Kunsthistoricus Jan de Jong komt met verrassende resultaten in zijn boek The Power and the Glorification. Uit zijn onderzoek blijkt dat pausen in de 15de en 16de eeuw systematisch de geschiedenis vervalsten. Hiermee probeerden ze hun afbrokkelende macht weer een beetje op te krikken.
Eeuwenlang was de pauselijke macht onaantastbaar geweest. De paus stond als de vertegenwoordiger van God op aarde boven koningen en keizers. In de late middeleeuwen begint dit te veranderen. Tekstcritici, waaronder Erasmus, bewezen dat kerkelijke teksten niet altijd juist waren vertaald of geïnterpreteerd. Sommige teksten bleken zelfs vals, zoals een Latijnse oorkonde uit de achtste eeuw met de titel Donatio Constantini, Schenking van Constantijn. In dit document stond dat de eerste christelijke keizer, Constantijn de Grote (ca. 280-337), het wereldlijke oppergezag van het West-Romeinse Rijk overdroeg aan de paus en dat deze bisschop van Rome boven andere bisschoppen stond. Deze oorkonde hadden de pausen eeuwenlang gebruikt om hun positie boven de wereldlijke heersers te bevestigen.
Met de komst van de protestanten, die de paus niet erkenden als hoofd van de kerk, brokkelde de macht nog verder af. Om hun macht terug te krijgen, pasten pausen in de 15de en 16de eeuw geschiedvervalsing toe op muur- en plafondschilderingen. Kunsthistoricus Jan de Jong heeft voor het eerst systematisch de schilderingen in pauselijke paleizen te Rome onderzocht. De schilderingen werden in opdracht van verschillende pausen gemaakt en beeldden de geschiedenis van deze pausen en hun voorgangers uit.
De Jong benaderde deze geschilderde geschiedenis als tijdgenoot van de pausen. Wat kregen bezoekers van de pauselijke vertrekken voorgeschoteld? Wat was de impact van deze afbeeldingen? Daarnaast vergeleek De Jong de afgebeelde geschiedenis met de werkelijke geschiedenis. Hieruit bleek dat manipulatie de pausen niet vreemd was.
Effect pauselijke propaganda
Pausen lieten zichzelf en hun voorgangers schilderen als onmiskenbaar hoofd van de kerk. In de schilderingen werden ze vol eerbied behandelden door wereldlijke heersers, wat de pauselijke macht historisch gegrond moest maken. De Jong: “Pausen lieten scènes schilderen waarin vroegere koningen duidelijk nederig werden afgebeeld. Ze bogen gehoorzaam voor de paus en kusten zijn voeten. Bij de afbeelding van keizer Constantijn ging het zelfs nog verder: hij liep als een stalknecht door de stad, met de paus naast hem op een paard.”
Deze scène heeft niet werkelijk plaatsgevonden en moest latere keizers het goede voorbeeld geven. Zoals de keizer zich vroeger gedroeg, hoorde de tegenwoordige keizer zich ook te gedragen. Pausen hadden weinig keus dan tot dit soort manipulatie over te gaan, aangezien wereldlijke heersers met hun legers sterker waren dan hij.
De indrukwekkende schilderingen werden in wachtruimtes van de pauselijke paleizen gemaakt. Koningen of hun afgezanten werden expres een tijdje in de wachtkamer gezet, zodat de geschiedenis, en de houding van de koning ten opzichte van de paus, goed tot hen kon doordringen. Door deze propaganda wisten de bezoekers met hoeveel respect ze de paus dienden te behandelen. Ze konden moeilijk achterhalen dat de scènes die ze zagen gemanipuleerd of zelfs verzonnen waren. Ze hadden geen geschiedenisboek of ander naslagwerk bij de hand om het te controleren.
Schilders wisten van bedrog
En de schilders? Wat vonden zij van de geschiedvervalsing? De Jong: “Alleen de beste schilders werkten voor de paus en het was dan ook een hele eer om gevraagd te worden. De schilders hadden niet de vrije hand en werkten puur in opdracht. Historische adviseurs van het pauselijke hof vertelden precies welke historische afbeeldingen of verhalen getoond moesten worden en hoe. De adviseurs keurden ook de gemaakte ontwerpen goed, voordat ze op de muren kwamen.”
“Je moet de schilders van toen meer zien als reclamemakers. Hun kunst was veel functioneler dan tegenwoordig: het moest zo effectief mogelijk een boodschap zien over te brengen. Als strategie werd ingespeeld op onwetendheid; op het feit dat de bezoekers geen exacte historische kennis hadden.”
De schilderingen met bijschriften in het Latijn waren alleen te bewonderen door het pauselijke bezoek, vaak uit de hoogste klassen. Of ze zich realiseerden dat ze naar propaganda stonden te kijken is moeilijk te achterhalen. Er zijn maar weinig bronnen die vermelden wat bezoekers van de schilderingen vonden. Een uitzondering is Arnold van Buchel, een gegoede jongeman uit Utrecht. Hij woonde in 1587 in Rome en schreef een uitvoerig verslag van wat hij allemaal zag. Eenmaal thuisgekomen, sloeg hij de boeken er op na om erachter te komen dat de pausen met de geschiedenis hadden geknoeid. Van Buchel voelde zich in de maling genomen en schreef boos dat de ‘pauselijke parasieten’ de geschiedenis hadden vervalst.