De natuur vormt een onuitputtelijke bron van inspiratie voor de mens. Dat laat Walvissen in de wind en meer fantastische uitvindingen uit de natuur zien. Hoewel de informatie over de afgeleide technische vindingen beperkt is, is deze uitgave als inspiratieboek voor kinderen, de wetenschappers van de toekomst, zeker geslaagd.
Wie heeft de meeste tanden van alle dieren op aarde? Een haai met zijn drieduizend tanden lijkt een veilige gok. Maar niets blijkt minder waar: met 25 duizend tanden is de slak de onbetwiste winnaar. Al die tanden zitten op zijn tong, die eruitziet als een soort rasp met rijen van honderd keiharde tandjes. De slak heeft niet alleen het wereldrecord van de meeste, maar ook van de sterkste tanden. Nagemaakt in een lab zou het ideaal slijtvast materiaal voor vele toepassingen opleveren.
De slak is één van de dieren en planten die aan bod komen in Walvissen in de wind en meer fantastische uitvindingen uit de natuur. In dit boek over biomimetica of biomimicy voor kinderen vanaf acht jaar staat het nabootsen van ideeën uit de natuur om menselijke problemen op te lossen centraal. In zeventien hoofdstukken beschrijft auteur Elvira Werkman wat wij van vogels, zeedieren, planten en bomen, en landdieren (onderverdeeld in lopers en vliegend gespuis) kunnen leren door goed naar ze te kijken. En ze stipt aan hoe kunstenaars, uitvinders, architecten en onderzoekers geïnspireerd zijn geraakt door die natuur.
Net als Spiderman
De tienjarige zoon die het boek in handen krijgt, kijkt in eerste instantie naar de leuke illustraties met bijschriften van illustrator Wendy Panders. Een tekening van een slak die met zijn tandentong ‘hap slok weg’ een bloem vermaalt, is aanleiding om het hoofdstuk over de slak te lezen. De weetjes in de illustraties, maar zeker ook die in de tekst spreken aan. Zo zorgt een slak ervoor dat de tienjarige kennismaakt met de rij van Fibonacci. De spiralen van een slakkenhuis zijn namelijk een voorbeeld van de Fibonacci-reeks: 0, 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, 144… Die getallen komen als verhouding niet alleen terug in een slakkenhuis, maar overal in de natuur. Ook veel kunstenaars, architecten en ontwerpers maken gebruik van die spiraalvorm, zo lezen we.
Het blijft bij die laatste constatering; er volgen geen namen of voorbeelden van gebouwen. Hier stoort het niet, maar bij het hoofdstuk over de gekko is de tienjarige teleurgesteld. Na de uitleg over hoe een gekko met zijn kleefpoten tegen een boom, gladde muur of plafond kan lopen (dankzij ontelbaar veel minuscule haren die aan het uiteinde steeds verder vertakken in kleinere haartjes), staat dat er gekkoschoenen en -handschoenen bestaan, waarmee je als Spiderman tegen de muur kunt klimmen. Daar wil hij wel meer over weten, maar met deze zeer beperkte informatie en een tekeningetje moet hij het doen.
Zelf doen
In het hele boek ligt de focus echt op de natuur – dat Werkman naar eigen zeggen een natuurjournalist is, is te merken – de afgeleide technische vindingen komen maar beknopt aan bod. De voorbeelden die het beste uitgelegd worden, zijn ook de meest bekende. Zo is daar de Zwitser George de Mestral, uitvinder van het klittenband. Tijdens een wandeling in 1914 bleven er zaadbollen van de plant klis aan zijn kleding kleven, waardoor hij op het idee kwam. Of de Japanse ingenieur Eiji Nakatsu, tevens vogelaar, die de snavel van de ijsvogel als voorbeeld nam voor de vorm van de hogesnelheidstrein. De ijsvogel duikt namelijk volledig geluidloos in het water, zonder een spatje of trilling in het water te veroorzaken. Een trein maakt echter veel lawaai bij het verlaten van een tunnel, omdat de samengedrukte lucht dan met een knal en trillingen vrijkomt. Daarom ontwierp Nakatsu een trein met een voorkant in ongeveer dezelfde lange en puntige vorm als de snavel van de ijsvogel.
Bij biomimicry ontmoeten biologie en techniek elkaar. De nadruk in Walvissen in de wind ligt duidelijk op het eerste. Soms is dat jammer, maar als inspiratieboek voor nieuwsgierige kinderen, de wetenschappers en uitvinders van de toekomst, is het zeker een geslaagde uitgave. Achter in het boek zit een gedeelte ‘Zelf doen’, met onder meer een soort bingokaart. Daarmee kunnen kinderen buiten op zoek gaan naar dieren en planten met een eigenschap uit een van de vakjes. De tienjarige zoon wilde, ondanks dat het buiten al donker was, meteen aan de slag. Doel bereikt.