Een mier loopt nietsvermoedend over de aarde, niet wetende dat daaronder zich het gangenstelsel van het huis van de mijnspin bevindt. Razendsnel rent de mijnspin naar boven, bijt de prooi met haar vlijmscherpe tanden en trekt hem haar huis in.
De gewone mijnspin is een van de twee soorten mijnspinnen die in Nederland voorkomt. Je kunt haar herkennen aan haar vooruitstekende zwarte kaken. Mijnspinnen zijn de enige vogelspinnen die in Nederland leven.
De mannetjesspinnen van de gewone mijnspin zijn zeven tot negen millimeter, de vrouwtjes zijn iets groter en meten tien tot vijftien millimeter. Het mannetje is donkerbruin tot zwart van kleur, het vrouwtje is lichter en bruiner van kleur. Gewone mijnspinnen leven in Europa, van het noorden van Denemarken tot Noord-Afrika. Ook in Zuid-Engeland komen ze veel voor.
In Nederland leeft ze op hoge zandgronden, zoals het Gooi, de Utrechtse heuvelrug, de Veluwe en Noord-Brabant. De spinnen verspreiden door zich op een gesponnen draad mee te laten voeren met de wind.
Bijzonder huis
Mijnspinnen graven voor zichzelf een koker in de grond op zonnige en warme open plekken, zoals heide, grasvelden en wegbermen. Die koker kan wel 50 centimeter diep zijn en dient als hoofdverblijf. De spinnen bekleden de koker aan de binnenzijde met spinsel. In het verlengde hiervan maakt de spin een buisvormig weefsel met een gesloten einde.
Dit weefsel loopt over de grond en is vijf tot twintig centimeter lang. Het is de ‘vangbuis’ waarin de spin haar prooien, zoals mieren kevers en zelfs duizend- en miljoenpoten, vangt. Om te voorkomen dat hij teveel opvalt camoufleert ze de buis met zand of dennennaalden en mos. Wanneer een prooi over de vangbuis loopt, rent de spin er razendsnel heen en doodt de prooi met haar kaken die ze door het web heen steekt. Daarna trekt ze de prooi naar binnen.
Later repareert ze haar web zodat deze klaar is voor de volgende prooi. De spin zelf wordt gegeten door bijvoorbeeld de groene specht, die de webben uit de grond trekt.
Ten prooi aan het vrouwtje
De spinnen doen er vier jaar over om volwassen te worden. Dan zijn ze klaar om te paren. Dat gebeurt in de late zomer en herfst en dat is ook de periode waarin je de grootste kans hebt om de spinnen tegen te komen.
De mannetjes gaan dan op zoek naar de huisjes van de vrouwtjes. De vrouwtjes komen zelden uit haar nest tevoorschijn, alleen bij het spinnen en repareren van haar web. Als het mannetje het vrouwtje gevonden heeft, vindt de paring plaats in haar woonbuis. Na de paring sterft het mannetje en wordt door het vrouwtje opgegeten. Hierdoor krijgt ze een mooie hoeveelheid eiwitten binnen die ze goed kan gebruiken bij het produceren van eitjes. Die eitjes legt ze in een grote cocon in de woonbuis.
Na het uitkomen van de eitjes blijven de jonge spinnetjes nog enige tijd in het nest van de moeder. Als ze het nest verlaten produceren ze een brede, lange spindraad die vaak over de planten in de buurt van het nest loopt. Doordat de jonge spinnetjes achter elkaar aan lopen zijn hun sporen vaak goed zichtbaar. Het vrouwtje kan na het vertrek van de jonge spinnen nog vele jaren leven en acht tot negen jaar oud worden.
Spin van het jaar
De gewone mijnspin is dit jaar uitgeroepen tot spin van het jaar. Ieder jaar kiest de European Society of Arachnology een spin die de titel mag dragen. Doel van het project is om het onderzoek naar die spinnensoort te stimuleren en in heel Europa nieuwe gegevens te verzamelen over onder andere de verspreiding.
Dit jaar is het de bedoeling dat de verspreiding van de gewone mijnspin nauwkeuriger in kaart wordt gebracht. Heb je de spin gezien en/of zijn je bijzondere dingen opgevallen? Geef dat dan door aan spinnendeskundige Peter van Helsdingen van Naturalis: Mail naar Peter.vanhelsdingen@naturalis.nl. Begin 2014 worden de resultaten gepubliceerd.
Lees ook:
- Aflevering 9: de slijmzwam
- Aflevering 8: de bodemmijt
- Aflevering 7: de loopkever
- Aflevering 6: de bodemschimmel
- Aflevering 5: de mier
- Aflevering 4: het beerdiertje
- Aflevering 3: de springstaart
- Aflevering 2: de pissebed
- Alevering 1: de regenworm