Wat doe je als een vriend, familielid of geliefde verandert in een complotdenker? Aflevering 5: hoe kun je overtuigingskunst gebruiken? Retorica-expert Yvette Linders geeft tips.
Het gaat weer beter tussen Yvonne* en haar broer Harold, nadat hij sinds de corona-periode verdwaald raakte in complottheorieën en algehele achterdocht tegenover de ‘mainstream-media’, die beheerst zouden worden door ‘de machthebbers achter de schermen’. Mensen die nog klakkeloos het nieuws volgden waren in zijn ogen ‘makke schapen’, inclusief zijn zus Yvonne.
Dat hun onderlinge contact weer beter is, komt vooral doordat broer en zus moeilijke onderwerpen nu meer mijden. Harold is net vader geworden, en broer en zus lijken de goede familieband op dit moment op nummer één te zetten.
“Heel verstandig. Dat zou ook mijn eerste advies zijn: bedenk goed óf en hoe je over deze materie in gesprek wilt en waarom – met welk doel”, zegt retoricakenner Yvette Linders. Retorica is vanouds de techniek van de overtuiging, en heeft in die zin altijd een beetje een dubieuze reputatie. Want als je retorisch heel sterk bent, doen de feiten er dan nog wel toe? Linders doet aan de Radboud Universiteit Nijmegen onderzoek naar onder andere misinformatie, anti-intellectualisme en complotdenken. Met hoogleraar Antieke Retorica Bé Breij geeft ze regelmatig workshops ‘depolarisatie’.
Strategisch moment
Linders’ eerste tip is om de diepte van het complotdenken te peilen. “Een complot kan een volledig samenhangend wereldbeeld zijn, waarin alles een verklaring heeft. Dat is op zichzelf niet zo gek, eigenlijk hebben alle mensen dat. Alleen wijkt dat samenhangende verhaal in het geval van de complotdenker af van wat de meeste mensen denken. Daarbij is het belangrijk om in te zien dat de ene complotdenker de andere niet is.”
Het kan zijn dat iemand enkel de officiële lezing van bepaalde gebeurtenissen niet vertrouwt, zoals de dood van prinses Diana, die volgens sommigen door het Britse koningshuis gepland zou zijn. En je hebt mensen die geloven dat alle politici uitsluitend stromannen zijn van de eigenlijke machthebbers. Dus je hebt heel veel gradaties, en onder andere daardoor zijn er ook nauwelijks betrouwbare cijfers over complotdenkers. “Het belangrijkste is dat je eerst moet proberen uit te vinden hoe diep iemand erin zit. Als dat niet zo diep is, heeft een gesprek wel degelijk zin.”
Bestaat er een soort ultieme argumentatie, waarmee je elke complotdenker kunt overtuigen? “Helaas niet. Daar is de werkelijkheid – en alle varianten van complotten daarover – ook veel te complex voor. En dus komt het, zoals altijd in de retorica, aan op gepastheid van de argumentatie. En dat geldt ook voor de vorm: is de setting passend? Denk bijvoorbeeld aan de toehoorders. Als je op een feestje in een discussie zou raken, en er luisteren anderen mee, dan is het vrijwel uitgesloten dat je iemand echt op andere gedachten kunt brengen. Dat zou namelijk gepaard gaan met te veel gezichtsverlies of kunnen voelen als een aanval. Een privégesprek plannen speciaal hiervoor is ook niet zo handig, want daarmee maak je het heel beladen. Kies dus een strategisch moment, of meerdere momenten, waarop je wel alleen bent met diegene, maar zonder dat het meteen heel zwaar wordt.”
Doorvragen
Zet jezelf over eventuele gekwetstheden heen, adviseert Linders, want anders kom je waarschijnlijk niet veel verder. “Gevoeligheden kun je wel bespreken, maar laat je ego thuis. Jij vindt het misschien lastig dat je ‘schaap’ wordt genoemd, maar de ander moet ook over iets heen stappen – ‘wappie’ of andere kwalificaties zijn net zo kwetsend. Streep dat tegen elkaar weg en ga vooral in gesprek door vragen te stellen over de dingen die de complotdenker met stelligheid verkondigt.”
Denk bijvoorbeeld aan iemand die denkt te weten dat Big Pharma overal achter zit. “Zo iemand kan dingen zeggen als: ‘kanker bestaat niet, dat zeggen artsen alleen maar om medicijnen te verkopen aan zieke mensen.’ In plaats van hier direct tegenin te gaan, doe je er beter aan om eerst door te vragen. Bijvoorbeeld: hoe werkt dat dan? Breng de algemene stelling terug tot een concreet geval. ‘Hoe gaat dat dan in zijn werk, hoe krijgt zo’n arts dan betaald van Big Pharma? En hoe krijgt Big Pharma het voor elkaar dat alle artsen daaraan meewerken, zonder uit de school te klappen?’
Bewijslast verleggen
Bij dit doorvragen is er volgens Yvette Linders overigens één vraag waarmee je moet oppassen: de vraag naar de bronnen. “Ik heb zelf wel eens die fout gemaakt: mag ik je bronnen eens zien? Nou, dat heb ik geweten. En in mijn onderzoek zie ik ook dat alternatieve media niet minder, maar méér bronnen gebruiken. Ze gebruiken evenveel mainstream media als bron, dat draagt bij aan de geloofwaardigheid. En daar bovenop komt een laag met allerlei extra informatie. Ik noem dat ‘rijke bronnen’. Onderzoeksrapporten van honderden pagina's, waar ze naar linken in nieuwsberichten. Daar kun je onmogelijk induiken. Maar de dikte van een rapport en de hoeveelheid voetnoten zegt natuurlijk niets over de kwaliteit.”
Een complotdenker kan imponeren met de hoeveelheid bronnen en zeggen: lees dit maar eens, dan praten we verder. Een andere strategie is dat de vraag om bewijs wordt teruggekaatst. Er is dan sprake van het ‘verleggen van de bewijslast’, onder complotdenkers een veelvoorkomende drogreden. “Iemand stelt dat de aarde plat is en als je dan vraagt waarom hij dat denkt, krijg je terug: ‘Bewijs maar eens dat de aarde rond is!’ Dat kan knap lastig zijn, zeker omdat hij dat bewijs waarschijnlijk al kent en verworpen heeft. Het is een drogreden omdat jij de stelling niet geponeerd hebt. Degene die iets beweert, zeker als dat zo duidelijk afwijkt van de consensus, moet dit ook zelf verdedigen.”
In gesprek blijven
Ten slotte adviseert Linders vooral om te vragen naar de reden waaróm iemand iets gelooft of beweert. Want vaak is er in dat ‘waarom’ meer gemeenschappelijkheid dan je zou denken. “Degene die beweert dat kanker niet bestaat, doet dat wellicht uit onmacht, omdat hij niet wil dat zijn dierbare sterft. Dat kun je volledig met elkaar delen, en dat brengt je meteen dichter bij elkaar, waarmee de polarisatie al bijna is opgeheven. Vraag dus niet: hoe kan je dat bewijzen, maar: waarom denk je dat?”
Ook benadrukt Linders, net als andere experts in deze serie, dat overtuigen beslist niet altijd een haalbaar of wenselijk doel is. “In veel gevallen zou ik zeggen: overtuig de ander ervan dat het zin heeft om met jou in gesprek te blijven. Dat is heel wat. En dan komt de inhoud op een dag ook gewoon weer goed.”
Yvonne beaamt dit en zegt ietwat gelaten: “Ik weet en ervaar dat dit de juiste weg is op dit moment. Toch is het ook wennen om het niet over de actualiteit te kunnen hebben. Zeker met wat er nu allemaal aan de hand is in de wereld is dat een heel vanzelfsprekend onderwerp. Het voelt heel kunstmatig om het nieuws in een gesprek te mijden. Het is een beetje de roze olifant in de kamer. Het voelt nu toch een beetje of de band met mijn broer een heel stuk oppervlakkiger is geworden. Maar dat is gewoon even hoe het is, wie weet dat dat in de toekomst weer verandert inderdaad. Ik vraag me wel af wat de kans op die verandering is.”
Die laatste vraag van Yvonne behandelen we in de slotaflevering van deze serie.