Social Media, Netflix, Xbox… er zijn tegenwoordig duizend-en-één manieren om jezelf te vermaken. Dat doen we massaal en het liefst achter de computer. Maar hoe kwamen onze voorouders de avond door, in een tijd zonder tv, tablet of wat dan ook met batterij of stekker? Onderzoekers naar populaire cultuur kijken met een wetenschappelijke bril naar deze vraag en een van de antwoorden is de centsprent.
Centsprent? Niet vreemd als je daar nog nooit van hebt gehoord. Terwijl honderd jaar geleden iedereen, van jong tot oud en arm tot rijk, wist wat het was. Namelijk een vel papier met een serie gedrukte plaatjes en korte begeleidende tekstjes. De kwaliteit van het papier was slecht en ook de afbeeldingen waren niet hoogstaand, maar dat hield de prijs juist laag: de prent kostte omgerekend 30 eurocent, vandaar de naam centsprent.
Juist door deze lage prijs was de centsprent populair en verspreidden de verhalen zich snel. De meeste centsprenten zijn verloren zijn gegaan, doorgegeven aan anderen en stukgelezen, achtergelaten in de kroeg of geëindigd als verpakkingsmateriaal. Gelukkig is niet alles verloren gegaan en onder andere de de Koninklijke Bibliotheek heeft een grote collectie centsprenten, waarin online gebladerd kan worden.
Voor ieder wat wils
De onderwerpen van de centsprenten liepen enorm uiteen; ze beeldden van alles uit. Aardrijkskunde met afbeeldingen van de belangrijkste steden, geschiedenis met historische figuren, mode aan de hand van kostuumafbeeldingen, moraliteiten zoals de levensloop van de mens of de omgekeerde wereld, biologie met dierenfiguren en daarnaast verhalen, veel verhalen.
Reisverhalen, sprookjes, romans, toneelstukken… Vele bekende verhalen door de eeuwen heen zijn gebruikt en uitgebracht in de vorm van een centsprent. Dit begon al in de late middeleeuwen, met verhalen over heiligen en populaire figuren als “Tijl Uilenspiegel”: http://nl.wikipedia.org/wiki/Tijl_Uilenspiegel. De reden dat wij veel van deze eeuwenoude verhalen nu nog kennen, hebben we volgens de onderzoekers van populaire cultuur te danken aan de overlevering via de centsprent.
Hun echte bloeiperiode maakten de centsprenten door in de 18e en 19e eeuw. Voor die tijd brachten uitgevers ook goedkope boeken in omloop, met daarin middeleeuwse volksverhalen en heiligenlevens, maar deze waren niet zo goedkoop als de centsprent. Het bereik van deze boeken was dus minder groot dan dat van de centsprent. In de 17e eeuw was de geletterdheid in de Nederlanden hoog, zeker in vergelijking met omringende landen, en dat groeide alleen maar in de 18e eeuw. Hierdoor kregen zelfs de allerarmsten deze verhalen uit de oude doos mee via de centsprent.
Vergelijkbaar met strip of film?
De centsprent mag er dan uitzien als een pagina uit een stripboek, het heeft meer links met film. De afbeeldingen zijn eigenlijk losse scenes die door elkaar gehusseld konden worden. Er zat geen chronologische volgorde in zoals bij een stripverhaal. De prenten toonden de hoogtepunten van een bekend verhaal, dat de verteller naar eigen inzicht kon aanvullen.
De begeleidende tekst bij de prenten veranderde met de tijd. Zo kunnen we zien wat het moraal was in de periode dat de centsprent werd gedrukt. De afbeeldingen werden namelijk tientallen jaren tot soms wel een eeuw hergebruikt. Ze waren uitgesneden in een blok hout en dit was gelijk de grootste kostenpost voor een drukker. Ze hergebruikten de blokken dan ook zo vaak en zo lang mogelijk. Zo konden afbeeldingen in meerdere verhalen terugkomen met een totaal andere betekenis.
Goeie handel
De drukkerij en boekhandel van de 17e eeuw was erg internationaal georiënteerd, maar in de 18e eeuw verloren ze die positie aan opkomende landen als Engeland en Frankrijk. De Nederlandse drukkers richtten zich vervolgens op de binnenlandse markt en de centsprent was een goede bron van inkomsten.
Per jaar kwamen meer dan 100.000 prenten van de persen. De prenten die nog bewaard zijn gebleven, laten zien wat de mensen leuk vonden om te lezen. Want hoewel de drukker bepaalde wat er op de markt kwam, blijkt er wel degelijk sprake van marktwerking te zijn geweest. Bijfiguren uit verhalen die het goed deden bij het publiek, kregen al snel hun eigen verhaallijn in prent om de verkoopcijfers op te krikken. Een spin-off dus, zoals je tegenwoordig ook vaak bij populaire films en tv-series ziet.
De drukkers hadden een goede neus voor wat populair was of zou kunnen worden onder de mensen. Vlak na het uitkomen van de satirische roman Gullivers reizen in 1727 verschenen er al centsprenten van het verhaal, die onmiddellijk aansloegen bij het grote publiek. (Het boek was oorspronkelijk in het Engels uitgegeven in 1726, maar een jaar later al vertaald.) Ook pasten de drukkers de verhaallijn aan aan de normen van hun tijd.
Zo was de eerder genoemde Tijl Uilenspiegel in de 16e eeuw een boef, terwijl hij in de 19e eeuw de rol van vrijheidsstrijder kreeg, die het opnam tegen de Spaanse bezetter tijdens de Opstand. Hier zette de schrijver een bekend volksverhaal in om een politiek standpunt te maken, namelijk dat de afscheiding van de opstandige Belgen niet terecht was. België hoorde bij de noordelijke Nederlanden, zoals het geval was voor de Opstand. Tyl kon door hergebruik eeuwenlang een bekend figuur blijven, hoewel de verhaallijn veranderde.
Vermaak voor volwassenen of kinderen?
In de thematiek en moraal van de centsprenten is een duidelijke verschuiving te zien. Neem bijvoorbeeld sprookjes: in de 17e eeuw werden ze gedrukt voor volwassenen en zaten ze vol geweld en erotiek. Na de Verlichting werden kinderen niet langer gezien als minivolwassenen en steeg de vraag naar kinderliteratuur. Dit was niet onmiddellijk voorhanden en de uitgevers gaven hun centsprenten titels die aanduidden dat ze voor kinderen waren bedoeld. De inhoud veranderde echter niet gelijk mee, want er waren nog geen aangepaste afbeeldingen en tekst voor handen.
Langzamerhand en onder invloed van maatschappelijke veranderingen en welzijnsorganisaties als de Maatschappij tot het Nut van ‘t Algemeen, kregen de uitgevers meer oog voor de tere kinderziel. Het geweld werd langzaam minder in de prenten. Maar naast de specifieke kinderprenten bleven de oude, gewelddadige prenten met kindertitels bestaan: die uit hout gesneden afbeeldingen waren nu eenmaal gekocht en niet elke uitgever wenste deze investering in de prullenbak te gooien. Zij verzetten zich dus tegen de veranderende moraal en niet voor niets. Zij wisten hun gewelddadige prenten nog goed te verkopen.
In de loop van de 19e eeuw kwam er steeds meer verandering in het lezerspubliek van prenten: ze werden steeds meer gezien als leesvoer voor de jeugd. Kinderen kregen bijvoorbeeld een prent op school cadeau, bij goede prestaties. De oorspronkelijke inhoud ging echter niet verloren. Schrijvers gebruikten de eeuwenoude verhalen als inspiratie voor hun boeken, zoals Goethe met de laatmiddeleeuwse astroloog Faust, en later voor filmscenario’s. De komst van dezelfde film betekende het echte einde van de centsprent. De bioscoop ontwikkelde zich tot volksvermaak nummer één en de verhalen van de centsprent waren voortaan te zien op het witte doek. En ook nu nog kijken we naar Disney’s versie van sprookjes en naar verfilmingen van Gullivers Reizen of Faust. Via de centsprenten zijn deze eeuwenoude verhalen niet in de vergetelheid geraakt.