Naar de content

Op zoek naar voorouders in een testbuisje

Een close-up van een DNA-streng op een blauwe achtergrond.
Een close-up van een DNA-streng op een blauwe achtergrond.
Qimono voor Pixabay via CC0

Tien jaar geleden was DNA-onderzoek nog vrij prijzig. Tegenwoordig koop je voor ongeveer negentig euro een afstammingstest die je precies kan vertellen waar je voorouders vandaan komen. Hoe werkt zo’n test precies en hoe betrouwbaar is het resultaat? NEMO Kennislink zocht het uit.

2 augustus 2019

Een commerciële DNA-test kost tegenwoordig minder dan honderd euro.

Tony Webster/Flickr.com via CC BY 2.0

Het zou weleens de trend van de komende jaren kunnen worden: DNA-toerisme. In de Verenigde Staten zijn er al gespecialiseerde bureaus die groepsreizen aanbieden voor mensen met roots in Italië, Ierland, Duitsland en Schotland. Na een genetische genealogietest krijgt iedere klant vijf uur om met een genealoog alle belangrijke plekken van zijn of haar familiegeschiedenis in kaart te brengen. Tijdens de reis bezoekt de groep een aantal hoogtepunten van het land en is er tijd om op eigen gelegenheid specifieke plekken te bekijken. De genealoog reist mee om op locatie vragen te beantwoorden. Zie je zo’n reisje op basis van je DNA wel zitten? Dan is het wellicht handig om eerst te weten wat je eigenlijk kunt met een genetisch afstammingsonderzoek.

Variatie

In de kern van iedere lichaamscel liggen drieëntwintig paar chromosomen; tweeëntwintig paar ‘gewone’ chromosomen (ook wel autosomen genoemd) en één paar geslachtschromosomen (XX bij een vrouw en XY bij een man). Op die chromosomen ligt onze genetische informatie opgeslagen in de vorm van DNA. DNA is een soort codetaal, opgebouwd uit vier verschillende letters: A, T, C en G. Sommige stukjes van de code hebben een belangrijke functie en zijn daardoor bij vrijwel alle mensen gelijk. Andere stukjes hebben geen duidelijke functie. Daar vind je veel meer variatie. Genetisch afstammingsonderzoek kijkt naar de functieloze stukjes DNA. Hoe meer die op elkaar lijken, hoe groter de kans dat er een gemeenschappelijke voorouder is.

Variatie ontstaat als er ergens in de code iets verandert. DNA-tests kijken naar twee van zulke veranderingen: short tandem repeats (STR’s) en single nucleotide polymorphisms (SNP’s). Bij een STR wordt een stukje van de lettercode steeds herhaald. Een SNP ontstaat wanneer er ergens in het DNA één letter wordt vervangen door een andere letter. Zowel een STR als een SNP is een blijvende verandering, die ook terecht komt in de volgende generatie.

Bij een Single Nucleotide Polymorphism (SNP) verandert er één letter in de genetische code.

Wikimedia Commons, NHS National Genetics and Genmics education Centre via CC BY 2.0

Etniciteit schatten

DNA ligt niet alleen in de kern van de cel, maar ook in de mitochondriën, de energiefabriekjes van de cel. Dit mt-DNA is veel kleiner dan het DNA in de kern, maar bevat wel dezelfde codetaal. En ook in de code van het mt-DNA treden STR’s en SNP’s op. Daarom is mt-DNA ook geschikt voor afstammingsonderzoek.

Wanneer gebruik je welk deel van het DNA? Dat hangt ervan af wat je wilt weten. Het Y-chromosoom erft over van vader op zoon en is dus heel geschikt om afstammelingen via de mannelijke lijn vast te stellen. Het mt-DNA erft over van moeder op kind (zowel zoon als dochter) en komt dus prima van pas bij het in kaart brengen van afstammelingen in de moederlijke lijn.

De meeste commerciële afstammingstests kijken echter naar stukjes van de autosomen en nemen daarbij het X-chromosoom mee. Dit is de goedkoopste manier om iets te weten te komen over al je voorouders (waarbij er geen specifiek onderscheid wordt gemaakt tussen de mannelijke en de vrouwelijke lijn). STR’s en SNP’s in jouw DNA worden vergeleken met die van referentiegroepen. Dit zijn speciale groepen waarvan, door middel van stamboomonderzoek, vaststaat dat hun voorouders afkomstig zijn uit een bepaalde regio . Door stukjes van jouw DNA te vergelijken met de DNA-codes van referentiegroepen in de database voorspellen de bedrijven uit welke regio(’s) jouw voorouders afkomstig waren. Het resultaat is een schatting van percentages etniciteit. Bijvoorbeeld: Afrika 4 procent, Europa 96 procent (waarvan West-Europa 47 procent, Groot-Brittannië 28 procent, Scandinavië 18 procent, overig 3 procent).

Over de hele wereld zoeken

Wat zeggen deze resultaten nou eigenlijk? Als je DNA voor 18 procent lijkt op dat van Scandinaviërs, wil dat dan zeggen dat je een verre voorouder hebt uit Noorwegen of Zweden? Toon van Gestel, oud-biologieleraar en als oud-voorzitter van de Nederlandse Genealogische Vereniging jarenlang bezig geweest met genetische genealogie, denkt van niet. “Ik ben niet kapot van commerciële DNA-tests”, zegt hij. “Het instrument dat ze gebruiken is vaak te grof. Afstamming is meestal kleinschalig. Ik weet vanuit stamboomonderzoek dat mijn voorouders van vaderskant bijna allemaal uit twee dorpjes in Brabant komen. Dan kan ik met een DNA-test wel over de hele wereld gaan zoeken, maar dan kom ik daar gewoon niet uit.”

Bovendien richten de testbedrijven zich met name op de Amerikaanse markt. Vaak is er geen Nederlandse referentiegroep. Nederlanders die hun DNA laten testen, komen dan uit in Groot-Brittannië of Scandinavië, omdat hun genetisch materiaal het meest overeenkomt met dat van de referentiegroepen daar. Maar dat wil nog niet zeggen dat er ook daadwerkelijk een voorouder uit die gebieden komt.

Afstamming is meestal kleinschalig. Het heeft in veel gevallen niet zoveel zin om over de hele wereld naar verre familie te zoeken.

Wikimedia Commons CC BY-NC 3.0

Divers beeld

Bioloog en geneticus Maarten Larmuseau beschrijft in het blad Vlaamse Stam een situatie die de bezwaren van Van Gestel onderstreept. Hij liet drie Vlamingen een genetisch afstammingsonderzoek afnemen bij drie verschillende bedrijven. Persoon één was, net als zijn voorouders, afkomstig uit Oost-Vlaanderen. Volgens de resultaten van The Genographic Project is zijn DNA voor 62 procent afkomstig uit Scandinavië en voor 37 procent uit Zuid-Europa. AncestryDNA bepaalde dat het DNA van persoon één voor 48 procent West-Europees is, waarvan voor het grootste deel (37 procent) Brits. Het bedrijf 23andMe dichtte persoon één 41 procent Frans/Duits DNA, 21 procent Brits/Iers DNA en 3 procent Scandinavisch DNA toe. De resultaten van persoon twee, net als zijn voorouders afkomstig uit West-Vlaanderen, laten eveneens een divers beeld zien.

Persoon drie had een gemengde afkomst. Haar moederlijke lijn was afkomstig uit Limburg en haar vaderlijke lijn uit Italië. In dit geval verwacht je dus zowel West-Europees als Zuid-Europees DNA terug te vinden. The Genographic Project gaf weliswaar 61 procent West- en Centraal Europees DNA en 23 procent Zuid-Europees DNA aan, maar noemde Nederland en Frankrijk als landen van herkomst. Ook 23andMe vond met name Frans/Duits DNA (40 procent) en ook Brits/Iers DNA (10,5 procent) en Italiaans DNA (4 procent). Volgens AncestryDNA was persoon drie 50 procent West-Europees, 24 procent Iberisch en 16 procent Italiaans/Grieks.

Samenwerken

Drie proefpersonen zijn natuurlijk niet genoeg om conclusies te trekken, maar het experiment van Larmuseau laat wel zien dat testbedrijven de grootste moeite hebben om, uitsluitend op basis van het DNA, correct te voorspellen waar we vandaan komen. Kunnen genetische genealogietests daarmee de prullenbak in? Niet helemaal, want naast etniciteit bepalen de tests ook matches met andere personen uit de databank (indien die daar toestemming voor hebben gegeven). En daar komt soms nuttige informatie uit, weet Van Gestel. “Je kunt die informatie bijvoorbeeld gebruiken om een verre neef of nicht te vinden.”

Op basis van overeenkomsten in het DNA kun je soms verre familie vinden.

Pixabay CC0

Een match zoeken gaat op basis van centimorgans (cM). cM is een afstandsmaat om te bepalen hoe ver twee verschillende genen op het DNA uit elkaar liggen. Je kunt diezelfde afstandsmaat ook gebruiken om te bepalen hoeveel cM het DNA van twee verschillende personen gelijk hebben. Je plakt als het ware alle stukjes DNA die je deelt met een ander persoon achter elkaar en berekent dan hoe lang dat stuk DNA is geworden. Hoe langer het stuk DNA, hoe groter het aantal cM en hoe groter de kans dat er een familiaire relatie is. Matches van 15 cM of meer worden over het algemeen als betrouwbaar gezien. Bij een lager getal neemt de kans op fout-positieve matches snel toe. Bij 7 cM is de kans op een verkeerde match al zo’n 60 procent.

Het voordeel van matches is dat je via de website van het testbedrijf contact met elkaar kunt opnemen. Van Gestel: “Van daaruit kun je samenwerken om de stamboom op de traditionele manier verder uit te zoeken. Als je bijvoorbeeld informatie zoekt over een voorouder die in de negentiende eeuw heeft geleefd, dan kan het zomaar zijn dat al meer mensen daarmee bezig zijn geweest. Je hoeft dan niet alles zelf uit te zoeken. Op die manier kunnen we ooit misschien iedereen met iedereen verbinden.”

Genetisch afstammingsonderzoek biedt dus nieuwe mogelijkheden, maar zal het traditionele stamboomonderzoek voorlopig nog niet kunnen vervangen.

Bronnen:
ReactiesReageer