Denk je aan de strijd tegen klimaatverandering, dan denk je misschien aan Greta Thunberg, Al Gore of Sir David Attenborough. Allemaal belangrijke aanjagers van ambitieuzere klimaatmaatregelen. Maar wat dacht je van: de rechter.
Wat moet er gebeuren om ervoor te zorgen dat de aarde niet nog erger opwarmt? Begin november overlegden regeringsleiders, politici, wetenschappers en klimaatactivisten in Schotland over de noodzaak van aanvullende klimaatmaatregelen tijdens de belangrijke VN-klimaatconferentie (COP26). Al die aandacht voor de klimaatconferentie was niet vreemd. Tijdens COP26 maakten ze grote, nieuwe klimaatafspraken. Maar de toekomst van onze planeet ontstaat niet alleen in conferentiezalen in Glasgow, parlementen of tijdens kabinetsoverleggen. Ook de rechtszaal is een belangrijke plek in de strijd tegen klimaatverandering.
De overwinning van Urgenda
Steeds vaker stappen burgers en actiegroepen naar de rechter om steviger klimaatbeleid af te dwingen. Het bekendste voorbeeld van dit soort ‘climate change litigation’ is misschien wel de Nederlandse Urgenda-zaak. Die zaak geldt wereldwijd als een belangrijke klimaatrechtszaak. Stichting Urgenda spande in 2014 een procedure aan, omdat ze vond dat de overheid onvoldoende doet tegen klimaatverandering. Insteek van de zaak? De overheid dwingen eind 2020 niet 20%, maar minstens 25% minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990.
Urgenda was daarin succesvol. De hoogste rechter – de Hoge Raad – oordeelde dat de overheid inderdaad verplicht was om minder CO2 uit te stoten. Hoe de Hoge Raad tot dat oordeel kwam, legt hij uit in een uitgebreid ‘arrest’ (uitspraak). Wie geïnteresseerd is: hier vind je het volledig terug. Voor wie minder zin heeft om tientallen pagina’s juridische argumentatie door te nemen, volgt hier een hele korte samenvatting.
De beslissing van de Hoge Raad draait om mensenrechten. (Over die belangrijkste rechten die wij hebben, schreef ik ook al in mijn vorige blog.) Klimaatverandering vormt namelijk een gevaar voor die fundamentele, belangrijke rechten. Zo staat bijvoorbeeld ons recht op leven en woning onder druk door stijgende zeespiegels, aantasting van ecosystemen en extreme hitte. Deze mensenrechten zijn opgenomen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In artikel 2 en 8 om precies te zijn. Dat verdrag speelt een belangrijke rol in Nederland. De overheid mag namelijk niet in strijd handelen met het EVRM.
En dat doet de regering wel als het de CO2-reductie niet voldoende weet terug te brengen. Daarbij kijkt de rechter ook naar internationale klimaatafspraken die Nederland zelf maakte. Die wijzen in de richting van een strenger klimaatbeleid. En dat Nederland in z’n eentje het klimaatprobleem niet op kan lossen, doet niet ter zake. Ieder moet het zijne doen in de strijd tegen klimaatverandering. Geen enkele reductie is verwaarloosbaar. Zo komt de rechter, na een doorwrochte redenering, tot de conclusie dat de regering moet zorgen voor minder CO2-uitstoot.
Ook Shell voor de rechter
Voor de klimaatbeweging is de Urgenda-zaak een absoluut succesverhaal. Het was een van de eerste gevallen waarin via een rechtszaak steviger klimaatbeleid werd afgedwongen. CO2-reductiewinst is het gevolg. Maar de overheid is niet de enige speler in dit verband. Sterker nog: 71% van de wereldwijde industriële uitstoot sinds 1988 komt van 100 bedrijven. Eén van die bedrijven is Shell. Onlangs beval de rechter ook dit bedrijf meer te doen tegen klimaatverandering. Dit keer was Milieudefensie samen met 17.000 individuele klagers de aanjager van de zaak. Wie – opnieuw – weinig trek heeft in het doornemen van het 50 pagina’s tellende vonnis, is dit de verkorte samenvatting.
Voor de juridische basis van de uitspraak in de Shell-zaak, moeten we even terug in de tijd. Naar 23 februari 1961 om precies te zijn. In café De Munt in Amsterdam liet een werknemer een kelderluik openstaan dat leidde naar de ondergrondse opslag. Een nietsvermoedende bezoeker van het café viel door het luik en eindigde gewond onderaan de trap. De Hoge Raad – je weet wel, die van het Urgenda-arrest – wees naar aanleiding van dit ongeval het onder juristen beroemde ‘Kelderluik-arrest’. Door het luik open te laten staan had de werknemer ‘gevaarzettend’ gehandeld: hij riep een gevaarlijke situatie in het leven voor anderen, zonder de voorzorgsmaatregelen te nemen die nodig waren om een ongeluk te voorkomen.
De redenering van het Kelderluik-arrest is sindsdien toegepast in talloze zaken. En ook Shell moest eraan geloven. Waar de werknemer onzorgvuldig handelde door zomaar een luik in het café open te laten staan, daar handelt Shell nalatig als het – ondanks kennis van grote klimaatrisico’s – fossiele brandstoffen blijft oppompen. Natuurlijk zijn de verschillen tussen deze beide zaken aanzienlijk. De rechter gaat ook niet over één nacht ijs in zijn motivering. De klimaatwetenschap, de mensenrechten die op het spel staan en normen voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen; allemaal passeren ze de revue. Dat mondt uit in de conclusie dat ook Shell meer moet doen tegen klimaatverandering: de CO2-uitstoot moet eind 2030 met netto 45% naar beneden ten opzichte van 2019. Shell heeft inmiddels hoger beroep aangetekend. To be continued dus.
En de machtenscheiding dan?
Wie bij rechtszaken vooral denkt aan ‘rijdende rechter-achtige’ zaken over kapotte schuttingen, is misschien wat verbaasd door deze ‘grote’ en politiek gevoelige rechtszaken. Het kan dan ook goed dat het voorgaande wat ongemak oplevert. Steviger klimaatbeleid? Zeker! Maar is het in ons systeem van machtenscheiding wel aan de rechter om dit soort beslissingen te nemen? Die vraag raakt aan een belangrijke kwestie: de rol van de rechter in onze trias politica. Vooral de Urgenda-zaak leidde in dat opzicht tot veel discussie. In de politiek, maar ook in de rechtswetenschap.
Maar er is niet één juiste uitleg van onze machtenscheiding is. En voor wie vindt dat de rechter hier toch wel érg ver gaat, bestaat ook een belangrijke tegenvraag. Waarom zou het niet aan de rechter zijn om de overheid te corrigeren als deze in strijd handelt met het recht? Is dat juist geen teken van goed functionerende ‘checks and balances’? Dat zijn lastige vragen. Eenvoudige antwoorden bestaan daarbij niet. Juist daarom is verder onderzoek naar dit soort klimaatzaken wenselijk. En het belang daarvan neemt alleen maar toe.
Want ook COP26 was – volgens sommigen – weinig succesvol. En de verwachting is: als politieke leiders ons in de steek laten, dan wenden mensen zich steeds vaker tot de rechter om steviger klimaatmaatregelen te bepleiten. Redt de rechter met deze zaken dan het klimaat? Nee, dat niet. Hoe groot en omvangrijk ook, de Urgenda- en Shell-uitspraken blijven druppels op een steeds warmer wordende plaat. Hele belangrijke druppels. Dat zeker. Maar de zaken laten vooral zien dat je óók via de rechter stappen kunt zetten richting een duurzame toekomst.
De rechter schrikt er dus niet voor terug om overheden en bedrijven op hun klimaatverantwoordelijkheid te wijzen. Dat geldt in ieder geval voor de Nederlandse rechter. Nederland is een absolute voorloper op het gebied van klimaatrechtszaken. Maar ‘climate change litigation’ is geen uniek Nederlands fenomeen. Klimaatverandering is een mondiaal probleem. Rechters van Colombia tot België en van Duitsland tot de Verenigde Staten worden geconfronteerd met klimaatzaken. In een volgend blog ga ik daar op in en plaats ik de Nederlandse klimaatrechtszaken in perspectief.