeggen: dit vinden we zo belangrijk, dat we het toch gaan doen.”