Mensenbaby’s leren taal door klanken te imiteren van volwassenen. Er zijn meer diersoorten die hun geluiden leren van soortgenoten, zoals zangvogels en vleermuizen. Gaan zij, net als baby’s, allemaal door een brabbelfase om hun taal te leren?
Dadadadada! Jonge kinderen brabbelen erop los. Soms tegen hun ouders, maar net zo vaak tegen niemand in het bijzonder. Baby’s worden niet geboren met spraak, ze moeten oefenen om de klanken van de menselijke taal te leren uitspreken. Dat doen ze in de zogenaamde ‘brabbelfase’.
Het feit dat mensen leren praten door klanken te imiteren maakt ons vocale leerders. Dat is bijzonder, de meeste zoogdieren zijn dat niet. Honden en katten bijvoorbeeld, kunnen spontaan blaffen of miauwen zonder die geluiden ooit eerder gehoord te hebben.
Mensen zijn echter niet de enige diersoort die hun taal onder de knie moeten krijgen. Sommige vogels, vleermuizen, dolfijn- en walvisachtigen en, iets twijfelachtiger, zeeleeuwen en olifanten moeten de geluiden van hun volwassen soortgenoten ook eerst leren.
Van zangvogels wisten we dat ze eerst brabbelen om te leren zingen. Maar tot nu toe was er weinig bewijs dat vocaal lerende zoogdieren dat ook doen. Tot een paar maanden terug. Onderzoekers van het Museum für Naturkunde in Berlijn ontdekten in het regenwoud van Centraal-Amerika brabbelende pups van tweestrepige zakvleermuizen. De structuur van hun gebrabbel lijkt sterk op die van mensenbaby’s. Een unieke bevinding. Deze vleermuis is het eerste niet-menselijke zoogdier waarbij een brabbelfase nu goed is vastgelegd. Het zou goed kunnen dat brabbelen bij dieren altijd vooraf gaat aan het leren van hun ‘taal’.
Lettergrepen herhalen
Eerst even naar hoe de brabbelfase eruit ziet bij mensen. Pasgeboren baby’s maken nog weinig geluid. Ze huilen en smakken wat. Vanaf vier maanden maken ze gilletjes en grommetjes, en pruttelende geluiden door met hun mond en een hoop spuug bellen te blazen. “De geluiden die ze maken zijn dan nog ongestructureerd”, vertelt Claartje Levelt, hoogleraar eerste taalverwerving aan de Universiteit Leiden, die onderzoek doet naar kindertaal.
Rond de zeven maanden begint de echte brabbelfase, waarin de geluiden structuur beginnen te krijgen. Baby’s babbelen door lettergrepen uit te spreken, bestaande uit een medeklinker en een klinker. Mamamama, bababababa. Of je nou Japans, Frans of Nederlands spreekt, iedere taal kent lettergrepen die zijn opgebouwd uit een medeklinker gevolgd door een klinker. “Baby’s blijven die lettergreep herhalen in een ritmisch patroon en met herkenbare intonatie, zoals in een vraagzin.” Dededede?
Eerst oefenen jonge kinderen door één nieuwe lettergreep te herhalen. Wat verder in de ontwikkeling beginnen ze lettergrepen te combineren met andere geoefende lettergrepen. Ze oefenen overigens niet met alle zevenduizend Nederlandse lettergrepen. Een stuk of twintig, schat Levelt. De rest komt later.
Nieuwsgierigheid
Die herhaling is een belangrijke eigenschap van brabbelen. Door een bepaalde klank steeds opnieuw uit te spreken voelen kinderen goed welke delen van hun spraakkanaal ze nodig hebben om die klank te laten klinken zoals ze bedoelen. Voor elke lettergreep moet je je lippen, tong en huig op een andere manier in beweging brengen. Om een a uit te spreken moet je bijvoorbeeld andere spieren rond je mond aanspannen dan voor een o. Door geluid te maken terwijl je je kaken ritmisch opent en sluit, krijg je mamamama, enzovoorts.
Brabbelende baby’s zijn niet per se bezig een boodschap, zoals ‘ik heb honger’ over te brengen. Ze doen het ook als ze alleen zijn, uit pure nieuwsgierigheid, of gewoon voor de lol. “Mensen om het kind heen herkennen het gebabbel als taal en praten terug, alsof het om een echt gesprek gaat”, legt Levelt uit. “Voor de baby werkt dat stimulerend. Als ouders veel terugpraten in de brabbelfase heeft dat een positieve invloed op de taalontwikkeling en woordenschat van het kind.”
Leren van een tutor
Bij jonge zebravinken zie je iets soortgelijks, weten biologen die het geluid van zangvogels op verschillende leeftijden opnemen en analyseren. “De meeste zangvogels brabbelen als ze jong zijn”, zegt gedragsbioloog Carel ten Cate van de Universiteit Leiden, die onder andere onderzoek deed naar de zang van zebravinken. Overigens communiceren alleen de mannelijke vinken via zang, de vrouwtjes zingen geen lied. Andere zangvogels kennen wel zingende vrouwtjes.
Jonge vogels leren hun lied van een volwassene in de buurt, een tutor. Het volwassen lied is opgebouwd uit een reeks van trillingen en fluittonen, die biologen lettergrepen noemen. Een combinatie van die elementen achter elkaar vormt een lied. Ten Cate: “Als ze tussen de dertig en zestig dagen oud zijn, slaan jonge zebravinken de liedjes die ze voorgeschoteld krijgen op in hun geheugen. Na die fase gaat het jong zelf aan de slag om het liedje dat hij eerder hoorde te produceren. Zijn eigen geluid vergelijkt hij met wat is opgeslagen.”
Net als baby’s beginnen de vinkjes met het produceren van geluiden die ongestructureerd zijn. Vaste fluittonen of trillingen herken je er niet in. Van daaruit ontstaan er gaandeweg ‘lettergrepen’ die ook voorkomen in het tutorlied, die het vinkje met veel herhaling ten gehore brengt. En net als baby’s babbelt de jonge vink soms ook in zijn eentje, zonder iets te willen communiceren. Alsof ze er voldoening uit halen.
Een andere overeenkomst met mensen is het ‘terugpraat’-gedrag van de tutor. Experimenteel onderzoek van de Amerikaanse psycholoog Michael Goldstein laat zien dat feedback van de tutor – via gebaren en geluiden – de ontwikkeling van een goed lied stimuleert.
Babbelende babyvleermuis
Tot zover de overeenkomsten tussen vogel- en mensengebrabbel. En nu is er dus ook die tweestrepige zakvleermuis, die nou niet bepaald nauw verwant is aan de mens. Dit zoogdier toont, net als zangvogels, opvallend veel gelijkenis met mensen als het op gebrabbel aankomt. De onderzoekers van het Museum für Naturkunde maakten wekenlang opnames van twintig vleermuizenpups in de regenwouden van Panama en Costa Rica, die ze visueel weergaven op een laptop (sommige frequenties van het geluid van vleermuizen zijn voor mensen niet te horen).
Dat volwassen vleermuizen complexe liedjes produceren, bestaande uit vijfentwintig ‘lettergrepen’ was al bekend. Pups herhalen die lettergrepen steeds opnieuw, zagen de onderzoekers aan het ritmische geluidspatroon. Zowel de mannetjes als vrouwtjes doen het. Net als zangvogels en mensen babbelen de pups ook als ze op zichzelf zijn. Het lijkt er zelfs op dat de moeder haar pups aanmoedigt om te brabbelen via een zwaai met haar vleugel. Of de jongen zich daardoor ook vocaal beter ontwikkelen? Zoveel is nog niet duidelijk.
De brabbelfase van de vleermuis wijkt op in ieder geval één punt af: in tegenstelling tot bij mensenbaby’s kent het brabbelen een abrupt start- en eindpunt. Maar toch, de parallellen tussen de twee soorten zijn opvallend.
Afwijkende taal
Is brabbelen voor jonkies noodzakelijk om als volwassenen uit hun woorden, of lied, te komen? Wat gebeurt er als ze het niet doen? Jonge zebravinken doen het eigenlijk altijd. Ook als ze in isolatie opgroeien zonder ouders en nog nooit een lied hebben gehoord. Er zitten wel consequenties aan. In isolatie opgegroeide vinkjes produceren als ze volwassen zijn afwijkende geluiden. Voor een goed volwassen lied moet een vinkje zichzelf ook kunnen horen als hij gaat experimenteren met zingen. Zo geeft hij zichzelf terugkoppeling: klinkt het zoals het hoort? Vogels die het lied van hun tutor wel hebben opgeslagen, maar daarna doof worden, gaan ook rare liedjes zingen.
Bij mensen is het net zo: elke baby begint te brabbelen. Al is dat niet in gelijke mate, volgens van Levelt. “We zien dat baby’s later beginnen met brabbelen als ze in een lawaaierige omgeving opgroeien of met ouders die minder tegen hen spreken.” Zelfs dove baby’s beginnen te babbelen, maar hun taalontwikkeling hapert. Ze krijgen weinig input en horen niet goed wat ze zelf doen. Met een vlotte brabbel schoppen zowel zangvogels als mensen het taalgewijs dus verder in het leven.
Waarom sommige diersoorten überhaupt vocaal zijn gaan leren is evolutionair gezien nog enigszins een mysterie. Bij de mens weten we de functie ervan ook niet echt. Wel lijkt het erop dat de ontwikkeling van brabbelen tot volledige spraak, onlosmakelijk samengaat met vocaal leren. Ten Cate: “Alle vocaal lerende soorten lijken door een soort brabbelfase heen te moeten gaan, ongeacht hoe hun brein in elkaar zit en hoe het leerproces verloopt. Kennelijk is er een noodzaak voor.”