In de wetenschap is niet zozeer de methode cruciaal, als wel je houding, stelt wetenschapsfilosoof Lee McIntyre. “Ben je bereid om op basis van nieuw bewijs van gedachten te veranderen?”
Wetenschap heeft in onze maatschappij een hoge status. Zelfs wetenschapsontkenners en pseudowetenschappers hechten waarde aan wetenschap. Maar wat is echte wetenschap dan, en wat maakt het zo bijzonder? Zulke vragen worden alleen maar belangrijker in deze tijd van desinformatie.
De Amerikaanse filosoof Lee McIntyre heeft zijn loopbaan gewijd aan de vraag wat wetenschap zo uniek maakt. Hoe kijkt hij naar zijn antwoorden, ook nu persoonlijke omstandigheden prangende vragen oproepen over zekerheid en kennis?
Actieve ondermijning
Ik leerde op school dat wetenschap bijzonder is vanwege de methode: je begint met een observatie, dan stel je een hypothese op, die test je, je herziet je hypothese, enzovoort. U stelt dat het niet die methode is die wetenschap uniek maakt. Hoe zit dat?
“Het idee van de wetenschappelijk methode is dat het een formule is; als je hem rigoureus volgt, dan krijg je waarheid en kennis. Maar iedereen die weleens wetenschappelijk onderzoek heeft gedaan, begrijpt dat je nooit zomaar met een observatie begint. Er is altijd al een stukje hypothese voordat je begint met feiten verzamelen. De eigenlijke vraag is: hoe verschilt wetenschap van andere manieren van weten? Volgens mij zit het in wat ik ‘de wetenschappelijke houding’ noem. Wetenschappers nemen bewijs serieus. Zó serieus dat ze bereid zijn om van gedachten te veranderen op basis van nieuw bewijs. Dat is iets heel opmerkelijks in de menselijke geschiedenis en in onze hersenen.”
In uw boek over de wetenschappelijke houding schrijft u over iemand die zijn sleutels zoekt, en systematisch langs alle plekken gaat waar ze zouden kunnen liggen. Deze persoon geeft blijk van de wetenschappelijke houding, omdat hij zoekt naar bewijs en steeds van gedachten verandert op basis van nieuw bewijs. Kunnen we die wetenschappelijke houding dus ook buiten de wetenschap inzetten?
“Absoluut. Je kunt hem ook gebruiken als je wc repareert. Dat betekent nog niet dat dat ook wetenschappen zijn. In mijn boek stel ik dat je daar meer voor nodig hebt, bijvoorbeeld een testbare theorie.”
Betekent dat dat iedereen een wetenschappelijke houding kan aannemen?
“Zeker! Kinderen gebruiken hem elke dag. Ik denk dat iedereen die houding in zich heeft. Het enige wat ons weerhoudt hem toe te passen, is dat hij soms botst met overtuigingen die ons zo dierbaar zijn dat we ze niet willen opgeven. Ons brein denkt dan: wacht even, als ik er goed over nadenk, ontdek ik misschien wel dat ik niet van rechten hou, terwijl ik dat altijd dacht en jarenlang in die studie heb geïnvesteerd.”
“Er bestaat een verschil tussen de waarheid kennen en hem accepteren. Ik ben bijvoorbeeld bang voor bruggen. Waar ik vroeger woonde, is een bruggetje, zo gebouwd dat regenwater er aan beide kanten afstroomt. Als je erop liep, de linkervoet aan de ene en de rechter aan de andere kant van de piek, dan voelde het altijd alsof je eraf ging vallen. Ik ben laatst teruggegaan. Ik wist dat ik niet van die brug zou vallen, maar mijn lichaam dacht er anders over. Ik zette tien stappen en mijn knieën gingen trillen. Ik wist dat ik niet zou vallen, maar ik kon het niet accepteren.”
“Ware overtuigingen vormen op basis van bewijs, is veel moeilijker dan mensen denken. Er zit van alles in onze hersenen dat zich verzet tegen werkelijkheid, waarheid en de acceptatie daarvan.”
Is dat de grootste bedreiging voor een wetenschappelijke houding?
“Ik denk dat tegenwoordig het grootste gevaar ligt in actieve ondermijning door belanghebbenden. Waarom gaan mensen in complottheorieën geloven? Dat gebeurt niet zomaar, je wordt niet op een dag wakker denkend dat er microchips in vaccins zitten. Mensen geloven zoiets omdat iemand, die weet dat het onwaar is, ze dat heeft verteld, omdat het diens belang dient. Dat ondermijnt niet alleen het vertrouwen in vaccins, maar de hele vorming van ware overtuigingen. Het zorgt er niet alleen voor dat je een onwaarheid gaat geloven. Het laat je ook mensen wantrouwen die niet in diezelfde onwaarheid geloven. Dat is een grote bedreiging voor wetenschap.”
Telescoop omdraaien
Wat kunnen we hiertegen doen?
“We moeten het onderwijzen op de basisschool. Niet zoals ik les kreeg in de jaren 60. Ons wetenschappelijk onderwijs was: ‘Kijk, al die genieën met hun ontdekkingen! Ze maakten nooit fouten. Wij hebben het geluk om de resultaten te kennen van wat briljante mensen hebben ontdekt.’ Maar dat is niet waar wetenschap om draait. Wetenschap gaat om het onderbouwen van je hypothese, wat nooit neerkomt op bewijs en zekerheid. Je leert juist van mislukkingen, onzekerheid en onwetendheid. Het briljante van wetenschappers is dat ze begrijpen dat toekomstig bewijs hun mening kan veranderen. Ik wou dat wetenschap op die manier werd onderwezen. Dan had ik als klein jongetje al kunnen zien: ik kan ook wetenschapper worden, ik maak voortdurend fouten!”
En volwassenen? Ik heb weleens een wetenschapper ontmoet die heel succesvol was in zijn vakgebied, maar tegelijk klimaatontkenner was. Hoe kan iemand de wetenschappelijke houding aannemen in het ene domein, maar niet in het andere?
“Ik noem wetenschapsontkenners café-skeptici. Ze bekijken het menu en zeggen: dit neem ik, dat vind ik niks, maar dit weer wel. Klimaatontkenning is een van die onderwerpen waarbij mensen geradicaliseerd zijn. Door iemand, misschien de fossiele industrie, die twijfels wil oproepen. Het probleem is dat desinformatie vertrouwen ondermijnt. Als je wetenschappers eenmaal op één onderwerp wantrouwt, kan dat zich verspreiden naar andere onderwerpen. Zo kan een slim persoon, een goede wetenschapper op zijn gebied, zichzelf een expert gaan vinden op een gebied waar hij niks van weet. Hij meet met twee maten.”
Hoe kunnen we dat bestrijden?
“Ik heb bestudeerd hoe wetenschapsontkenners redeneren. Niet wát ze geloven, maar waaróm ze het geloven. Ze doen aan cherrypicking, geloven in complottheorieën, redeneren onlogisch, ze geloven nep-deskundigen en ze denken dat wetenschap perfect moet zijn om geloofwaardig te zijn. Als je dit eenmaal ziet, kun je met een klimaatontkenner praten en zogenaamde Technische Weerlegging toepassen.”
“Dan zeg je: je redeneert als iemand die gelooft dat de aarde plat is. ‘Echt niet! Die mensen zijn gek!’ Nou, je doet aan cherrypicking, en je gelooft in een alternatieve theorie waar geen bewijs voor is, dat is onlogisch. Je haalt ondersteuning bij een nep-deskundige op internet. Je doet alsof wetenschap draait om zekerheid en niet om onderbouwing. – Zo gebruik je het stappenplan van wetenschapsontkenners om je tegen hen te verzetten. Die strategie is heel krachtig en kunnen we allemaal gebruiken.”
Niemand is immuun voor onwetenschappelijk redeneren. Wat doet u zelf om uw wetenschappelijke houding scherp te houden?
“De Franse filosoof Montaigne had in de balk boven zijn bureau gekerfd: Que sais-je? ‘Wat weet ik?’ Zo werd hij er elke dag aan herinnerd. De afgelopen jaren heb ik wetenschap verdedigd tegen barbaren die het fort van buiten aanvallen. Ik ben nu op een punt in mijn leven waar ik dezelfde maatstaf probeer toe te passen binnen het fort.”
“Ik heb pas een artikel geschreven over een waarzegger in Rome, die zijn eigen dood had voorspeld met tarotkaarten. Het verhaal is dat hij vijf keer achter elkaar de ‘Dood’-kaart had getrokken. De kans daarop is gelijk aan dat je met een eerlijk muntje 31 keer achter elkaar kop gooit. Als dat verhaal klopt, is het dan voldoende bewijs om van gedachten te veranderen over tarotkaarten? Een basaal kenmerk van de wetenschappelijke houding is dat je altijd precies moet kunnen zeggen op basis waarvan je van gedachten zou veranderen. Dat is de voortdurende uitdaging, ook aan mijn collega’s en mezelf.”
“Ik draai die telescoop om. Heb ik overtuigingen die zo heilig voor me zijn dat ik ze gewoon wil geloven? Omdat ik een reputatie heb gebouwd op hun waarheid? Op welke basis zou ik zelf van gedachten veranderen?”
“Recent is bij mij opnieuw kanker geconstateerd. Ik weet niet hoeveel tijd ik nog heb. Ik denk nu persoonlijk over deze dingen na. Het is geen filosofische vraag meer, het is een echte vraag, omdat ik daar op dat bruggetje sta. Ik ga vallen en niemand kan me vertellen dat dat niet zo is, want ik voel het. Onzekerheid, onwetendheid, nederigheid – die dingen betekenen nu iets anders voor me dan toen het nog abstract was. Omdat ze me nu overkomen. Wat weet ik?”