Al ver vóór de Griekse en Romeinse tijd werd het melksap van papavers gebruikt als slaapmiddel en als bestanddeel van allerlei geneeskrachtige mengsels. De uit opium geïsoleerde morfine wordt nog steeds gebruikt als pijnstiller. Maar opium en opiumachtige stoffen (de opiaten) zijn nu vooral bekend als gevaarlijke verslavende middelen.
Als onrijpe zaadbollen van de papaver worden ingesneden, komt er wit sap uit. Bij opvangen en drogen van dit witte sap ontstaan taaie brokken die bruin verkleuren: opium. Al in de oudheid was bekend dat opium niet alleen pijn kon bestrijden maar ook een plezierig gevoel gaf na gebruik. Over misbruik of verslavende werking is in die tijd weinig geschreven. Pas in de zestiende eeuw zagen sommige doktoren dat aan de pijnstiller opium bij regelmatig gebruik ook gevaarlijke kanten zitten.
De grote doorbraak kwam in de negentiende eeuw toen een aantal Engelse schrijvers heel enthousiast over opium ging schrijven. De stof was erg goedkoop (goedkoper dan alcohol). Al snel gebruikten veel arbeiders maar ook veel hooggeplaatsten opium. Kleine criminaliteit om de opium te kunnen betalen, kwam niet voor. Wel grote criminaliteit: in 1833 begonnen de Engelsen een opiumoorlog tegen China omdat dat land weigerde opium in te voeren uit Engelse kolonies.
Morfine
Inmiddels was, in 1805, met behulp van extractie het werkzame bestanddeel uit het papaversap gezuiverd. In die tijd een hele prestatie, mogelijk omdat de werkzame stof in opvallend grote hoeveelheden in opium voorkomt: ruim 10%. Deze verbinding werd morfine gedoopt, naar de Griekse god van de dromen, Morpheus.
Een molecuul morfine ziet er vrij ingewikkeld uit met vijf ringen en een basisch N-atoom. Terwijl opium meestal geslikt of gerookt wordt, lost morfine goed op in water en kan zo als injectievloeistof worden gebruikt. De pijnstillende eigenschappen van morfine werden op grote schaal gebruikt in oorlogen vanaf het midden van de vorige eeuw. Soldaten met schotwonden of verbrijzelde ledematen hadden er veel baat bij. Wel bleken ze bij regelmatig gebruik, als ze de verwondingen tenminste overleefd hadden, verslaafd te zijn geworden aan morfine.
Heroïne
In 1875 bleek dat de beide OH-groepen in een morfine molecuul kunnen reageren met azijnzuur. Dit is een bekend soort reactie in de koolstof chemie: een estervorming. Er ontstaat in dit geval morfine diacetaat, ook wel heroïne genoemd. Deze stof is minder polair dan morfine (er zijn minder mogelijkheden voor waterstofbruggen) en blijkt daardoor gemakkelijker in de hersenen te kunnen door dringen.
Er bestaat namelijk een bloed/hersenbarrière om te voorkomen dat allerlei stoffen in het bloed zomaar invloed op de hersenen kunnen uitoefenen. Deze barrière is het meest effectief voor polaire stoffen. Heroïne is minder polair en kan zo gemakkelijker in de hersenen komen. Daardoor is de werking sneller en krachtiger dan van morfine. Heroïne is een ‘pro-drug’ voor morfine: de acetaat-groepen worden in de hersenen weer vervangen door de oorspronkelijke OH-groepen. De zo (terug)gevormde morfine veroorzaakt het biologisch effect.
Methadon
Een verdovend middel waarvan de structuur niet afgeleid is van die van morfine, is methadon. Deze stof is vooral bekend uit het afkickprogramma voor verslaafden. Methadon is net zo gevaarlijk en verslavend als heroïne, maar het grote verschil is, dat de stof veel langer in het bloed blijft.
Heroïne moet drie of vier keer per dag gebruikt worden, zodat een verslaafde steeds maar een paar uur heeft tussen de roeswerking en de eerste onthoudingsverschijnselen. In die korte tijd moet de verslaafde koortsachtig op zoek naar geld voor een nieuwe portie drugs. Crimineel gedrag of prostitutie zijn vaak de enige manieren om snel aan genoeg geld te komen.
Met methadon beginnen de onthoudingsverschijnselen beginnen pas na een dag, zodat er meer tijd is om een beetje normaal te functioneren. Omdat deze stof geslikt kan worden is er bovendien minder gevaar voor infecties door vuile naalden (bacterie-ziekten, hepatitis B, AIDS).