In een van mijn vorige blogs vertelde ik al over een dagje veldwerk in Indonesië. Maar in mijn voornaamste thuisbasis gaat een dagje veldwerk er weer heel anders aan toe! Want in Suriname, waar ik de vermenging van het Javaans met andere talen bestudeer, trek ik eropuit met mijn fietsje.
Bij het woord ‘veldwerk’ zie je misschien iemand voor je die zich in survivalkleding een weg door de jungle baant om op zoek te gaan naar een stam die een verloren gewaande taal spreekt. Helaas moet ik je dan teleurstellen, want zo spectaculair is het bij mij niet. Veldwerk doen binnen de taalwetenschap betekent eigenlijk vooral dat je de taal in zijn ‘natuurlijke omgeving’ bestudeert, dus zoveel mogelijk zoals hij in het dagelijks leven wordt gesproken. En dat is mijn geval dus geen onbereikbare jungle, maar gewoon het ‘platteland’ van Suriname.
Dit keer doe ik onderzoek in Lelydorp, een plaats op een half uur rijden van de hoofdstad Paramaribo. De Javanen zijn vanaf het einde van de 19e eeuw in Suriname terechtgekomen als contractarbeiders, om te werken op de plantages. Na het aflopen van hun vijfjarige contract kregen ze een klein stukje land aangeboden om zich te vestigen in Suriname, en een van de plekken waar toen veel Javaanse arbeiders terechtkwamen was Lelydorp.
Het Javaans wordt hier nog veel gesproken, vooral door de ouderen. Onder de jongeren zie je echter ook een verschuiving richting het Nederlands en Sranantongo (ook wel Surinaams genoemd). Dit maakt het tot de perfecte plek voor mijn onderzoek, want ik wil graag weten hoe deze andere talen het Javaans wat in Suriname gesproken wordt beïnvloeden. Zijn er verschillen te zien met het Javaans van Indonesië, bijvoorbeeld in klanken, woorden of zinsstructuren?
Op de fiets in Lelydorp
Gebroken Javaans
Om dat uit te vinden hoef ik dus zoals gezegd niet echt het oerwoud in (al is de omgeving hier wel vrij jungle-achtig, zie hierboven!), maar ga ik wel op zoek naar sprekers ‘in het wild’. Dat betekent in mijn geval dat ik er na het ontbijt op uit trek met mijn fietsje om mensen thuis te ondervragen en opnames te maken van hun spraak. Ondanks dat er hier veel mensen wonen die Javaans spreken, is het niet altijd makkelijk om deelnemers voor mijn onderzoek te vinden: veel mensen vinden zelf dat ze broko broko (‘gebroken’) Javaans spreken, omdat het vermengd is geraakt met het Sranantongo en Nederlands. Vaak verwijzen ze me dan door naar iemand die volgens hen wél goed Javaans spreekt, bijvoorbeeld iemand die lange tijd in Indonesië heeft gewoond.
Het is soms lastig ze ervan te overtuigen dat juist het Javaans dat zij zelf spreken interessant voor mij is, en dat het niet minder is dan dat van Indonesië, maar alleen ánders. Een heel verschil met sprekers in Indonesië, voor wie het goed of slecht spreken van het Javaans niet eens een vraag is. Gelukkig weten de meeste mensen nu ik meerdere malen in Lelydorp ben geweest inmiddels wie ik ben en wat mijn bedoeling is (al vinden ze dat nog steeds een beetje gek geloof ik).
Om de sprekers zoveel mogelijk op hun gemak te stellen, werk ik met plaatjes en filmpjes. Ik vraag ze die te vertellen in het Javaans, alsof er een kind of broertje of zusje voor ze zit. Dit gaat ze vaak gemakkelijk af en, niet onbelangrijk, de meesten vinden het ook leuk om te doen. Ik probeer hierbij te benadrukken dat het niet gaat om ‘goed of fout’ Javaans, maar dat ik geïnteresseerd ben in hoe zij de taal in het dagelijks leven gebruiken, en dat het dus ook niet erg is als er woorden uit het Sranantongo en Nederlands tussen zitten. Voor een zo goed mogelijk beeld van de natuurlijk gesproken taal neem ik het liefst ook nog wat gesprekjes op.
Na een dag vol met interviews fiets ik voldaan terug naar huis, waar meestal al gekookt is, door de familie waar ik bij inwoon. We gaan gezellig samen eten met het hele gezin, plus nog wat andere familieleden die even aangewaaid zijn, en ik vertel waar ik die dag allemaal geweest ben. Met een beetje geluk gaan we nog naar een Javaans feest, want die zijn er volop hier in de buurt. En ook dat is anders dan wat ik in Indonesië gewend ben: de korte rokjes, hoge hakken en soepele heupbewegingen op salsamuziek zijn dingen die je op Java niet zo snel ziet. Nog een mooi voorbeeld van de vermenging van de Javaanse met de Surinaamse cultuur. Ik geniet van het eten en de gezelligheid, en luister ondertussen nog met een half oor naar de gesprekjes die worden gevoerd in een mengeling van Javaans, Sranantongo en Nederlands. Helaas, mijn opname-apparaat heb ik vanavond thuisgelaten. Dan maar meedoen met dansen. Morgen weer een dag!