Naar de content

Programmeren is een oefening in voortdurend falen

Recensie van De coders van Clive Thompson

Een programmeur werkt aan een bureau achter zijn beeldschermen.
Een programmeur werkt aan een bureau achter zijn beeldschermen.
Matthew (WMF), wikimedia commons, CC BY-SA 3.0

Het is de machtigste beroepsgroep ter wereld: programmeurs. Want zij maken van alles mogelijk waar wij dagelijks gebruik van maken, zoals surfen op het internet en berichten versturen via mobiele telefoons. Journalist Clive Thompson schreef er een fascinerend boek over.

10 juli 2019

Ze maken het mogelijk dat jij deze tekst leest. En ook dat je boodschappen, een boek of kleding online kan bestellen. Ze zorgen er bovendien voor dat je met een tik op de knop het laatste weerbericht en nieuws ziet. De rol van programmeurs op ons leven is maar moeilijk weg te denken. En ook in de wetenschap maken ze het verschil door kunstmatige intelligentie, robots en steeds snellere software te ontwikkelen.

Code schrijven is sisyfusarbeid

Programmeurs zijn daarom zelfs de machtigste beroepsgroep ter wereld, volgens journalist en auteur Clive Thompson. In De coders legt hij uit waarom dit zo is, wat ze drijft en hoe ze werken. De journalist van onder meer Wired schreef eerder het uitstekende boek We worden steeds slimmer. Daarin liet de Canadees zien hoe je handig gebruik kan maken van social, media, apps en gadgets.

Thompson benadrukt dat er veel misverstanden bestaan over de beroepsgroep. In televisieprogramma’s en films zie je programmeurs vaak als een bezetene typen. Op het scherm verschijnt in een extatische stroom dan zomaar de code. Maar ‘de waarheid is een stuk prozaïscher’, schrijft Thompson. ‘Als je naar coders kijkt die aan het werk zijn (en dat heb ik heel wat uren gedaan), dan zitten ze daar meestal maar wat fronsend naar het scherm te turen: ze woelen gefrustreerd met hun handen door hun haar, zitten wat op hun stoel te wiebelen en te draaien, en dan is er opeens dat glimlachje als ze een klein, nietig, marginaal stukje vooruitgang boeken’.

De Canadees weet het allemaal mooi te omschrijven met treffende vergelijkingen. Hij noemt code schrijven sisyfusarbeid. Hij maakt de vergelijking met de mythe, waarbij een rotsblok telkens weer naar boven werd geduwd en eenmaal daaraan gekomen weer naar beneden rolde. Met als uitzondering dat de programmeurs wel af en toe die steen over de berg krijgen. En dan weer een nieuwe heuvel of Mount Everest zien.

Dit gigantische apparaat was het controlepaneel van de ENIAC, dat gebouwd werd door het Amerikaanse leger in de jaren veertig. Vrouwen leverden er een belangrijke bijdrage aan, waaronder Betty Jean Jennings (links) en Fran Bilas (rechts). De niet te onderschatten rol van de vrouwelijke programmeurs werd weggemoffeld.

U.S. Army photo, publiek domein

Misstanden op de werkvloer

Coderen is volgens Thompson dus een oefening in voortdurend falen. Dat komt doordat een fout in een code, hoe klein ook, direct wordt afgestraft. Want daardoor werkt bijvoorbeeld een programma niet meer of is software niet (goed) beveiligd. Een programmeur communiceert met een computer en die is meedogenloos en onbuigzaam. ‘De ultieme klootzak’, tekent hij zelfs op uit de mond van programmeur Jeff Atwood.

Thompson besteedt in het boek veel aandacht aan de positie van vrouwen. Met name in de jaren zestig waren vrij veel vrouwen programmeur. Om goed code te schrijven moest je puzzels op kunnen lossen en een precieze geest hebben. Juist vrouwen waren daarvoor geschikt, werd toen gedacht, schrijft Thompson. In die tijd werd zelfs benadrukt dat zij natuurtalenten waren; ook in de Tweede Wereldoorlog hadden vrouwen al een belangrijke rol gespeeld in het ontcijferen van codeberichten. Nu zijn vrouwen in de beroepsgroep flink in de minderheid en wordt nogal eens beweerd dat ze minder geschikt zouden zijn om te programmeren. Volkomen onterecht, volgens Thompson. Hij laat ook zien welke misstanden er op de werkvloer zijn en geeft voorbeelden van vrouwen die zich meer moeten bewijzen, worden geïntimideerd of gepest.

Spacewar

Thompson geeft een uitstekend overzicht van de ontwikkeling door de jaren heen van programmeurs. Er is veel aandacht voor onderzoek aan universiteiten en de bijdrage van computers aan de wetenschap. De Canadees behandelt serieuze onderwerpen, maar er is ook genoeg ruimte voor mooie anekdotes. Bijvoorbeeld rond het spel Spacewar, een van de eerste grafische computerspellen ter wereld. Twee spelers manoeuvreren met een ruimteschip langs een zwart gat en schieten ondertussen op elkaar.

Een computerspel maken, dat klinkt nu als de normaalste zaak van de wereld. Maar dat was het toen niet. Steve Russel ontwikkelde Spacewar aan MIT en kreeg veel kritiek. Want waarom zou je een videogame maken als je ook wetenschappelijke problemen op kon lossen? Uiteindelijk werd het spel een groot succes, met name onder jongeren op universiteiten, die het vooral ‘s nachts speelden als de computers niet voor onderzoek gebruikt werden en ze amusement wilden in plaats van nog meer programmeren. Het inspireerde onder meer de de oprichter van Atari tot het ontwikkelen van de spelcomputer. Maar Spacewar liet anderen ook zien wat je allemaal wel niet nog meer met een computer kon doen: mensen vermaken, creatief bezig zijn en vernieuwen. En daar zien we nog dagelijks voorbeelden van om ons heen.

Clive Thompson, De coders. Een kijkje in het hoofd van de programmeurs – de machtigste beroepsgroep ter wereld, Maven Publishing, 400p., 21,50 euro.

ReactiesReageer