Naar de content

Opknapbeurt voor paalkransen uit de bronstijd

Onaangeroerde bodems liggen onder Brabantse grafheuvels

Liesbeth Theunissen wijst in een werkput de sporen aan (bruin met grijze binnenkern) van twee palen uit de bronstijd.
Liesbeth Theunissen wijst in een werkput de sporen aan (bruin met grijze binnenkern) van twee palen uit de bronstijd.
Annemieke van Roekel

Een aantal grafheuvels in Noord-Brabant krijgt een opknapbeurt, en de paalkransen worden vernieuwd. Dit zijn cirkels van houten palen die prehistorische mensen vaak om de heuvels plaatsten. Maar eerst bestuderen archeologen het bodemarchief, om die oeroude bodems tijdens de restauratie zoveel mogelijk te sparen.

13 mei 2016

Het zijn bijzondere dagen voor de archeologen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Projectleider Liesbeth Theunissen, die zelf ooit promoveerde op samenlevingen uit de midden-bronstijd, groef vorige maand met haar collega’s werkputten in drie van de negen 3500 jaar oude paalkransgrafheuvels ten westen van Eindhoven. Hierdoor kwam het maaiveld uit de midden-bronstijd onder de heuvels weer tevoorschijn.

Dit was de bodem die bewoners in de prehistorie met heideplaggen hadden bedekt om er hun overledenen te begraven en te eren. De archeologen vergeleken de huidige bodem met het werk van Willem Glasbergen, de eerste wetenschapper die een halve eeuw geleden de grafheuveltjes in deze regio grotendeels afgroef en de opbouw en de bodem eronder toen nauwkeurig in kaart bracht. Vijftien van de vierendertig grafheuvels zijn destijds na de opgravingen weer gerestaureerd; ze bestaan uit zand dat na het archeologische onderzoek is teruggeworpen. Van de overige negentien grafheuvels is niets meer overgebleven; het is al decennialang akkerland.

De archeologen vonden maar weinig verschillen tussen de oude tekeningen en de bodem zoals ze die nu aantroffen. “Glasbergen had destijds heel capabele landmeters in dienst”, aldus Theunissen. “Ook viel ons op dat de palen die sinds die tijd zijn geplaatst maar weinig schade aan de oude bodem hebben toegebracht.”

Nieuwe onderzoeksmethoden

Theunissen weet zeker dat de oudste paalgaten in geen duizenden jaren zijn aangeroerd omdat er aan de randen van de sporen bodemvorming heeft plaatsgevonden. Archeologen – zoals Glasbergen een halve eeuw geleden – kozen er soms voor de verstoring tot een minimum te beperken. Theunissen: “Opgraven brengt ook meteen een vernietiging met zich mee. Het bodemarchief kan maar één keer worden ‘gelezen’, daarna is het weg. Dat is de paradox van de archeoloog: een onderzoeker die met onderzoek zijn enige bron vernietigt.”

Ook de bronstijdsporen die de duizenden jaren oude palen hadden achtergelaten werden niet uitgegraven. Zo blijven ze, veilig in de bodem, beschikbaar voor volgende generaties wetenschappers. Want naarmate de tijd verstrijkt, borrelen steeds weer nieuwe onderzoeksvragen naar boven en komen nieuwe analysetechnieken beschikbaar waar ook archeologen hun voordeel mee doen.

“Zo weten we nu dat deze grafheuvels 450 jaar in gebruik zijn geweest,” legt Theunissen uit, “en niet 600 jaar, zoals vorige generaties archeologen nog dachten. Dat men dit nu zo zeker weet komt doordat de analyse van koolstofisotopen (C14-methode) sinds het begin van deze eeuw ook toepasbaar is op verbrand bot. Dat is nieuw. Op houtskool was dat al mogelijk sinds 1950. Dit maakt het mogelijk crematieresten nauwkeuriger te dateren.”

In de midden-bronstijd, rond 1500 voor onze jaartelling, was crematie gangbaar. “In de grafheuvels werden urnen begraven met de crematieresten, maar het kwam ook voor dat de as werd bijgezet in zakjes van leer of textiel en soms in een boomstamkist. Maar van die zakjes is niks meer over”, vertelt Theunissen. “De as en houtskoolresten vinden we nog wel.”

Dubbele wijdgestelde palenkrans bij Toterfout (heuvel 5)

Annemieke van Roekel

Struinen over de akkers

De urnen en andere vondsten zijn in de loop van de twintigste eeuw overgebracht naar het Noord-Brabants Museum. Daar liggen ze weliswaar veilig opgeslagen, maar tot ontevredenheid van Theunissen zijn ze niet voor het publiek zichtbaar. “Voor de bronstijd is weinig aandacht in Nederlandse musea”, aldus de archeologe, die als kind al over de akkers struinde op zoek naar prehistorische vondsten. “Toen vond ik alleen pijpenkoppen, maar verder niks bijzonders”, lacht ze.

Theunissen heeft het ruimschoots goedgemaakt in haar wetenschappelijke carrière. Haar promotieonderzoek ging over samenlevingen in de midden-bronstijd in Zuid-Nederland en Vlaanderen. Daar hoorde ook grafheuvelonderzoek bij. Daarna schreef ze diverse populairwetenschappelijke boeken om archeologie bij een groot publiek onder de aandacht te brengen (zie onder ‘Bronnen en meer lezen’).

De vijftien 3500 jaar oude grafheuvels bij Veldhoven (bij de gehuchten Halve Mijl en Toterfout) liggen op twee kilometer afstand op een iets hoger gelegen in de ijstijd gevormde dekzandrug.

Wikimedia Commons

Hoog en droog

Niet alleen de grafheuvels in dit gebied zijn voorzien van paalkransen. De cirkels van houten palen die dicht (‘nauwgesteld’) of juist ver van elkaar (‘wijdgesteld’) in de heuvel zijn geplaatst komen eveneens voor in Drenthe, maar ook in Engeland en België. Archeologen leiden daaruit af dat er tussen de prehistorische volkeren in die tijd veel contacten waren.

Ook dubbele en zelfs driedubbele cirkels komen voor. Zo’n heuvel, met of zonder paalkransen, moet in de midden-bronstijd een duidelijk baken geweest zijn in het grotendeels open heidelandschap. In Noord-Brabant liggen de grafheuvels nu in bebost gebied, maar vroeger was dit een open en onontgonnen heidelandschap. De prehistorische bewoners hebben ze hoog en droog op een dekzandrug aangebracht, door heideplaggen op elkaar te stapelen, maar ook een omgeving met water was geliefd. Zo was het ‘landschap van de doden’ al van verre te zien.

Meer geheimen

De ruim dertig grafheuvels die reeds zijn ontdekt in Toterfout-Halve Mijl zijn niet de enige. Tussen de bekende heuveltjes moeten er nog meer liggen, maar deze zijn in de loop van de tijd zo vlak geworden dat ze nauwelijks zichtbaar zijn in het landschap. En zeker niet in de bossen met veel dorre bladeren en hier en daar een ophoging door boomwortels. Voor de archeologen komt het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) daarom erg van pas, een digitaal bestand waarop de hoogte van Nederland in detail, zelfs op centimeters nauwkeurig, te zien is. “Met het blote oog zijn hele kleine verhogingen alleen nog te zien als het licht heeft gesneeuwd in combinatie met strijklicht”, vertelt Theunissen.

Hoogtekaart waarop de grafheuvel (in kader) zichtbaar is. In het veld is deze niet of alleen met een geoefend oog te zien.

AHN

De RCE ontwikkelde een methode om nog niet ontdekte en platte grafheuvels aan te tonen. “We doen dat stapsgewijs”, legt Theunissen uit. “Eerst kijken we of het een logische plek is voor een grafmonument, en dan gaan we boren. Als de overgang in de boring abrupt is gaat het meestal om recente ophogingen. Zijn het vage overgangen dan kunnen het hele oude ophogingen zijn. Soms is er nog een plaggenstructuur aanwezig.” Grafheuvels werden oorspronkelijk gemaakt door plaggen op de bodem te leggen en daarin crematieresten te plaatsen. Soms werden de grafheuvels verhoogd en verbreed om ruimte te creëren voor nieuwe bijzettingen.

Waarom paalkransen?

Maar wat was nu eigenlijk de bedoeling van die paalkransen? Waarom zou de prehistorische mens de heuvels ermee hebben opgesierd? “Het is altijd heel moeilijk om iets met zekerheid te zeggen over het gedrag van de prehistorische mens”, weet Theunissen na jarenlange ervaring. “Archeologen denken verschillend over hun betekenis. Je kunt het zien als een afbakening, als grens of markering van het gebied van de doden. Of als extra element om het grafmonument visueel aantrekkelijker en beter zichtbaar te maken. Misschien waren de staanders met horizontale dwarsbalken verbonden. En misschien waren de houten palen wel kunstig bewerkt, met houtsnijwerk of gekleurd en versierd met objecten zoals geweien. Ze zagen er in ieder geval anders uit dan de houten afrasteringspalen van de Gamma.”

“Wel weten we zeker dat zo rond tien procent van de mensen uit een bronstijdgemeenschap hier zijn begraven, zowel mannen, vrouwen als kinderen. Wat er met de andere overleden individuen is gebeurd weten we niet. Misschien werden ze wel achtergelaten, of zoals bij de indianen in bomen gelegd. Direct onder de palen vinden we soms ook nog crematieresten, maar dat was geen algemeen gebruik.”

Resultaat van koperdiefstal: het ‘uitlegbord’ dat hier al vijftig jaar stond, verdween vorige maand, maar is inmiddels weer terecht.

Annemieke van Roekel

Bandenspoor

De komende zomer gaan vrijwilligers van het IVN de palen vervangen. In de prehistorie werd eikenhout gebruikt, nu heeft de gemeenten gekozen voor 270 palen van de Europese hardhoutsoort robinia. Helaas dwingen de mysterieuze heuvels in het stille bos niet bij iedereen het respect van de doden af. Vorige maand werd een koperen plaat gestolen die al een halve eeuw dienst doet als plattegrond van de Toterfoutse grafheuvels; ook werd een volledige palenkrans – feitelijk zonder geldwaarde – door dieven meegenomen. Gelukkig werd de ‘uitlegplaat’, weliswaar beschadigd, enkele dagen geleden weer gevonden. Daar komt nog de verleiding voor mountainbikers (en soms zelfs motorcrossers) bij om over de heuvels te sjezen, zodat er een bandenspoor ontstaat. De RCE adviseert de gemeente nu om de fietspaden door deze bossen op grotere afstand van de heuvels te leggen.

Bronnen en meer lezen

Liesbeth Theunissen, Midden-bronstijdsamenlevingen in het zuiden van de Lage Landen (Proefschrift Leiden, 1999). Download via Google Books. Te koop via Sidestone Press, Leiden.

Evert van Ginkel en Liesbeth Theunissen, Onder heide en akkers. De archeologie van Noord-Brabant tot 1200. (Uitgeverij Matrijs, 2009)

Liesbeth Theunissen en Mat Theunissen, Eersel, een cultuurhistorische fietstocht. Uitgeverij Matrijs, 2012. Deze fietstocht gaat ook via de Toterfoutse paalkransgrafheuvels.

ReactiesReageer