Tot op de dag van vandaag gebruiken joden en christenen overal ter wereld de tekst van psalm 91 om kwade geesten en demonen af te weren. Gerrit Vreugdenhil onderzocht de historische context waarin dit oud-testamentische lied tot stand kwam, en waarom juist deze tekst al zo vroeg op amuletten en in magische teksten opdook.
In Chili of andere christelijke, Zuid-Amerikaanse landen moet je niet vreemd opkijken als er een bij Psalm 91 opengeslagen Bijbel op het nachtkastje van een slaapkamer of bij een ziekenhuisbed ligt. Je ziet hem ook vaak hangen op kleine schilderijtjes bij de ingang van een huis of op voorwerpen van porselein in de vorm van een opengeslagen boek.
Blijkbaar wordt er aan psalm 91 een magische kracht toegekend die mensen beschermt tegen allerhande onheil, kwade geesten, demonen en ander gespuis. Al in de vroegste Joodse geschiedenis duikt de magische kracht van de tekst op. Psalm 91 is slechts één van de 150 liederen die in het oud-Testamentische boek Psalmen staat. Gerrit Vreugdenhil (UU) analyseerde het woordgebruik in deze psalm nauwkeurig en reconstrueerde hoe de oude Israëlieten ver voor Christus over demonen en geesten dachten. Hij ontdekte dat psalm 91 ooit specifiek als afweer tegen demonen moet zijn geschreven.
In de belangrijkste brontekst, het Oude Testament, is weinig te vinden over hoe men in de tijd dat de psalmen tot stand kwamen dachten over geesten en demonen. Maar uit de meest recente archeologische opgravingen blijkt dat amuletten, sieraden met hangertjes, maar ook afbeeldingen van Egyptische goden als Horus en de dwerggod Bes veel gebruikt werden om kwade demonen af te wenden. In de wereld van het oude Israël waren demonen alom aanwezig.
Vervolgens analyseerde Vreugdenhil de tekst van de psalm. De psalm veronderstelt dat ‘iemand’ bang is voor onheil, dat mogelijk van demonische origine is (‘De verschrikking van de nacht hoef je niet te vrezen, ook de pijl niet die overdag op je afvliegt’ Ps. 91,5)). Een angstige mens wordt toegesproken, maar door wie? Welke personages of actoren spelen in de psalm een rol? Wat gebeurt er met hen?
‘Verschrikking van de nacht’
Er zijn vier actoren in de psalm; de angstige mens, de Joodse godheid jhwh, iemand die bevoegd is namens jhwh te spreken en een soort algemene toehoorder, aan wie het verhaal verteld wordt. De psalm spreekt verder niet van koning, tempels of het volk of andere thema’s uit de officiele religie van het volk Israël. Daarom werd de psalm waarschijnlijk buiten de officiele tempelcultus gebruikt, binnen familiekringen.
Het grote aantal amuletten dat gevonden is op plaatsen van familiaire huiscultus laat zien dat men de bedreiging van (demonisch) onheil serieus nam. Bovendien blijkt uit de linguistische analyse van Vreugdenhil dat termen als ‘verschikking van de nacht’, ‘pijl’, ‘leeuw’ en ‘adder’ geassocieëerd werden met demonische machten.
Vers 9a gaat over de macht van JHWH over de kwade machten van de wereld. Omdat er in de psalm een priester of vertegenwoordiger van jhwh spreekt is de psalm waarschijnlijk geschreven voor gevallen van ziektes en demonisch onheil die de kracht van de familiaire godsdienstbeleving te boven ging. De macht en bescherming van JHWH staat op de voorgrond. De psalm erkende dat er demonische machten in de wereld zijn, en is met dat idee in het achterhoofd geschreven. Maar deze demonen moeten het afleggen tegen de almachtige jhwh. Deze dubbele boodschap maakt dat psalm 91 van oudsher populair is voor het verjagen van kwade geesten.