Van Vuurland tot het Peruaanse Amazonegebied: taalwetenschapper en promovendus Luis Miguel Berscia reist heel Zuid-Amerika door, op zoek naar inheemse culturen. Hij legt talen vast in schrift, maakt grammaticastructuren. Zijn werk voelt als een race tegen de klok: “Bijna alle inheemse talen worden met uitsterven bedreigd”.
De Peruaanse Luis Miguel Berscia is pas 23 en spreekt 17 talen – daar steekt Frans Timmermans bleek bij af. Van huis uit sprak hij al Spaans en Italiaans, als kind van een Peruaanse vader en een Italiaanse moeder. En Piëmontees, een regionale Italiaanse taal die zijn oma hem als kind heeft geleerd. Maar hij spreekt bijvoorbeeld ook vloeiend Mandarijn en Esperanto, en redt zich prima in het Nederlands en Quechua. Hiernaast kan hij nog tien andere talen aardig ontcijferen, zoals het Russisch en het Farsi. “Ik kan het niet helpen, ik wil altijd nieuwe talen ontdekken.” Hij besloot er zijn carrière aan te wijden: tijdens zijn studies taalwetenschappen in Lima en Nijmegen reisde hij de hele wereld over om grammaticastructuren van inheemse talen te bestuderen.
In maart zal Berscia afreizen naar het Peruaanse Amazonegebied, om de taal van een inheems volk genaamd de Shawi te onderzoeken. Hij heeft ze al drie keer eerder opgezocht. “Ik kan niet wachten om mijn vrienden weer te zien!” Dit zal hij doen voor zijn promotieonderzoek aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, waar ik hem in zijn kantoortje opzoek. Hij maakt deel uit van Language in Interaction, de interdisciplinaire groep wetenschappers die het menselijk taalvermogen onderzoekt.
“Als je de taalvaardigheid van ons brein wil begrijpen,” zegt Berscia, “dan moet je het product ervan – de talen – in de volle breedte onderzoeken. Taalonderzoekers richten zich vaak op Europese en Aziatische talen, maar juist in Zuid-Amerika is nog zo veel te ontdekken! Het is een heel spannend continent: hoewel het het kortst wordt bewoond, heeft het toch de grootste diversiteit aan taalstructuren ter wereld. Er zijn dus niet zo veel talen als in bijvoorbeeld Indonesië of Papoea Nieuw Guinea, maar de grammaticale verschillen tussen de talen zijn wel het grootst.”
Saai kan je zijn promotie niet noemen. Omdat al deze talen geen schrift hebben, moet hij diep de rimboe in om deze te onderzoeken. Maar zijn werk dient ook een ander, hoger doel. “Zonder schrift is een taal gedoemd om uit te sterven. Dat is al bij het grootste deel van de talen gebeurd, en bedreigt ook vrijwel alle nog bestaande inheemse talen”, zegt Berscia op droeve toon. “Ik probeer dit tegen te gaan door de grammaticastructuur vast te leggen en in het Spaans aan te bieden aan de mensen zelf.”
Berscia vertelt over zijn belevenissen in Zuid-Amerika. Over hoe hij de Shawi twee jaar geleden opzocht in de Amazone – hij wist niet eens zeker of ze echt bestonden – en waarom hij deze lente halsoverkop naar Vuurland vertrok – het allerzuidelijkste puntje van Argentinië en Chili.
Hoe kwam jij als Peruaanse taalonderzoeker in Nederland terecht?
Hij schiet in de lach bij de herinnering aan hoe dat ging. “Na mijn studie in Lima wilde ik verder studeren. Ik mailde een aantal professoren, onder wie Pieter Muysken.” Muysken is hoogleraar taalwetenschappen aan de Radboud Universiteit en hoofdonderzoeker bij Language in Interaction. “Ik had niet gedacht dat hij zou reageren: hij is een grote naam in de taalwetenschappen, ik heb als student al zijn boeken gelezen. Maar al na een paar minuten kreeg ik antwoord. ‘Kom meteen naar Nijmegen,’ schreef hij, ‘ik help je met het aanpassen aan de Nederlandse maatschappij!’”
Waarom koos je voor de Shawi?
“Toen ik twee jaar geleden nog in Lima studeerde, vertelde ik mijn begeleider dat ik inheemse talen in het Amazonegebied wilde bestuderen. ‘Waarom ga je niet naar dit en dit gebied in de Amazone?’, zei hij. ‘Daar leven de Shawi: hun taal met 21 duizend sprekers leeft nog volop en is al veertig jaar niet onderzocht.’”
Daar begon het avontuur, zegt Berscia. “Ik moest mijn onderzoek zelf financieren, maar had geen geld. Dus ik ging met de bus naar de dichtstbijzijnde stad, Yurimaguas, en vroeg aan de inwoners waar ik de Shawi kon vinden. Ze reageerden bijna allemaal verbaasd: ‘De Shawi, bestaan die nog steeds?!’ Tot ik een goede tip kreeg: ik moest naar de haven van Balsapuerto om een vertakking van de Amazone over te steken. Daar, aan de overkant, zou ik de Shawi vinden. Een vriend van me vond het een raar plan. ‘Jij? Naar Balsapuerto? De stadsjongen die de drukte van Lima is gewend? En een huis, familie en internet?’”
“Maar ik deed het! Het kostte me drie dagen om met een huurauto naar Balsapuerto te rijden. Eenmaal aangekomen bij de haven vroeg ik aan de kapitein van de boot hoe lang het zou duren om bij de Shawi te komen. Twee dagen, zei hij. Ik keek naar het motorbootje: twee dagen in dat kleine gammele ding? Maar goed, natuurlijk deed ik het. Ik zag dat er ook wat Shawi aan boord gingen, dus ik was dichtbij. Toen we na een heftige, misselijkmakende tocht aankwamen wist ik niet wat ik zag: het was een stad, helemaal vol Shawi.”
Hoe reageert een inheems volk als jij, een vreemdeling, onaangekondigd komt opdagen met het verzoek om bij hen te gaan wonen en hun taal te bestuderen?
“Dat ging gelukkig goed. In Balsapuerto kreeg ik de tip om een Spaanse dokter, Carlos Diez Andrés, op te zoeken die namens de Peruaanse gezondheidszorg bij de Shawi werkt. Diez Andrés stelde me voor aan de Apus – de leiders van de dorpen – die me vroegen om een presentatie in het Spaans én in het Shawi te houden, voor alle bewoners. Mijn Shawi was natuurlijk belabberd: ik was er nog maar twee dagen. Maar ik had geluk. De jonge generatie heeft contact met de Westerse wereld en schrijft Spaans, dus ze hadden zelf al een beknopt woordenboek Spaans-Shawi gemaakt. Ik zei gewoon waar het op stond: mijn Shawi is nog niet goed, maar ik vind jullie taal belangrijk. Zouden jullie mij kunnen helpen om deze te leren?”
“Toen werd ik deel van hun gemeenschap: ik mocht gesprekken opnemen, we aten en werkten samen. Ik leerde hoe ze hun gewassen verzorgen en hun dieren behandelen. Ook gingen we samen naar de rivier om te vissen, maar mee jagen mocht ik niet: dat vonden ze te gevaarlijk. Door deel te zijn van hun cultuur, leerde ik ook hun taal. Dat was twee jaar geleden, deze zomer ben ik er weer een maand geweest en in maart ga ik voor de vierde keer.”
Wat ga je precies onderzoeken?
“Veel taalonderzoek richt zich op verschillen tussen talen, maar niet op variaties binnen een taal. Dat laatste wil ik gaan doen. De meeste Shawi zijn tweetalig: ze spreken Spaans en Shawi. Hoe beïnvloedt het Spaans het Shawi? Praten mannen anders dan vrouwen? Gebruiken de Apus andere woorden dan gewone dorpelingen? Zijn er dialecten uit verschillende streken? En zien ze deze verschillen zelf? Want dat is de sleutel tot het begrijpen van deze variatie: welk nut heeft deze voor hen?”
Hij wil ook weten of en hoe het contact met andere, dichtbij gesproken talen het Shawi heeft beïnvloed. “Zoals de taal van de Jivaroans, de vijanden van de Shawi die ook in de Noord-Peruaanse jungle leven. Dit volk stond bekend om het krimpen van hoofden. Als ze iemand vermoordden hakten ze het hoofd eraf, lieten ze de schedel krimpen en zetten ze deze in hun woning.”
Hoeveel talen zijn er eigenlijk in Zuid-Amerika? En hoeveel worden er met uitsterven bedreigd?
“Poe, dat is moeilijk te zeggen. Er zijn 108 taalfamilies en drie- tot vierhonderd talen. Alleen al in Peru zijn het er ongeveer 46: je weet het nooit precies.” En ze staan bijna allemaal op uitsterven, zegt Berscia aangedaan. Maar hoe komt dat, zijn er steeds minder sprekers?
Niet per se, zegt Berscia. “Het belangrijkste is dat de sprekers loyaal zijn aan hun taal. Zijn de sprekers geïnteresseerd in het blijven spreken van de taal, en onderwijzen ze deze aan de nieuwe generatie? Als dit niet zo is, en ze hun kinderen enkel Spaans gaan doceren, dan worden de sprekers steeds ouder en kan de taal verdwijnen. Dat is heel droevig. Gelukkig zijn de Shawi heel loyaal: er is geen enkel kind dat geen Shawi spreekt.”
Als een taal sterft, sterft een cultuur, hoor je wel eens. Wat wordt daar mee bedoeld?
“Een taal zegt veel over een cultuur, omdat deze is gericht op wat de sprekers in hun omgeving tegenkomen. De elementen waaruit een taal bestaat, moeten dus wel nuttig zijn voor een taal, anders zou deze niet op die manier bestaan. Het vocabulaire van de Shawi voor landbouw, planten en natuurlijke medicijnen is veel uitgebreider dan het onze. Als wij in het bos lopen, zien we bomen, struiken, bloemen en mossen, maar zij hebben hier veel specifiekere woorden voor. Taal gaat dus hand in hand met de leefcultuur: als de taal uitsterft, sterft een manier van leven, een cultuur. Soms vraagt iemand me: leent Shawi zich om te filosoferen? Een grappige vraag. Misschien niet, want ze zijn erg gericht op arbeid.”
Is er ook wel eens goed nieuws, dat een dood gewaande taal toch nog blijkt te bestaan?
Ja, zegt Berscia, hij heeft zelf een taal uit de dood doen herrijzen. “Sinds de jaren ’80 zou een indianentaal genaamd Selk’nam, gesproken op Vuurland, zijn uitgestorven. Maar opeens hoorde ik via via van Keyuk Yanten, een 23-jarige man die deze taal nog scheen te spreken. Klopt dat, denk je dan, of kletst hij maar wat? We spraken af op Skype en ik onderwierp hem aan een paar taaltestjes. Hij bleek de taal echt te spreken! Zijn oma had hem deze geleerd, vanaf zijn achtste. Zij is inmiddels overleden, maar de taal overleefde in hem! Ik ging meteen naar Vuurland – daar was ik deze lente – om samen met hem een grammaticastructuur te maken.”
Los van Keyuk vond hij nóg een spreker: Herminia Vera, een 81-jarige vrouw. “Het maakte me zo gelukkig dat ik hen aan elkaar kon voorstellen.” Maar hun samenwerking mocht niet lang duren. “Toen ik met Herminia werkte was ze nog gezond, maar één maand na mijn vertrek overleed ze. Dat was zo droevig. Het grammaticaboekje dat ik haar had beloofd, heb ik haar nooit kunnen geven.” Er valt een stilte. “Het voelt alsof ik er net op tijd was. Maar het is ook zo frustrerend: ik had maar twee sprekers, en opeens overleed er één.” Toch is er nog hoop voor het Selk’nam, zegt Berscia. “Keyuk wil de taal aan zijn kinderen leren. En misschien ook aan de Selk’namgemeenschap: deze bestaat namelijk nog steeds, maar de mensen spreken de taal niet meer.”
Zo te horen leer je elk jaar wel een paar talen. Is je hoofd nooit te vol door al die talen?
“Nee, eigenlijk niet! Ze bemoeien zich niet met elkaar. Alhoewel… soms haal ik mijn Duits en Nederlands door elkaar.”
Kom je wel eens ergens waar je de taal niet spreekt?
“Ja, dat overkomt mij ook nog hoor. Laatst was ik in Boedapest en ik begreep geen woord van het Hongaars! Het klonk echt gek. Maar ik wilde het leren: ik stapte gewoon op mensen af en vroeg wat ze zeiden. Het was een fantastische ervaring!”