Naar de content

Opgraving Almere blijkt vissenval uit de Steentijd

Enorme houten constructie wijst op grootschalige visvangst

W.J. Hogestijn, Almere

In de bodem van Almere is een houten visvang-constructie ontdekt van zo’n 4500 jaar oud. Het is de grootste visweer uit de Nieuwe Steentijd ooit in Europa gevonden. De bewoners van toen hadden een vaste verblijfsplaats en deden al aan planmatig werken, denkt Willem-Jan Hogestijn, stadsarcheoloog van Almere.

4 oktober 2017

“Oh, en we hebben ook nog een houten paaltje gezien”, zei de medewerker van het archeologisch onderzoeksbureau Archol terloops. Het was voorjaar 2013, en het bedrijf had enkele opgravingen verricht op bedrijventerrein De Stichtse Kant bij Almere. Op deze plek aan de A27 zou binnenkort gebouwd gaan worden, en het was bekend dat er vuurstenen werktuigen uit de steentijd in de grond zaten.

Maar een houten paaltje? Merkwaardig, vond Willem-Jan Hogestijn, de stadsarcheoloog van Almere, en hij vroeg of er nog wat verder gezocht kon worden. Dat bleek een uitstekend idee. Inmiddels zijn in het gebied meer dan 3500 palen opgegraven, die in het Neolithicum (de Nieuwe Steentijd) onderdeel uitmaakten van een grote ‘visweer’. Dateringen met de koolstofmethode wezen uit dat het hout rond de 4400 jaar geleden is gekapt.

Visvangconstructie

Een visweer is een bouwwerk dat vissen in een bepaalde richting leidt, met aan het eind van de route meestal een fuik. Tussen de palen zaten vroeger matten, gevlochten van bijvoorbeeld boomtakken of wilgentenen. Ook daarvan zijn resten aangetroffen in Almere.

De palen van Almere vormen de grootste visweer uit de steentijd die tot nog toe in Europa gevonden is, denkt Hogestijn. De constructie strekt zich nu al uit over 190 meter, en een begin of einde is nog niet vastgesteld. De verwachting is dat een groot deel van het bouwwerk onontdekt onder de grond zit.

Een hedendaagse, vrij kleine visweer.

U.S. Fish and Wildlife Service , publieke domein

Er zijn wel vaker visweren ontdekt waarvan onderzoekers vermoeden dat ze in die tijd een vergelijkbare grootte hadden – in Denemarken bijvoorbeeld – maar die claims zijn gebaseerd op reconstructies waar onvoldoende bewijs voor is. Wel zijn er oudere visweren bekend. Zo werden bij de Hoge Vaart in Almere in 1996 drie visweren ontdekt van meer dan 6000 jaar oud, met een lengte van een meter of tien.

Bosbeheer

Het hout van de Almeerse visweer is goed bewaard gebleven in de bodem van de polder. “Het zag eruit alsof het rechtstreeks van de Gamma kwam”, zegt Hogestijn. Dat maakte verder onderzoek mogelijk. De meeste palen zijn van berkenhout, concludeerden archeologen van onderzoeksbureau Biax voor archeo- en paleobotanie. Onderzoek aan de jaarringen wees uit dat vrijwel al het hout rond het einde van de zomer gekapt is.

Hogestijn: “Dat is de enige periode waarbij je weet dat berkenhout daarna wel weer aan groeit. De mensen hier keken 4500 jaar geleden kennelijk al vooruit.” Dat zou op een vorm van bosbeheer kunnen wijzen, denkt hij. “Maar dat is lang niet iedereen met me eens hoor!”

Palen gekapt in andere seizoenen komen sporadisch voor, soms in kleine clusters. Dat kan op onderhouds- en herstelwerkzaamheden wijzen, denkt Hogestijn. De bouwers van de visweer moeten minstens enkele jaren op dezelfde plek gewoond hebben.

Gammavers…

W.J. Hogestijn, Almere

Voorraad

Na de vondst van de visweer kwamen er steeds meer bijzonderheden aan het licht. Zo lijken de steentijd-Almeerders ook een serie ‘vissenkooien’ te hebben gebouwd: driehoekige houten hokken, die overduidelijk niet bedoeld waren om vissen te vangen, maar om ze levend te bewaren. Maar waar was de voorraad voor bedoeld?

“De visweer moet veel te groot geweest zijn voor het dagelijkse aanbod van vis in het meer dat hier destijds lag”, zegt Hogestijn. Hij vermoedt dat de steentijdmensen in Almere zich richtten op piekaanvoer: een seizoensafhankelijke toestroom van zalmen bijvoorbeeld, die jaarlijks naar hun geboortewateren trokken om er te paren. “Dan is een opslagruimte natuurlijk wel handig.”

Indianen

Maar er zijn ook andere mogelijkheden, die meer tot de verbeelding spreken. Van de Heiltsuk, een Indianenstam in West-Canada, is bijvoorbeeld uit overlevering bekend dat ze zalm rookten en zo conserveerden. Daarvoor mocht de vis niet te vet zijn, want dat maakt hem minder goed houdbaar en snel ranzig. Hogestijn sluit niet uit dat ook de Almeerse steentijdmensen hun vis rookten en droogden, en de opslag gebruikten om de vis voor gebruik een tijdje op dieet te zetten.

Ook acht hij het mogelijk dat een deel van de vangst werd weggegeven, als investering in sociale relaties. Generositeit staat bij primitieve volkeren doorgaans hoog in het vaandel, en is voorstelbaar dat dat ook bij de steentijdmens het geval was. Wellicht deden de bewoners het overschot aan vis dus cadeau aan mensen die iets verder weg woonden, om ze voor zich in te winnen. “Het leven was hard”, benadrukt Hogestijn, “je wist maar nooit wanneer je een ander nodig had.”

Visconstructies

“Het is een mooie ontdekking”, reageert Leendert Louwe Kooijmans, emeritus hoogleraar archeologie van de Universiteit van Leiden, desgevraagd. De bodem van West-Nederland zit buiten de zandgronden waarschijnlijk vol met allerlei visconstructies, zegt hij. “Maar in de klei zijn ze moeilijk te vinden, dus dat deze is blootgelegd is zeker bijzonder.”

Dat er 4500 jaar geleden met visweren gevist werd, verbaast Kooijmans niet. “Op de zandgronden leefden toen landbouwers, die naast akkerbouw ook aan veeteelt en visserij deden. Daar zal het wel van zijn overgenomen.” Over de speculaties over de visoverschotten en wat daar mee gedaan werd heeft hij geen standpunt. “Dat zijn modellen. Ze zijn niet toetsbaar.”

Wel heeft Kooijmans andere vragen. Waarom bestaat de constructie vooral uit berkenstammen, terwijl het bij vondsten in Denemarken meestal om hazelaars, linden en essen gaat? Waren de veengronden van Almere dan begroeid met berken? En waarom is de visweer zo groot? Is het er één, of is het een netwerk van visweren uit verschillende periodes?

Er is nog veel om uit te zoeken, want het is een bijzondere en intrigerende vondst, zegt Kooijmans: “Dus, Almere. Gefeliciteerd!”

Een interview met Hogestijn bij de opgraving zelf, door Harry Severens van Omroep Flevoland.

ReactiesReageer