Is koffie nou goed voor je of juist slecht? In Koffiekunde schrijft Bertil Fredholm over de ontstaansgeschiedenis van het bakkie pleur, hardnekkige mythes en de gevolgen voor onze gezondheid.
Lang geleden, in de dertiende eeuw, werd de geestelijke en arts Omar vanwege een meningsverschil verbannen van het Arabisch schiereiland naar Afrika. Hij trok zich terug in een grot. Daar was weinig te eten, op één plantje na. Die plant gooiden hij en zijn volgelingen op het knisperende vuur. Een heerlijk aroma verspreidde zich. Het was de hemelse geur van koffie. Ze deden de bonen in een glas en dronken van een zalige, verkwikkende drank. Zoiets hadden ze nog nooit geproefd. Het begin van het bakkie pleur!
Of het echt zo is gegaan weten we niet, maar het is een van de ontstaansmythes van hoe mensen koffie leerden kennen en drinken. In de zestiende eeuw werd dit over het krachtige drankje verteld. Het past wel bij koffie, zo’n sterk verhaal. Inmiddels drinken we het massaal en vaak. Bij het ontbijt, met een stukje taart, na het diner, in cafés en restaurants of thuis om nog even langer wakker te blijven. Tegelijkertijd kleven er ook allerlei verhalen aan: dat het slecht zou zijn voor je gezondheid, dat je er korter door leeft of dat je er angstig van kan worden.
Gezondheidsrisico
Maar hoe zit het nou echt? Daarover gaat Koffiekunde van Bertil Fredholm. Hij is emeritus hoogleraar geneesmiddelenleer van het Zweedse Karolinska-instituut. Hij onderzocht tientallen jaren de biologische effecten van koffie. In Koffiekunde vertelt hij helder en zeer uitvoerig welke voor- en nadelen er aan het zwarte goud kleven.
Uit het boek wordt duidelijk dat koffie geen groot gezondheidsrisico met zich meebrengt voor de meeste mensen. Slechts zo’n drie procent van de bevolking is er overgevoelig voor en krijgt er slaapproblemen door of wordt er angstig van. Voor hen is het verstandig om er niet van te drinken. Maar voor de rest van de mensen geldt dit niet, stelt Fredholm na bestudering van vele wetenschappelijke studies. Voor hen zijn er zelfs aanwijzingen dat het goed voor je is, mits je het met mate drinkt. Er zijn aanwijzingen dat wie koffie drinkt een kleinere kans op Alzheimer heeft.
Het grootste deel van dit boek gaat over hoe je lichaam op koffie reageert. Zo beschrijft Fredholm nauwgezet welke reis cafeïne door jouw nieren maakt. Ook legt hij uit hoe koffie het zogeheten adenosine remt. Dat is een organisch molecuul dat deel uitmaakt van het energiepakket van de cel. Het speelt zeer waarschijnlijk een rol bij slapen en waken. Cafeïne remt adenosine af waardoor je minder slaperig wordt.
Vijftig koppen per dag
Het is allemaal interessante informatie, vooral voor wie echt wil weten hoe het zit, maar ook wel erg gedetailleerd. Fredholm vertelt over wat koffie doet met je hart, de bloeddruk, stofwisseling, lever en maag-darmstelsel, de longen en ga zo maar door. Het tweede deel van het boek is daarom wat opsommerig en alleen voor de echte liefhebber. Het is hoe dan ook handig als naslagwerk.
Het eerste deel is verreweg het beste. Daarin schrijft Fredholm bevlogen over de ontstaansmythes rondom koffie, de geschiedenis van het drankje in Europa en hoe het plantje ooit is ontstaan. Met mooie verwijzingen naar de Franse schrijver Honoré de Balzac (1799-1850) en filosoof Voltaire (1694-1778) die tot wel vijftig koppen (!) per dag dronken. Of neem dit citaat van Paus Clemens VIII (1536-1605) die koffie wel heel toepasselijk omschreef: “Deze duivelse drank is zo delicaat dat het een schande zou zijn alleen ongelovigen ervan te laten genieten!”