Als wij een schilderij van Van Gogh bekijken, dan zien we niét altijd de kleuren die de negentiende-eeuwse kunstenaar in gedachten had. Zo zijn de blauwe kleuren van nu soms oorspronkelijk paars geweest. Vooral het rode pigment heeft de tand des tijds niet doorstaan. Wetenschappers helpen bij het reconstrueren van de originele doeken.
De achteruitgang treft vooral schilderijen van na 1850. “In de loop van de negentiende eeuw gingen kunstenaars steeds vaker kant en klare tubeverf gebruiken”, vertelt Ella Hendriks, senior restaurator in het Van Gogh Museum en universitair hoofddocent aan de opleiding Conservering en restauratie van cultureel erfgoed van de Universiteit van Amsterdam. “Schilderijen uit de eeuwen daarvoor hebben veel minder last van verkleuring omdat kunstenaars uit die tijd, zoals Rembrandt, hun verf zelf lieten maken. Zij mengden hiervoor bijvoorbeeld lijnolie of papaverolie (voor wit) met zuivere pigmenten.”
Hendriks: “Een van de belangrijkste beperkingen was dat de verf op het palet uitdroogde en niet bewaard kon worden. De opkomst van tubeverf maakte het ook mogelijk om buiten te schilderen, zoals schilders in de tweede helft van de negentiende eeuw dat deden.”
Het probleem van verkleuring is niet beperkt tot de schilderijen (en pentekeningen) van Van Gogh. “Van zijn werken weten we het meest omdat hij zo uitgebreid bestudeerd is”, aldus Hendriks. Dat is mede mogelijk dankzij de achthonderd brieven die Van Gogh schreef, grotendeels aan zijn broer Theo, die hem financieel ondersteunde. Daarin beschrijft hij ook zijn schildertechnieken en de materialen die hij kocht.
Vernis niet gebruikelijk
Op een stormachtige dag, even voor kerstmis, ontvangt Hendriks me in het Atelier van het Rijksmuseum, waar de restauratieafdeling van het Van Gogh Museum vanwege een verbouwing tijdelijk is ondergebracht. Op tafel ligt open en bloot Van Gogh’s Veld met irissen bij Arles uit 1888, dat hij twee jaar voor zijn overlijden maakte. Hendriks is bezig met het verwijderen van de vernislaag omdat deze door veroudering is vergeeld.
“In de tijd van ‘moderne’ Franse schilders zoals Van Gogh – in zijn Franse periode – was het helemaal niet gebruikelijk om een vernislaag aan te brengen”, weet Hendriks. “Op dit schilderij is de vernislaag een halve eeuw later aangebracht. Door de vernis te verwijderen worden niet alleen de kleuren helderder, ook de penseelstreken worden beter zichtbaar.”
Verborgen kleuren achter de lijst
“Het gebruik van tubeverf is in de tweede helft van de negentiende eeuw algemeen en komt ook voor bij zijn tijdgenoot en vriend Paul Gauguin, met wie hij in laat 1888 letterlijk zijn tubes deelde. Ook bij de schilderijen van, bijvoorbeeld, Auguste Renoir en Paul Signac zien we dat de kleuren in de loop van de tijd zijn veranderd. Soms zijn de oorspronkelijke kleuren nog te zien aan de rand van het schilderij of pentekening, waar het doek achter de lijst of passe-partout verborgen is geweest.”
Er zijn meerdere rode en gele lakpigmenten die gevoelig zijn voor verbleking door oxidatie maar Hendriks noemt met name de Geraniumlak, een populaire knalrode kleurstof die vanaf 1873 op de markt kwam. “Deze kleurstof was heel vergankelijk, wat Van Gogh toen zelf ook al wist. Hij dacht het te kunnen compenseren door de verf dik op te brengen, maar dat hielp maar ten dele.”
Behalve een slechte kwaliteit pigment is de achteruitgang te wijten aan de toevoeging van allerlei vul- en bindmiddelen, die de verf goedkoper moest maken. Hendriks: “De schilders waren er destijds wel van op de hoogte. In Van Gogh’s brieven lezen we dat hij niet tevreden is met de verf die hij koopt. Soms kwamen de kleuren niet overeen met de kleuren die hij had besteld”.
Licht en zuurstof
De combinatie van de inwerking van licht en zuurstof zijn de voornaamste oorzaken van de verkleuring. “Gelukkig kunnen we dankzij moderne technieken de oorspronkelijke kleuren van zowel schilderijen als pentekeningen met vrij grote nauwkeurigheid reconstrueren.” Hendriks doelt op technieken zoals high-performance liquid chromatography (HPLC) om de verdwenen kleurstoffen te identificeren, en computertechnologie waarmee, door de achteruitgang in het verleden te kennen, ook de toekomstige verkleuring kan worden geëxtrapoleerd. Want verkleuring is een doorgaand proces dat ook nu aan de gang is.
Dateren met linnen
Voor de chemische analyse van de verflagen wordt ook gebruik gemaakt van diverse technieken met röntgenstraling. In onderzoek naar automatische doeksoortanalyse kan ook het linnen zelf belangrijke informatie opleveren over de totstandkoming van het werk. Kennis van de doekeigenschappen maken vooral zeer nauwkeurige dateringen mogelijk. Hendriks: “Bij het dateren van de schilderijen van Van Gogh kan het zelfs gaan om de nauwkeurigheid van één dag. De doeken zijn dankzij het fijne en regelmatige weefpatroon geschikt voor nauwkeurige dateringen met behulp van algoritmen”.
“Rembrandt gebruikte daarentegen vaak heel grof linnen met wisselende draaddiktes, wat dateren met algoritmen veel lastiger maakt. Met gebruik van röntgenafbeeldingen van schilderijen waarop het draadpatroon te zien is, kan de computer namelijk doeken herkennen die oorspronkelijk van eenzelfde rol zijn geknipt en dus hetzelfde weefselpatroon delen. Samen met andere informatie – zoals gegevens over zijn bestellingen van de doeken – geeft dit een kader voor de ordening en datering van zijn schilderijen.”
Interdisciplinair
“Het reconstrueren van de schilderijen van Van Gogh is bij uitstek een interdisciplinaire activiteit”, aldus Hendriks. “De inzet van bètawetenschappers – naast restauratoren en kunsthistorici – bij restauratiewerkzaamheden is een recente ontwikkeling. Het beroep van restaurator was vroeger een ambacht dat vooral door schilders zelf werd uitgevoerd.”
Het Van Gogh Museum werkt nu samen met de TU Delft, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de Universiteit Tilburg in het door NWO gefinancierde Science4arts-project. Volgens Hendriks is de academische bemoeienis met de kunsten in vergelijking met andere Europese landen in Nederland vrij laat op gang gekomen.
Verduisterde zalen
Inmiddels heeft het Van Gogh Museum maatregelen getroffen om het verkleuringsproces van de tentoongestelde werken te vertragen. De intensiteit van de halogeenverlichting in de zalen is teruggebracht van 150 naar 70 lux. Ook is dat deel van het lichtspectrum geselecteerd dat het minst schadelijk is voor de schilderijen. Blauw licht is door de hoge frequentie het meest schadelijk; ultraviolet licht is al jaren taboe in het museum. Hendriks sluit niet uit dat in de toekomst meer maatregelen genomen moeten worden.
Op 1 april moet Veld met irissen bij Arles klaar zijn om weer in de permanente expositie te worden opgenomen. Hendriks’ deadline nadert dus snel. Maar hoe zullen de museumbezoekers weten dat die irissen in het hoofd van Van Gogh niet blauw, maar paars geweest zijn? Het is immers niet de taak van de restaurator de oude kleuren te herstellen.
Virtuele restauratie
“Bezoekers kunnen in de zaal met een speciaal hiervoor ontwikkelde app de verschillende versies met elkaar vergelijken”, vertelt Hendriks. “Het is gebleken dat dit de kijktijd van de originele werken verlengt. We overwegen ook andere middelen.”
Je zou kunnen denken aan een virtuele restauratie door middel van lichtprojecties waarmee je op het oorspronkelijke schilderij de originele kleuren laat zien. Momenteel wordt hier in New York mee geëxperimenteerd met het werk Rothko Deze zogeheten murals waren in de jaren zestig al sterk verkleurd. De reconstructie is door middel van oude foto’s gedaan. Er zijn dus allerlei manieren om bezoekers van het Van Gogh Museum een kijkje terug in de tijd te bieden.