Italiaanse onderzoekers hebben aangetoond dat baby’s vlak na de geboorte al woordgrenzen herkennen in gesproken taal. Het is een sterke aanwijzing dat het belangrijkste ingrediënt van ons taalvermogen, het opdelen van grotere taaleenheden in kleinere, al bij geboorte aanwezig is.
Anders dan in geschreven taal, worden de woordgrenzen in gesproken taal ons doorgaans niet aangereikt. Wat we horen is gewoon een heel lange brij van klanken, en in die chaos moeten onze hersenen orde zien te scheppen. Daar zijn ze echter prima toe in staat, want zelfs in een rumoerig café lukt het ons nog om een gesprek te volgen (het zogenaamde cocktailparty-effect).
Hoe onze hersenen in staat zijn om grotere talige eenheden op te delen in kleinere bouwsteentjes, is een belangrijke vraag voor neuro-linguïstisch onderzoek. Eerder bleek al dat ons brein zich voornamelijk concentreert op het begin en het eind van een woord. Dat betekent dat we van een lang woord vooral de eerste en laatste lettergreep onthouden.
De manier waarop ons brein gesproken klankreeksen verwerkt was tot nu toe alleen onderzocht bij volwassenen en oudere kinderen. Onderzoekers van de Universiteit in Triëst en Udine in Italië hebben dit fenomeen nu ook aangetoond bij pasgeboren baby’s. Ze publiceerden erover in Developmental Science.
Hersensignalen via een mutsje
De Italiaanse onderzoekers gebruikten een speciaal voor baby’s ontwikkelde techniek genaamd Near-Infrared Spectroscopy (NIRS). Deze techniek is vergelijkbaar met fMRI, een veelgebruikte techniek in het moderne hersenonderzoek waarbij de activiteit van de hersenen door middel van een computer zichtbaar wordt gemaakt in een driedimensionaal beeld.
Aan het eerste experiment deden 32 baby’s tussen twee en vier dagen oud mee. Deze pasgeboren kindjes kregen een speciaal mutsje op dat de activiteit in hun hersenen mat. Tijdens het experiment lagen zij gewoon in een bedje te rusten terwijl ze uit twee luidsprekertjes verschillende klankreeksen te horen kregen. Ouders mochten ook in de testruimte verblijven. Een grappig detail: één baby kon niet meedoen omdat zijn haar te dik was om hersensignalen door te laten.
Grote klinkerwisseltruc
De kinderen waren verdeeld in twee testgroepen van elk zestien proefpersoontjes. Allemaal kregen ze twaalf klankreeksen te horen, bestaande uit zes lettergrepen. Bij de eerste testgroep werden die klankreeksen na één keer herhaald, maar dan werden de eerste en laatste lettergreep verwisseld. Bijvoorbeeld: si*-me-bu-ta-le-*fo werd fo*-me-bu-ta-le-*si. Bij de tweede testgroep werden alleen de twee middelste lettergrepen verwisseld. Bijvoorbeeld: si-me-*bu-ta*-le-fo werd si-me-*ta-bu*-le-fo.
Wat bleek? De eerste testgroep leek de wisseltruc wél in de gaten te hebben – afgaande op een verhoogde hersenactiviteit – maar de tweede testgroep niet. Variatie in de buitenste lettergrepen werd dus wel opgemerkt, maar niet in de middelste. Volgens de onderzoekers komt dit doordat de babyhersentjes de uiteindes van de woorden beter registreren.
Bij een tweede experiment werden nog eens zestien baby’s getest. Dezelfde klankreeksen kwamen voorbij, maar dan werd er een korte pauze van 25 milliseconden ingelast tussen de derde en de vierde lettergreep. Ook in dit experiment werden de ene keer de buitenste lettergrepen verwisseld en de andere keer de middelste. Opnieuw trad er een reactie op bij de wisseltruc met de buitenste lettergrepen. Maar terwijl er in het eerste experiment geen reactie optrad bij de wisseltruc van de middelste lettergrepen, gebeurde dat nu wel!
Aaneenrijgen van klanken
Hoe is dat te verklaren? De pauze werd blijkbaar als woordgrens herkend. Vervolgens kwamen de eerste en derde lettergreep opeens ook aan de buitenkant van een woord te staan. In plaats van het zeslettergrepige woord si-me-bu-ta-le-fo werden nu twee worden van drie lettergrepen gevormd: simebu en talefo. In dit geval werden zowel de woordgrenzen si-bu als ta-fo opgeslagen door de hersenen. Deze uitkomst lijkt te bevestigen dat de babyhersenen het woordbegin en woordeinde beter opslaan dan wat er tussenin staat.
Ons taalvermogen is vooral een vermogen om kleinere eenheden aaneen te smeden tot grotere eenheden en omgekeerd grotere bouwstenen op te delen in kleinere bouwsteentjes. En dat vermogen lijkt nu dus al bij de geboorte aanwezig te zijn.