Verplegers, vakkenvullers en schoonmakers worden tijdens de coronacrisis toegejuicht als maatschappelijke helden. Maar hoe betaalt die waardering zich uit?
De overheid heeft een lijst van vitale of cruciale beroepen samengesteld die uitgevoerd moeten blijven worden in de huidige coronacrisis. In mijn PhD-onderzoek focus ik mij op laagbetaalde banen, en – niet geheel tot mijn verrassing – vallen veel van de cruciale beroepen hieronder. Dit is werk dat uitgevoerd wordt voor rond het minimumloon zoals het werk van vakkenvullers, schoonmakers, en magazijnmedewerkers. Waardering voor de mensen die deze zogenoemde vitale beroepen uitvoeren lijkt in de huidige coronacrisis erg te zijn toegenomen. Ze worden ‘maatschappelijke helden’ genoemd. Ze krijgen applaus en lovende woorden vanuit de koning, ministers, en natuurlijk vanuit de werkgever. Toch valt een aantal dingen op aan de waardering van vitale beroepen.
Ten eerste, ook al is er nu een verhoging in waardering in de zin van mentale support van mensen in vitale beroepen, de financiële waardering van veel vitale beroepen blijft nog steeds rond het minimumloon en wordt gedomineerd door onzekere, tijdelijke contracten. Daarnaast lopen deze mensen een grotere kans op een Covid-19 besmetting doordat zij werken onder risicovolle omstandigheden. Daarmee lijkt het werk zelf wel onmisbaar, maar de levens van de werknemers minder (zie: when your life is considered essential but your life is not).
Mijn vader appt dit, en zegt erbij: "klappen kost niks!" Wrange waarheid. #blijfthuis pic.twitter.com/FD9xvMcUsR— Merel -(@ZusterMerel) March 22, 2020
Het type werk van vitale beroepen wordt ook wel (betaalde) reproductieve arbeid genoemd. Marxistische feministen maken een onderscheid tussen arbeid die goederen produceert en arbeid die reproductief is, dat wil zeggen arbeid die ons onderhoudt en de productieve arbeid mogelijk maakt. Dit verschil werd gemaakt om het onzichtbare, onbetaalde werk dat vooral vrouwen uitvoeren in het huishouden zichtbaar te maken. Maar dit verschil kunnen we ook toepassen op betaald werk. Bijvoorbeeld binnen een organisatie als de universiteit, waar het werk van academici als productieve arbeid wordt gezien en het werk van ondersteunend en facilitair personeel als reproductieve arbeid.
Wat het onderscheid van productieve en reproductie arbeid goed laat zien is dat er een hiërarchie in (financiële) waardering is van werk. Dit komt omdat de waarde die het oplevert veel zichtbaarder is: er wordt iets nieuws geproduceerd dat direct bijdraagt aan het bruto nationaal product in plaats van het onderhouden van ons dagelijks leven en het ondersteunen van productieve arbeid. Dit drukt zich uit in (veel) hogere salarissen en meer aanzien.
Loonsverhoging
De huidige coronacrisis legt de zichtbaarheid, en daarmee ook de onmisbare waarde van reproductieve arbeid bloot ten opzichte van productieve arbeid die niet cruciaal blijkt te zijn om te kunnen overleven. Maar het blijft daarbij nog wel bij mentale waardering: een applaus en bemoedigende woorden. Zie bijvoorbeeld de foto van Albert Heijn die rondging op Facebook waarbij de winkel zegt trots te zijn op het personeel maar wel de stoepkrijttekst met loonsverhoging er uit heeft gefotoshopt. AH maakt goede sier met de medewerkers in vitale functies, maar is niet bereid om mee te gaan in een verhoging van de financiële waardering voor hun personeel.
Doe eens normaal @albertheijn Zogenaamd trots en dankbaar op je personeel, maar wel de tekst "minimumloon 14 euro" weg fotoshoppen? Zie foto. Gunnen jullie je personeel die in de frontlinie staan vd strijd tegen de coronacrisis niet eens n fatsoenlijk inkomen v 14 euro per uur? pic.twitter.com/wi7Y5dZ1RG— Cihan Ugural (@CihanUgural) April 2, 2020
Ten tweede, wat opvalt is dat de huidige toegenomen waardering voor cruciale beroepen ook zichtbaarder maakt wie dit werk veelal uitvoert. Zo liet een analyse van Consultancy.nl zien dat met name vrouwen werkzaam zijn in cruciale beroepen in Nederland. Dit betekent dat vrouwen vaker werk uitvoeren dat ondergeschikt wordt gezien aan productief werk. Dit komt overeen met internationaal onderzoek 1 naar zowel betaalde als onbetaalde reproductieve arbeid, die nog altijd ongelijk verdeeld blijkt te zijn over mannen en vrouwen. Zo werken vrouwen gemiddeld zeven uur meer per week werken in het huishouden dan mannen. Deze ongelijke verdeling lijkt in de huidige crisis ook nog eens versterkt te worden waarbij vrouwen en moeders bij heteroseksuele stellen nog eens extra werk op zich moeten nemen met betrekking tot het huishouden en de zorg voor hun kinderen.
De Amerikaanse sociologe Evelyn Nakano Glenn beargumenteert dat er niet alleen een gegenderde hiërarchie is, maar ook een raciale hiërarchie binnen betaalde reproductieve arbeid. Uit haar onderzoek blijkt dat witte vrouwen vaker publiek, service-georiënteerd werk verrichten, zoals in de verpleging, en bruine of zwarte vrouwen vaker ‘back-room’ werk verrichten, zoals in de schoonmaak. Het back-room werk van reproductieve arbeid heeft vaak een lagere status en wordt daarbij lager betaald dan het publieke reproductieve werk. Daarnaast kunnen de vaak witte vrouwen in hoge goedbetaalde posities de reproductietaken outsourcen naar vrouwen van kleur die daardoor vast blijven zitten in laagbetaalde en onzekere banen.
Lagere status
Een ander voorbeeld van onzichtbaar werk(ers) is het seizoenswerk in de agrarische sector dat veelal wordt uitgevoerd door arbeidsmigranten uit bijvoorbeeld Polen en Roemenië. Pas nu het werk van asperges steken en komkommers plukken overgenomen moet worden omdat arbeidsmigranten niet kunnen komen, worden de fysiek zware werkomstandigheden zichtbaar en openlijk geweigerd. Daarnaast wordt het voor de arbeidsmigranten die nog wel in Nederland zijn onmogelijk gemaakt om in hun woon- en werkomstandigheden afstand te houden van elkaar en dreigen ze zelfs hun werk en woning te verliezen.
De coronacrisis laat dus nog explicieter zien hoe ongelijkheid op gebied van gender, ras/etniciteit en klasse ingebakken zit in hoe werk wordt verdeeld en georganiseerd.
Op dit moment is het cruciale, reproductieve arbeid en de mensen die het uitvoeren heel zichtbaar (op bepaalde ‘back-room’ werk na) en wordt de roep om waardering steeds luider. De vraag is of dit alleen blijft bij woorden of dat het ook omgezet wordt in de verhoging van het minimumloon, verbetering van de werkomstandigheden en baanzekerheid. En de vraag is of deze waardering ook zo blijft nadat de crisis voorbij is, wanneer de rest van het werkleven weer wordt opgestart en reproductieve arbeid weer naar de achtergrond verdwijnt.
1 Duffy, M. (2007). Doing the dirty work: Gender, race, and reproductive labor in historical perspective. Gender & Society, 21(3), 313-336.