“We weten nog altijd meer van de maan dan van onze eigen oceanen”, zegt directeur Henk Brinkhuis van het NIOZ. Daarom start maandag 11 december een speciale expeditie met het schip Pelagia, waarbij biologen, geologen en andere wetenschappers onderzoek doen.
Charles Darwin deed het, net als onze eigen Abel Tasman (uit het Groningse Lutjegast) en Willem Barentsz (van Terschelling): aanmonsteren op een oceaanexpeditie. In de tijd dat je nog niet gemakkelijk de wereld rond kon vliegen, was een schip per slot van rekening de manier om nieuwe plekken te ontdekken. De oceanen vormden daarbij vooral een barrière die bedwongen moest worden: niet zozeer het water maar het land had de interesse van de ontdekkingsreizigers.
Inmiddels is de wereldkaart netjes ingetekend – er is geen terra incognita meer. Aqua incognita daarentegen hebben we nog volop. “We weten nog altijd meer van de maan dan van onze eigen oceanen”, aldus Henk Brinkhuis, directeur van het NIOZ – het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, een instituut van NWO, de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, en in samenwerking met de Universiteit Utrecht.
Van Texel naar Sint-Maarten
Reden te meer dus om te pleiten voor grootschalige oceaanexpedities, waarbij onderzoekers de handen ineen slaan om te achterhalen wat er onder de waterspiegel allemaal gaande is. Met dat idee hebben het NIOZ en onderzoeksfinancier NWO het initiatief genomen voor een multidisciplinaire wetenschappelijke vaartocht van ruim een half jaar: NICO, het Netherlands Initiative Changing Oceans.
Van half december 2017 tot en met half juli 2018 zullen tientallen Nederlandse wetenschappers vanuit de academische wereld en het bedrijfsleven meevaren op onderzoeksschip Pelagia. In totaal bestaat de expeditie uit twaalf etappes, variërend van enkele dagen tot meerdere weken. Vanuit thuishaven Texel – waar het NIOZ haar hoofdvestiging heeft – vaart het schip in zuidwaartse richting, naar Gran Canaria, en steekt van daaruit over naar Curacao en Sint-Maarten, Mississippi delta om vervolgens terug te varen via Ierland.
Zeeslakken
De onderzoeksonderwerpen zijn divers: van plastic tot scheepslawaai, van foraminiferen (microscopisch kleine zeedieren) tot zeeslakken, van virussen tot koraalriffen en van trekvogels tot bodemmonsters voor klimaatonderzoek. De opvarende biologen, geologen en overige wetenschappers zijn afkomstig van diverse universiteiten en onderzoeksinstituten. Daarnaast varen ook journalisten mee om verslag te doen van de reis.
Brinkhuis: “Met deze expeditie willen we Nederland wakker schudden: zeeonderzoek is divers en belangrijk. We doen nog altijd volop ontdekkingen onder water. Zo’n zeventig procent van het aardoppervlak bestaat uit oceanen – hoog tijd dus dat we de diepte induiken.”
Een van de directe aanleidingen is ook de zogeheten ‘Oceanennotitie’ die afgelopen voorjaar aan de Tweede Kamer werd aangeboden door het kabinet Rutte II. Daarin staan meer dan dertig beleidsambities met betrekking tot duurzaam gebruik en begrip van onze oceanen. “Normaal gesproken verdwijnen dat soort notities algauw de kliko in, dus met ons onderzoek willen we voorkomen dat de notite in de vergetelheid raakt”, aldus Brinkhuis. “We geven de beleidsambities een steuntje in de rug en willen laten zien dat het Nederlandse mariene onderzoek wel degelijk een verschil kan maken.”
Aan boord varen ook per etappe enkele masterstudenten mee, de zogeheten ‘Nico’s’. Brinkhuis: “Oceaanonderzoek is een langjarig en voortdurend proces. Je kunt niet zeggen: we gaan even zes maanden de zee op en dan weten we alles wat er te weten valt. Ons plan is dan ook om samen met NWO vanaf nu eens in de twee jaar met een nieuwe NICO-expeditie te komen en zo te zorgen voor langlopend onderzoek.”