Het voortschrijden van de biologie ging eeuwenlang hand in hand met de uitbuiting van de natuur. Talloze dieren en planten betaalden de prijs. Deze nieuwe tentoonstelling bevraagt het geweten van de westerse natuurwetenschap, en confronteert de bezoeker met de gevolgen.
Achter rond glas ligt een zwart vogeltje zo groot als een spreeuw. Het is de Kauai O’o, een vogel die alleen op het Hawaïaanse eiland Kauai voorkwam. In 1987 zong het laatste mannetje zijn allerlaatste liedje. Normaliter zong de vogel een duet met het vrouwtje, maar die was vier jaar eerder al verdwenen in een orkaan. De pauzes in zijn zang die zij zou opvullen, bleven stil. Die zang zonder antwoord vormt de kern van de tentoonstelling ‘De roep van de O’o. Natuur onder druk’ in het Allard Pierson Museum.
Oude boeken in nieuw licht
De ondertitel ‘Natuur onder druk’ slaat niet alleen op de bedreigde dieren en planten maar ook op het historische drukwerk waarin ze staan afgebeeld. Samen vertellen deze boeken en prenten een nieuw verhaal. Ze laten zien hoe de West-Europese mens naar de natuur keek en hoe nieuwe ontdekkingen en inzichten zoals de evolutieleer die blik veranderden. Als bezoeker wandel je zo door vier eeuwen natuurhistorie heen, je onderweg vergapend aan de indrukwekkende vogelillustraties van John Gould of de rupsen van Maria Sybilla Merian.
Lange tijd plaatste de Europeaan zich boven de natuur, en boven inheemse volkeren in de landen die zij ‘ontdekten’. Het gevolg: uitbuiting van natuur en mens. Deze zwarte bladzijden uit de geschiedenis spreken niet uit de oude boeken zelf, maar uit de begeleidende teksten bij de expositie. Zo wijst de tentoonstelling op een plaat van de reuzentoerako waar op de achtergrond fort Elmina is te zien – hiervandaan verhandelde de West-Indische Compagnie tienduizenden Afrikanen als tot slaaf gemaakten naar Amerika. Zo plaatsen de tentoonstellingmakers de natuurhistorie in een actuele context en belichten ze het geweten van wetenschap.
Verfrissend is dat de boeken afgewisseld worden met moderne kunst, vooral in de tweede helft van de tentoonstelling. Zo staat tegenover Linnaeus’ indeling van de natuur een kunstwerk van Milah van Zuilen dat vraagtekens zet bij dat hokjesdenken. En het toekankabinet van kunstenaarsduo Darwin, Sinke & van Tongeren wakkert de verwondering aan voor de diversiteit van leven op aarde. De zestien soorten toekans zijn prachtig opgezet, alsof ze zo kunnen opvliegen.
De pijn van uitsterven
De tentoonstelling bouwt op naar de een-na-laatste zaal met de veelzeggende naam ‘Verdwenen’. Met het besef dat soorten veranderen, van elkaar afhankelijk zijn (inclusief de mens) en kunnen uitsterven, klinkt de roep van de O’o en de roep om natuurbescherming hier luid en duidelijk. Wetenschappelijke inzichten krijgen een emotionele lading. Je staat oog in oog met de laatste quagga, een zebra die slechts half gestreept is en in 1883 stierf in Artis. Een reisdagboek van Joris Joostensz Laerle uit begin 1600 toont wat losse schetsen van een loopvogel: dodo’s in levenden lijve, door de tekenaar op Mauritius nagetekend. Het is bizar om te bedenken dat de tekeningen een ooggetuigenverslag zijn van ruim vierhonderd jaar geleden, en je in feite één paar ogen verwijderd bent van een levende dodo.
Als hoogtepunt had de Verdwenen-zaal wel iets meer ruimte mogen krijgen in de tentoonstelling. De zaal over hoop komt daarna gevoelsmatig te vroeg. Alsof de makers ons alleen een tipje van de sluier durven geven over de volle omvang van de biodiversiteitscrisis, en daarna toch maar snel doorgaan naar de oplossingsstand (zie ook dit artikel over ecologische rouw).
De verdwenen dieren hadden van mij best twee zalen mogen vullen. We zitten tenslotte midden in een massa-uitsterving. De omvang van dat probleem is moeilijk te onderschatten. Sommige soorten zijn al weg, voorgoed. Dat verlies is onomkeerbaar en die pijn hebben we te verwerken. Ook over de gevolgen van die verdwenen soorten had ik meer willen weten: wat betekent het voor het ecosysteem en voor ons dat de Kauai O’o er niet meer is, of de Tasmaanse buidelwolf?
Toch is De Roep van de O’o vooral een aanrader. Het laat je met een nieuwe bril kijken naar de geschiedenis van westerse natuurwetenschap en nodigt uit tot reflectie op onze eigen band met natuur, in een tijd van uitsterven. Met de afwisseling van boeken, moderne kunst en taxidermie kiest het Allard Pierson voor een originele expositie over een actueel thema. Laat die roep van de O’o nog maar wat harder klinken.