Vandaag begint de Maand van de Filosofie. Een goed moment om ons te bezinnen op het belang van de alfa- of geesteswetenschappen. Want die raken steeds meer uit de gratie, omdat het praktisch nut minder aan de oppervlakte ligt dan bij de meeste praktijkstudies. Maar juist in een tijd waarin computers ons steeds meer werk uit handen nemen, zouden we veel waarde moeten hechten aan uniek menselijke competenties, zoals taalgevoel en filosofisch denken.
Deze week was ik aanwezig op een symposium over het schoolvak Nederlands. Zowel academici als docenten uitten hun zorgen over het huidige onderwijs, waarin de nadruk steeds meer ligt op toetsing en dus op praktische toepassing en minder op kennis. In de zinsontleding krijgen leerlingen vooral ezelsbruggetjes aangereikt, maar ze weten vaak niet waarom die ezelsbruggetjes wel (of niet) werken.
De nadruk ligt op het hoe, en minder op het waarom. Dat geldt voor het vak Nederlands, maar voor andere vakken net zo goed. Het heeft ook niets te maken met leraren Nederlands, of met de nieuwe generatie scholieren, maar alles met de tijdgeest.
Yin Yang
We leven in een tijd van technologie en globalisatie, zo schrijft de Amerikaanse journalist Fareed Zakaria in zijn onlangs verschenen boek Lof van de geesteswetenschappen. Daarin lijken we alleen nog maar oog te hebben voor alles wat onmiddellijk praktisch nut heeft. Volgens hem verenigt een goede leerschool het praktische met het filosofische.
Dat is ook hoe het Amerikaanse liberal education system is opgebouwd. Maar zelfs in Amerika, de bakermat van de vrije scholing, komen de alfavakken nu in het gedrag. Tijd voor bezinning, meent ook Zakaria.
Het lijkt op de aloude discussie: wat is belangrijker, alfa of bèta? Geesteswetenschap of natuurwetenschap? Waarvoor natuurlijk het yin-yangprincipe geldt: beide hebben elkaar nodig. Hetzelfde gaat op voor de balans tussen kennis en vaardigheden. De doelstelling van Yale Universiteit (daar waar Zakaria studeerde) in 1928 was tweeledig: studenten leren denken én hun geest van een bepaalde inhoud voorzien. Maar het denken komt nu op de tweede rang, terwijl het een eersterangs plek verdient.
Schrijfonderwijs
Meer aandacht voor het denken, dat is waar de Neerlandici in hun Manifest voor pleiten. Ook Zakaria plaatst het denken voorop. Volgens hem kun je het beste denken door je gedachten op papier te zetten. Kortom, het leren duidelijk te schrijven, staat voor hem aan de basis van een goede opleiding. Zelfs voor technologen, ingenieurs en natuurkundigen is het duidelijk kunnen schrijven een van de belangrijkste voorwaarden voor hun carrière, laat Zakaria zien. En voor het goed kunnen schrijven, heb je goede kennis nodig van de grammatica, zou ik hieraan toe willen voegen.
Naast het belang van goed schrijfonderwijs, benadrukt Zakaria het belang van het goed kunnen spreken in het openbaar (de retorica) en ‘leren hoe je moet leren’. En dat is cruciaal in een wereld die zo snel verandert door alle technologische ontwikkelingen dat de huidige generatie studenten eigenlijk wordt opgeleid voor banen die nu nog niet bestaan. Omdat computers ons steeds meer werk uit handen nemen, is het juist belangrijk om in het onderwijs oog te hebben voor vaardigheden die uniek menselijk zijn. En dan gaat het vooral om vaardigheden die een gezond verstand vereisen.
Geestverruimend
De auteur laat dus zien dat de alfavakken wel degelijk een praktisch belang hebben, maar dat niet alleen. Ze helpen mensen de geest te verruimen. Literatuur confronteert ons met nieuwe ideeën, ervaringen en emoties. Net als andere kunstvormen. Geschiedenis plaatst actuele problemen in een nieuw licht. Filosofie helpt ons na te denken over ons zelf en de wereld om ons heen. Die geestelijke verruiming kun je vinden in alle geesteswetenschappen, en voor je zelfontplooiing is het belangrijk dat je daarin je eigen interesses kunt volgen. Dat stelt de auteur en is ook mijn eigen ervaring.
Als student had ik een ontzettende honger naar kennis en ik maakte gretig gebruik van de vrijekeuzeruimte aan mijn universiteit. Deze vulde ik onder meer met een propedeuse filosofie. De kennis die ik opdeed, was cruciaal voor mijn zelfontplooiing. Evenals als het lidmaatschap van de studentenvereniging Prometheus. Daar kwam ik in contact met studenten uit de alfa-, bèta- en gammawetenschappen. Daar konden we oeverloos filosoferen over de zin van het leven. Ik hoop dat ook de toekomstige generatie studenten die kans krijgt én grijpt. Zakaria weet het ook weer precies juist te verwoorden in zijn laatste alinea, waar ik dan ook graag mee afsluit:
“Omdat we in de huidige tijd leven, besteden wij allemaal, jong en oud, te weinig tijd en moeite aan het nadenken over de betekenis van het leven. We doen te weinig aan zelfonderzoek, waardoor we te weinig weten over onze sterke en zwakke kanten. En omdat we weinig om ons heen kijken, en niet naar de wereld en niet naar de geschiedenis omzien, stellen we onszelf te weinig diepgaande en brede vragen. De oplossing van dit probleem is dat we, juist nu, allemaal iets meer liberal education kunnen gebruiken.”